Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
KEOLIS NEDERLAND B.V.,
KEOLIS NEDERLAND B.V.,
1.De procedure
2.De overwegingen
Wat aan dit conflict vooraf ging.
5 mei 2019 is ingevoerd, nietig is. Dat komt omdat vaststaat dat het een besluit is waarvoor de wet aan de OR instemmingsrecht geeft (artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden), de OR niet heeft ingestemd en daarna op tijd de nietigheid heeft ingeroepen. Die status van nietigheid is niet zo definitief als het lijkt. De ondernemer mag aan de kantonrechter vervangende toestemming vragen. Een positieve beslissing van de kantonrechter treedt dan in de plaats van instemming door de OR. In dit geval heeft Keolis om zo’n beslissing van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland gevraagd. Dat het besluit van 16 april 2019 nietig is, brengt dus niet zonder meer mee dat de OR in alles gelijk krijgt.
Conform onderstaande staffel dient in ieder dienstdeel een reële mogelijkheid tot een onderbreking (bijvoorbeeld voor een sanitaire stop) te zijn:
bijvoorbeeldeen sanitaire stop. En daarvoor zijn vijf minuten nodig, zo is duidelijk geworden. Dat betekent dat naar het oordeel van de kantonrechter de regeling uit bijlage 35 zo moet worden gelezen dat minimaal 82,5% van alle diensten in iedere roulering (ten minste) één mogelijkheid bevat tot een onderbreking voor de duur van de tijd die nodig is voor een sanitaire stop van vijf minuten binnen 2,5 uur arbeidstijd. (En dus niet: meerdere reële kortere onderbrekingen die optellen tot de tijd die nodig is voor een plaspauze). Diezelfde uitleg geldt voor de regeling onder het tweede gedachtestreepje: alle overige diensten in iedere roulering bevatten ten minste één mogelijkheid tot een onderbreking van vijf minuten binnen 3 uur arbeidstijd.