Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding met de producties 1 tot en met 18;
- de producties 1 tot en met 21 van de zijde van [gedaagde] d.d. 2 april 2019;
- de akte houdende vermeerdering en wijziging van eis alsmede aanvullende producties (producties 19 tot en met 26);
- de mondelinge behandeling op 3 april 2019, waar [eiseres] , bijgestaan door haar advocaat, en [gedaagde] , vergezeld door zijn toenmalige advocaat mr. H.C. Bijleveld, zijn verschenen. (De advocaten van) partijen hebben het woord gevoerd, mr. Bijleveld mede aan de hand van pleitaantekeningen. Aan het eind van de mondelinge behandeling hebben partijen verzocht de zaak aan te houden teneinde hen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te treffen;
- het mailbericht van de griffie van deze rechtbank van 26 april 2019 waarin wordt bericht dat het bij mail van 9 april 2019 door mr. Schol gedane verzoek tot afgifte van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling d.d. 3 april 2019 niet wordt gehonoreerd;
- de mededeling van partijen aan de rechtbank dat er tussen hen geen minnelijke regeling tot stand is gekomen en het verzoek van mr. Schol om voortgezette behandeling van de zaak ter zitting;
- de akte overlegging producties 22 tot en met 41 van de zijde van [gedaagde] ;
- de brief van de zijde van [gedaagde] van 6 juni 2019 met de ontbrekende productie 41;
- de brief van de zijde van [gedaagde] van 7 juni 2019 met producties 42 en 43;
- de op 7 juni 2019 ontvangen akte houdende vermeerdering c.q. wijziging van eis alsmede aanvullende producties (producties 27 tot en met 43) (hierna: de akte van 7 juni 2019);
- het faxbericht van 7 juni 2019 van de zijde van [gedaagde] , waarin wordt meegedeeld dat [gedaagde] om hem moverende redenen niet persoonlijk aanwezig zal zijn tijdens de (voortgezette) mondelinge behandeling op 11 juni 2019;
- het e-mailbericht van 10 juni 2019 van de zijde van [eiseres] met de producties 44 tot en met 46;
- de (voortgezette) mondelinge behandeling op 11 juni 2019, waar [eiseres] , bijgestaan door haar advocaat en mr. J. Boogaard namens [gedaagde] zijn verschenen. Mr. Boogaard heeft het woord gevoerd mede aan de hand van pleitaantekeningen.
2.De feiten
[bedrijf 5] . Voorts voerde zij de feitelijke directie over de buitenlandse vennootschappen [bedrijf 7] te [land 1] en [bedrijf 8] . te [land 2] .
heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ), bestuurder van de Stichting en directielid van [bedrijf 9] , gerapporteerd dat er te weinig informatie is om de getrouwheid van de jaarrekeningen van [bedrijf 3] en [bedrijf 7] en [bedrijf 8] . te kunnen controleren.
[eiseres] zich gewend tot de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK). Op of omstreeks 3 december 2018 heeft zij de minister van BZK een brief gestuurd, waarop namens het ministerie BZK bij brief van 18 december 2018 is gereageerd. Bij brief van 23 december 2018 heeft [eiseres] gereageerd op de voornoemde brief van
18 december 2018.
[bedrijf 3] en [bedrijf 4] , verzocht om dit onderzoek te verrichten.
[bedrijf 7] geïnformeerd over de verwijten van verduistering van gelden. Het managementteam heeft vervolgens een open brief opgesteld, waarin (onder meer) het volste vertrouwen in [eiseres] als leidinggevende wordt uitgesproken.
- Een veiligheidscheck is gedaan rondom de veiligheid van [gedaagde] bij het bezoek aan [plaats] . Ik heb geen naam van een instituut of een natuurlijke persoon genoemd die het onderzoek heeft uitgevoerd. Ik heb aangegeven dat er als bijvangst gebleken is dat er financieel-en zakelijk verkeer plaats gevonden heeft inzake [bedrijf 6] / [bedrijf 7] met Afrika. Dat dit verkeer als een risico werd beoordeeld.
- Tevens dat het mogelijk is dat er onregelmatigheden/onjuistheden in de administratie van [bedrijf 6] / [bedrijf 7] zouden kunnen zitten. Dit zou moeten worden opgehelderd en feitelijk worden gemaakt, d.m.v. een nader boeken onderzoek. (…)
1 april 2019. In paragraaf 2.4. “Analyse inzake investeringen in [bedrijf 7] ” wordt - onder meer en voor zover van belang - het volgende vermeld:
[eiseres] geschorst als bestuurder van [bedrijf 3] . Bij besluit van de bijzondere vergadering van aandeelhouders van [bedrijf 3] van 16 mei 2019 is zij ontslagen als bestuurder van [bedrijf 3] .
- te plaatsen op de internetsite en intranetsite(s) van de in het petitum van de akte van
7 juni 2019 onder onderdeel I. vermelde vennootschappen voor de duur van dertig dagen;
- aan te bieden voor publicatie in de in het petitum van de akte van 7 juni 2019 onder onderdeel I. vermelde kranten;
4.De beoordeling
uitlatingen over [eiseres] heeft gedaan en of deze op grond van het bepaalde in artikel 6:167 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dienen te worden gerectificeerd.
[eiseres] zich hierdoor (emotioneel) geraakt voelde, maar dit maakt nog niet dat er sprake is van een publicatie in de zin van artikel 6:167 BW. Er was immers slechts sprake van een privé-gesprek tussen partijen. Dit kan niet als een openbaarmaking worden gezien. De omstandigheid dat [naam 1] bij [eiseres] op bezoek was en het gesprek heeft kunnen volgen omdat [eiseres] vanwege gehoorproblemen de luidsprekerstand had ingeschakeld, is een omstandigheid die niet aan [gedaagde] kan worden tegengeworpen en ligt in de risicosfeer van [eiseres] . Hetgeen door [gedaagde] in voormeld telefoongesprek gezegd is, biedt derhalve geen grond voor de vordering tot rectificatie.
- [eiseres] wilde niet aftreden/uittreden als bestuurder van de Stichting;
- [eiseres] heeft met [bedrijf 6] c.s. fraude gepleegd, behoudens voor zover onderzoek anders doet uitwijzen;
- de communicatie tussen [eiseres] en de AIVD is de aanleiding geweest voor de inval van de Fiod bij [bedrijf 9] .
[eiseres] en de AIVD de aanleiding was voor de inval van de Fiod bij [bedrijf 9] . Daarmee is er sprake van een publicatie van de zijde van [gedaagde] . Enig bewijs voor deze beschuldiging aan het adres van [eiseres] is door [gedaagde] niet gepresenteerd, zodat [gedaagde] niet gerechtigd was deze beschuldiging te uiten. De publicatie is daarom onrechtmatig jegens [eiseres] . Nu de publicatie heeft plaatsgevonden in dagblad Tubantia/Het Brabants Dagblad en Quote, zal de voorzieningenrechter [gedaagde] veroordelen tot het plaatsen van een rectificatie als na te melden in deze dagbladen en in Quote, op straffe van verbeurte van na te melden gemaximeerde dwangsom.