ECLI:NL:RBOVE:2019:2095

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juni 2019
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
08-963513-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping van een politiecommissaris en valsheid in geschrifte door een ondernemer

Op 21 juni 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 53-jarige man uit Leimuiden, die werd beschuldigd van omkoping van een politiecommissaris en valsheid in geschrifte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, gedurende de periode van 1 januari 2010 tot en met 14 april 2016, meermalen giften heeft gedaan aan de commissaris van politie, genaamd [medeverdachte], met als doel deze te bewegen in zijn functie beslissingen te nemen die in het voordeel van de verdachte en zijn bedrijven zouden zijn. De verdachte heeft onder andere reis- en verblijfkosten voor evenementen en verblijven in een chateau in [land 1] aangeboden aan de medeverdachte, die deze giften heeft aangenomen. Daarnaast heeft de verdachte een factuur en een rekeningafschrift vervalst om te doen voorkomen dat de medeverdachte voor zijn verblijf had betaald. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ambtelijke omkoping en valsheid in geschrifte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard voor de tenlastelegging die betrekking had op de periode voorafgaand aan 14 april 2010, omdat deze was verjaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-963513-16 (P)
Datum vonnis: 21 juni 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

[bedrijf 5] vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 en 24 mei 2019 en 13 juni 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.J. Timmer en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. A.J.N. van Stigt, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een commissaris van politie, medeverdachte [medeverdachte] , giften of beloften heeft gedaan om hem in zijn bediening van politiecommissaris te bewegen de contacten tussen de politieorganisatie enerzijds en verdachte en de bedrijven van verdachte anderzijds te bevorderen en de door verdachte en zijn bedrijven te leveren producten bij en uit naam van de politie aan te prijzen;
feit 2:een factuur van [bedrijf 1] te [land 1] en een rekeningafschrift heeft vervalst;
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 14 april 2016 te Leimuiden, in de gemeente Kaag en Braassem, althans (elders) in Nederland een ambtenaar, te weten een commissaris van politie, genaamd [medeverdachte] , (meermalen) een gift of belofte dan wel een dienst, te weten:
- reis- en/of verblijfkosten van een reis naar/bezoek aan een " [evenement 1] " op 27 en 28 april 2010 op het testcirquit van [plaats 1] in [land 2] , en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis naar/bezoek aan de " [evenement 2] " op 12 en 13 juni 2010 van/naar [plaats 2] in [land 1] , en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis naar ( [evenement 3] in [plaats 3] ) [land 3] van 10 tot en met 12 december 2010, en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis van 7 augustus 2010 tot en met 14 augustus 2010 naar het [bedrijf 1] in [land 1] (reservering pv pag 1299), en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis van 7 mei 2011 tot en met 14 mei 2011 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis van 27 augustus 2011 tot en met 13 september 2011 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis van 31 augustus 2013 tot en met 14 september 2013 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis van 26 juni 2015 tot en met 9 juli 2015 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en/of
- ( de overdracht van) een deel van de aandelen [bedrijf 2] (al dan niet aan/via [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of de zoon van die [medeverdachte] , genaamd [naam 1] ) heeft gedaan en/of verleend,
* (telkens) met het oogmerk om die [medeverdachte] te bewegen in zijn bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten, en/of
* (telkens) ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die [medeverdachte] in zijn huidige of vroegere bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, is gedaan of nagelaten, te weten:
- het laten ontstaan en/of bevorderen en/of in stand houden/onderhouden en/of verbeteren van de zodanig(e) (zakelijke) contacten/relatie(s) tussen/met die [medeverdachte] en/of (vertegenwoordigers van) de politie-organisatie (enerzijds) en verdachte en/of (een) vertegenwoordiger(s) van de aan hem, verdachte gerelateerde/toebehorende bedrijf/ven genaamd " [bedrijf 5] " en/of " [bedrijf 6] " en/of " [bedrijf 7] " (anderzijds), dat die [medeverdachte] tegenover die rechtsperso(o)n(en) voornoemd niet meer zo neutraal en/of zo vrij en/of zo onbeïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot voornoemde (rechts)perso(o)n(en) als in het geval die [medeverdachte] die gift(en) niet had aangenomen en/of gevraagd, en/of
- het overhalen van politiefunctionaris(sen) met het oog op de aanschaf door die politiefunctionaris(sen) en/of de door die politiefunctionaris(sen) vertegenwoordigende instantie(s) van een of meer door hem, verdachte en/of de aan hem, verdachte gerelateerde/toebehorende bedrijf/ven genaamd " [bedrijf 5] " en/of " [bedrijf 6] " en/of " [bedrijf 7] " te leveren producten en/of diensten, en/of
- het uit naam/functie van de politie organisatie aanprijzen/vertegenwoordigen en/of verkopen van door hem, verdachte en/of de aan hem, verdachte gerelateerde/toebehorende bedrijf/ven genaamd " [bedrijf 5] " en/of " [bedrijf 6] " en/of " [bedrijf 7] " te leveren diensten of producten;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
[bedrijf 5] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 14 april 2016 te Leimuiden, in de gemeente Kaag en Braassem, althans (elders) in Nederland, een ambtenaar, te weten een commissaris van politie, genaamd [medeverdachte] , (meermalen) een gift of belofte dan wel een dienst, te weten:
- reis- en/of verblijfkosten van een reis naar/bezoek aan een " [evenement 1] " op 27 en 28 april 2010 op het testcirquit van [plaats 1] in [land 2] , en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis naar/bezoek aan de " [evenement 2] " op 12 en 13 juni 2010 van/naar [plaats 2] in [land 1] , en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis naar ( [evenement 3] in [plaats 3] ) [land 3] van 10 tot en met 12 december 2010, en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis van 7 augustus 2010 tot en met 14 augustus 2010 naar het [bedrijf 1] in [land 1] (reservering pv pag 1299), en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis van 7 mei 2011 tot en met 14 mei 2011 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis van 27 augustus 2011 tot en met 13 september 2011 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis van 31 augustus 2013 tot en met 14 september 2013 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis van 26 juni 2015 tot en met 9 juli 2015 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en/of
- ( de overdracht van) een deel van de aandelen [bedrijf 2] (al dan niet aan/via [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of de zoon van die [medeverdachte] , genaamd [naam 1] ) heeft/hebben gedaan en/of verleend,
* (telkens) met het oogmerk om die [medeverdachte] te bewegen in zijn bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten, en/of
* (telkens) ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die [medeverdachte] in zijn huidige of vroegere bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, is gedaan of nagelaten, te weten:
- het laten ontstaan en/of bevorderen en/of in stand houden/onderhouden en/of verbeteren van de zodanig(e) (zakelijke) contacten/relatie(s) tussen/met die [medeverdachte] en/of (vertegenwoordigers van) de politie-organisatie (enerzijds) en verdachte en/of (een) vertegenwoordiger(s) van de aan hem, verdachte gerelateerde/toebehorende bedrijf/ven genaamd " [bedrijf 5] " en/of " [bedrijf 6] " en/of " [bedrijf 7] " (anderzijds), dat die [medeverdachte] tegenover die rechtsperso(o)n(en) voornoemd niet meer zo neutraal en/of zo vrij en/of zo onbeïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot voornoemde (rechts)perso(o)n(en) als in het geval die [medeverdachte] die gift(en) niet had aangenomen en/of gevraagd, en/of
- het overhalen van politiefunctionaris(sen) met het oog op de aanschaf door die politiefunctionaris(sen) en/of de door die politiefunctionaris(sen) vertegenwoordigende instantie(s) van een of meer door de/het bedrijf/ven " [bedrijf 5] " en/of " [bedrijf 6] " en/of " [bedrijf 7] " te leveren producten en/of diensten, en/of
- het uit naam/functie van de politie organisatie aanprijzen/vertegenwoordigen en/of verkopen van door de/het bedrijf/ven genaamd " [bedrijf 5] " en/of " [bedrijf 6] " en/of " [bedrijf 7] " te leveren diensten of producten, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
hij in of omstreeks de maand oktober 2011, althans in of omstreeks de periode van
1 augustus 2011 tot en met 10 februari 2012 te Leimunden in de gemeente Kaag en Braassem en/of te Ittervoort, in de gemeente Leudal, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] , (zie pv pag. 1249, beslagcode A.01.03.004.001), en/of
- een rekeningafschrift (zie pv pag. 1250, beslagcode A.01.01002.001)
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst en/of doen of laten vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid (onder andere):
- het factuuradres op die factuur gewijzigd in " [medeverdachte] ", en/of
- een gedeelte van een rekeningafschrift onleesbaar gemaakt en aldus heeft voorgedaan dat het rekeningafschrift verdachtes rekeningafschrift betrof en dat het rekeningafschrift de betaling toonde voor een verblijf in [bedrijf 1] (factuur [nummer] ) terwijl het om een terugbetaling ging van het bedrag dat eerder door of namens verdachte op de rekening [bedrijf 8] was gestort,
met het oogmerk om die factuur en/of dat rekeningafschrift (telkens) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
en/of
(telkens) opzettelijk (een) valselijk opgemaakt en/of vervalst(e) geschrift(en) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten die valse of vervalste factuur (pv pag. 1249) en/of dat rekeningafschrift (pv pag 1250), (telkens) heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl verdachte (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [bedrijf 5] /die geschrift(en) bestemd was/waren om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst,
en welk gebruik maken bestond uit het tonen van dat rekeningafschrift door verdachtes mededader aan [naam 2] (als ware het verdachtes mededaders rekeningafschrift ten bewijze van betaling voor een verblijf op [bedrijf 1] ).

3.De voorvragen

De verdediging heeft bepleit dat de dagvaarding om twee redenen (partieel) nietig dient te worden verklaard.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de in de dagvaarding opgenomen begrippen “politieorganisatie”, “politiefunctionarissen”, “producten en/of diensten” en “beslissingen ten aanzien van welke [medeverdachte] niet langer onafhankelijk meer heeft kunnen beslissen” voldoende concreet en voldoet de dagvaarding aan de vereisten die in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering zijn gesteld.
De omschrijving van het onder 2 ten laste gelegde is voorts niet onbegrijpelijk, mede gezien de omstandigheid dat verdachte medeplegen van de valsheid in geschrifte en het gebruik van dat geschrift wordt verweten en hem daarom dus handelingen van de medeverdachte worden aangerekend, terwijl hij die handelingen niet zelf verricht hoeft te hebben. Bovendien is door de verdediging verweer gevoerd tegen het ten laste gelegde medeplegen. De verdediging heeft derhalve begrepen hoe de feitelijke omschrijving in de tenlastelegging is bedoeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging overweegt de rechtbank als volgt.
Tot 1 januari 2015 was de omkoping van een ambtenaar, waarbij niet in strijd met de ambtsplicht werd gehandeld, strafbaar gesteld in artikel 177a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De omkoping van een ambtenaar waarbij wel in strijd met de ambtsplicht werd gehandeld was strafbaar gesteld in artikel 177 Sr. Per 1 januari 2015 is artikel 177a Sr vervallen en is de omkoping van ambtenaren enkel strafbaar gesteld in artikel 177 Sr, waarbij het bestanddeel ‘in strijd met zijn plicht’ is komen te vervallen.
Op overtreding van artikel 177a Sr stond een maximum gevangenisstraf van twee jaar. Per
1 januari 2015 is het strafmaximum verhoogd naar zes jaar. Ten aanzien van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op de periode voorafgaand aan 1 januari 2015 dient de rechtbank te beoordelen of sprake is van verjaring, nu de verjaringstermijn bij het strafmaximum van twee jaar gevangenisstraf korter is dan bij het huidige strafmaximum en conform artikel 70 Sr zes jaar bedraagt.
De verjaringstermijn vangt aan op de dag na het plegen van het feit. Op grond van artikel 72, eerste lid, Sr stuit elke daad van vervolging de verjaring. Als eerste daad van vervolging geldt in deze zaak de doorzoeking ter inbeslagneming door de rechter-commissaris in de woning van medeverdachte [medeverdachte] aan het adres [adres 2] op 14 april 2016. Vanaf dat moment is de verjaring gestuit. Rekening houdend met de verjaringstermijn van zes jaar zal de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging voor zover de tenlastelegging ziet op de periode voorafgaand aan 14 april 2010.
Voor het overige is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging. Aangezien er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging, komt de rechtbank toe aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Medeverdachte [medeverdachte] is als commissaris van politie vanuit de politie gedetacheerd geweest naar een Publiek Privaat Samenwerkingsverband (PPS) genaamd ‘Regionaal Platform Criminaliteitsbeheersing Oost Brabant’. [medeverdachte] werd daar directeur van de Stichting [stichting 1] Hieronder viel onder meer de Regionale Toezichtruimte (RTR) Eindhoven, waarbij de politie samenwerkte met gemeenten en het bedrijfsleven. Het bestuur van Stichting [stichting 1] werd gevormd door personen uit de publieke en private sector. Het samenwerkingsverband had als doel criminaliteitsbeheersing in het algemeen en binnen het bedrijfsleven in het bijzonder. Dat doel wilde men bereiken door het bevorderen van collectieve beveiligingszorg en preventiemaatregelen. De stichting had geen winstoogmerk.
Verdachte is ondernemer en (mede)eigenaar van verschillende bedrijven op het gebied van (camera)beveiliging. Met zijn bedrijven ‘ [bedrijf 5] ’ en ‘ [bedrijf 9] ’ voorzag hij de RTR van technische ondersteuning. [1]
In 2014 wendde een andere commissaris van politie zich tot de Rijksrecherche, omdat medeverdachte [medeverdachte] zich mogelijk schuldig maakte aan strafbare feiten en belangenverstrengeling. Op grond van het feitenonderzoek naar aanleiding van deze melding ontstond het vermoeden dat medeverdachte [medeverdachte] met giften / beloften werd omgekocht door verdachte. [2]
4.2
Feit 1 ambtelijke omkoping
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
Medeverdachte [medeverdachte] is tijdens zijn detachering steeds commissaris van politie en daarmee politieambtenaar geweest. Verdachte wist dat.
Toen sprake was van beëindiging van de financiële bijdrage van de politie voor de directeursfunctie van medeverdachte [medeverdachte] bij [stichting 1] richtte verdachte de stichting [stichting 2] op om de functie van medeverdachte [medeverdachte] overeind te houden. Verdachte werd zelf voorzitter van deze stichting.
De in de tenlastelegging omschreven giften; de deelname aan het raceweekend in [plaats 1] in [land 2] , het bezoek aan de “ [evenement 2] ” in [plaats 2] in [land 1] , de reis naar [land 3] , de verblijven in [bedrijf 1] in [land 1] en het verkrijgen van aandelen in [bedrijf 2] via de zoon van medeverdachte [medeverdachte] , kunnen worden bewezen. Verdachte heeft hiermee medeverdachte [medeverdachte] omgekocht, ter stimulering van de relatie tussen de politie en verdachte, zijn bedrijven en de daardoor geleverde producten.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat onvoldoende redengevend bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde te kunnen komen. De raadsman heeft daarbij onder meer het volgende aangevoerd.
Medeverdachte [medeverdachte] functioneerde niet als politieambtenaar, maar als gedetacheerde directeur van de privaatrechtelijke rechtspersoon Stichting [stichting 1]
Verdachte had daarnaast niet het oogmerk om met de giften medeverdachte [medeverdachte] te bewegen tot iets in zijn bediening. Onderhavige giften hebben bovendien plaatsgevonden in de privésfeer, binnen de vriendschapsrelatie tussen verdachte en [medeverdachte] .
Tot slot is betoogd dat de verklaringen, zoals afgelegd door de getuigen bij de Rijksrecherche, in nagenoeg alle onderdelen onbetrouwbaar zijn.
4.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.2.3.1 Algemeen
Ambtelijke corruptie, zoals de (passieve) ambtelijke omkoping veelal wordt genoemd, is door de wetgever strafbaar gesteld, omdat ieder ambtelijk handelen vrij dient te blijven van welke geldelijke beïnvloeding dan ook. [3] Omkoping is een wederkerig begrip; er is sprake van een transactie of ruilrelatie tussen de (actieve) omkoper en de ambtenaar.
Voor strafbaarheid volstaat dat komt vast te staan dat de ambtenaar heeft moeten begrijpen dat het voordeel hem met een bepaald doel is verschaft. Het is niet nodig dat na het aannemen van giften door de ambtenaar het met die giften beoogde handelen of nalaten ook daadwerkelijk is gevolgd. Voldoende is dat de ambtenaar – op het moment dat deze de gift aanneemt – weet dat die gift hem is gedaan om hem te bewegen in de toekomst iets te doen of na te laten.
Uit de rechtspraak volgt dat een vriendschappelijke relatie geen rechtvaardiging kan vormen voor het aannemen van giften. Giften die privé aan een ambtenaar zijn gedaan kunnen worden betrokken bij de beoordeling van de vraag of het ten laste gelegde kan worden bewezen, aangezien het enkele feit dat het om giften in de privésfeer gaat niet uitsluit dat de omkoper met zijn gift het oogmerk kan hebben gehad om de ambtenaar om te kopen en dat de ambtenaar zich laat omkopen. [4]
4.2.3.2 ‘Ambtenaar in zijn bediening’
Met betrekking tot het verweer dat medeverdachte [medeverdachte] niet heeft gehandeld als ‘ambtenaar in zijn bediening’ overweegt de rechtbank het volgende.
Medeverdachte [medeverdachte] was vanuit de politie gedetacheerd als ‘Directeur [stichting 1] Oost Brabant alias [stichting 1] ’. [bedrijf 5] betrof een publiek – private samenwerking ter bestrijding van de criminaliteit, waarbij medeverdachte [medeverdachte] vanuit de politie, de publieke organisatie, betrokken was.
Er zijn twee detacheringsovereenkomsten opgemaakt, één voor de periode van 1 mei 2007 tot en met 1 mei 2010 en één voor de periode van 1 juni 2010 tot 1 juni 2013. [5]
De detacheringsovereenkomsten zijn gesloten tussen de Regiopolitie Brabant-Zuid-Oost als de uitlenende organisatie, de Stichting het [stichting 1] alias [stichting 1] als inlenende organisatie en medeverdachte [medeverdachte] als gedetacheerde werknemer. Zowel in de eerste detacheringsovereenkomst als in de tweede overeenkomst is bepaald dat gedurende de duur van de detachering het formele gezag over de werknemer bij de Regiopolitie blijft berusten en dat de rechtspositionele bepalingen op de werknemer van toepassing blijven (artikel 4 respectievelijk artikel 2).
De eerste detacheringsovereenkomst heeft medeverdachte [medeverdachte] ondertekend als ‘Commissaris van politie’. In de tweede detacheringsovereenkomst is verwezen naar artikel 62 van het Besluit algemene rechtspositie politie. In dat artikel is bepaald dat het bevoegd gezag ‘een ambtenaar’ kan detacheren. In navolging daarop is in artikel 2 van die detacheringsovereenkomst bepaald: “De gedetacheerde blijft tijdens de periode van detachering ambtenaar van politie en in dienst van de uitlenende organisatie”.
Daarnaast is in artikel 16 van de tweede detacheringsovereenkomst onder meer bepaald: “Gedetacheerde keert in beginsel terug in een passende functie bij het uitlenende korps of enig ander korps binnen de Nederlandse Politie. De huidige (persoonlijke) salarisschaal 13 en vooruitzichten blijven na afloop van de detachering gegarandeerd”. Na afloop van de detachering bij het [stichting 1] is medeverdachte [medeverdachte] naar het project ‘Sensing’ van de Landelijk Eenheid van de politie gegaan. [6]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat medeverdachte [medeverdachte] gedetacheerd was vanuit de politie. [7]
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat medeverdachte [medeverdachte] gedurende de volledige periode van detachering ambtenaar van politie is gebleven. Dat medeverdachte [medeverdachte] tijdens de detachering andere taken uitvoerde dan gebruikelijk als commissaris van politie maakt dat niet anders. De woorden ‘in zijn bediening’ eisen niet dat de ambtenaar bevoegd is tot de diensten die van hem verlangd worden, maar alleen dat zijn ambt hem daartoe in staat stelt of hem daartoe de gelegenheid biedt. Met de term 'in zijn bediening' wordt slechts tot uitdrukking gebracht dat het ambt hem tot de verweten strafbare gedragingen in staat heeft gesteld. Ook hoeven geschenken niet in de hoedanigheid van ambtenaar te zijn aangenomen.
Medeverdachte [medeverdachte] was door de politieorganisatie gedetacheerd om de samenwerking met het bedrijfsleven op gang te brengen en de belangen van de politie te behartigen binnen die
publiek– private samenwerking. [8] [9] Hij belichaamde het publieke deel van het samenwerkingsverband. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] waren zich daarvan ook terdege bewust. Zo heeft medeverdachte [medeverdachte] niet alleen bij de uitreiking van prijzen zijn uniform gedragen, maar ook bij presentaties en tijdens beurzen, in het bijzijn van verdachte. [10] [11] [12] Medeverdachte [medeverdachte] trad op die momenten naar buiten als politieman om de samenwerking tussen de publieke en private partijen uit te leggen. Ook bevat het dossier een e-mail van medeverdachte [medeverdachte] waarin hij zich naast directeur van [stichting 1] presenteert als Chief of Police. [13]
De rechtbank is van oordeel dat medeverdachte [medeverdachte] gedurende de gehele ten laste gelegde periode gehandeld heeft als ‘ambtenaar in zijn bediening’ en dat verdachte zich daarvan bewust was.
4.2.3.3 Bedrijven verdachte
Verdachte is een ondernemer die bestuurder en/of (mede-) eigenaar is van een aantal bedrijven:
 [bedrijf 7] . (opgericht op 13 februari 1997): verdachte is hiervan enig aandeelhouder en bestuurder sinds 20 december 1996;
  • [bedrijf 3] (opgericht op 26 april 2013): [bedrijf 7] . is sinds 26 april 2013 bestuurder van [bedrijf 5] bedrijf;
  • [bedrijf 2] . (opgericht op 26 april 2013): verdachte is sinds 26 april 2013 hiervan de enige bestuurder; [bedrijf 3] is voor 50% aandeelhouder van [bedrijf 2] .
Daarnaast was verdachte betrokken bij de volgende bedrijven:
  • [bedrijf 9] (opgericht op 16 september 2002): [bedrijf 7] . was hiervan vanaf 19 maart 2004 tot en met 24 april 2013, met [bedrijf 10] , directeur (alleen/zelfstandig bevoegd); onder [bedrijf 9] . viel onder meer [bedrijf 11] .;
  • [bedrijf 5] . (ook wel aangeduid als [bedrijf 5] of [bedrijf 5] ) (opgericht op 16 januari 2008): [bedrijf 7] . was hiervan van 16 januari 2008 tot en met 26 juni 2013 algemeen directeur;
  • [bedrijf 6] . (opgericht op 31 december 2007 en uitgeschreven uit de KvK op 25 april 2013): Uit informatie van de KvK blijkt dat [bedrijf 7] . een bestuursfunctie als algemeen directeur bij dit bedrijf heeft gehad vanaf 7 februari 2008.
4.2.3.4 Reizen naar [plaats 1] en [plaats 2]
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij zowel de “ [evenement 1] ” op 27 en 28 april 2010 op het testcircuit van [plaats 1] in [land 2] als de “ [evenement 2] ” op 12 en 13 juni 2010 in [plaats 2] in [land 1] heeft bezocht, samen met medeverdachte [medeverdachte] en diens zoon [naam 1] . Verdachte heeft ze uitgenodigd, omdat vader en zoon [medeverdachte] ook gek zijn van auto’s. [15]
In de e-mail van 19 januari 2010 van verdachte aan medeverdachte [medeverdachte] schrijft verdachte: “
Als Kick-off voor onze samenwerking wil ik jullie uitnodigen voor een [evenement 1] (PDE) op het testcircuit van [plaats 1] te [land 2] . Het programma start in de ochtend waar we een AM Vantage V12 en DBS onder leiding van een AM coureur de grenzen gaan opzoeken. Het programma eindigt met een diner waar we gezamenlijk onze onderwerpen kunnen bespreken.” En onder de noemer ‘PS’: “
Uitnodiging PDE volgt na overleg datum. [medeverdachte] , graag wil ik ook je zoon [naam 1] uitnodigen voor deelname aan PDE. [16]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de factuur van het weekend racen in [land 2] is betaald door het bedrijf van verdachte ‘ [bedrijf 5] ’. [17] Dit wordt ook bevestigd door de bijschrijving van de factuurkosten namens ‘ [bedrijf 5] ’ op de bankrekening van [naam 3] , het bedrijf waar verdachte eerder een [merk] had gekocht en door welk bedrijf het raceweekend aan hem was aangeboden. [18]
Over het programma van de “ [evenement 2] ” in [plaats 2] heeft een medewerker van [naam 3] op 7 juni 2010 verdachte per e-mail geïnformeerd. [19] Deze medewerker schrijft onder meer:

Dag [verdachte] !
Bijgaand zoals beloof de details voor [plaats 2] . In de bijlage tref je het [merk] programma alsmede de routebeschrijving naar het Chateau aan.
(…)
Kostenplaatje wordt dan:
€ 1100 + € 1700= €2800/2= € 1400
3x AM kaarten @ GBP 1550= GBP 4650.
Ik kan de factuur opstellen zoals voor jou het handigst is (lees: fiscaal aftrekbaar!), laat aub weten hoe je het graag gefactureerd wil zien.
Verdachte heeft diezelfde dag deze e-mail doorgestuurd aan medeverdachte [medeverdachte] met de volgende aanvullende tekst:

Hoi [medeverdachte] ,
Onderstaand het programma. Qua kosten heb ik een creatieve oplossing.
(…)
Spreek je vanavond,
Groet,
[verdachte]
Uit het dossier blijkt dat de factuur van [naam 3] voor het verblijf in het kasteel in [land 1] en de toegangskaarten voor het bezoek van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en zijn zoon aan de “ [evenement 2] ” in [plaats 2] eveneens aan ‘ [bedrijf 5] ’ is gestuurd. ‘ [bedrijf 5] ’ heeft de factuur doorbelast aan de stichting [stichting 2] , van welke stichting verdachte voorzitter was. [20]
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat medeverdachte [medeverdachte] zowel de “ [evenement 1] ” als de “ [evenement 2] ” heeft bezocht op uitnodiging van verdachte en dat verdachte, al dan niet zakelijk, voor de betaling heeft zorg gedragen.
4.2.3.5 Reis naar [land 3]
Van 10 tot en met 12 december 2010 is verdachte, onder meer samen met medeverdachte [medeverdachte] , diens zoon en getuige [getuige 1] naar [land 3] , [plaats 3] , geweest voor een bezoek aan het bedrijf ‘ [evenement 3] ’. [21]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat het een bezoek was aan de ontwikkelaar van het software platform van hun bedrijf ‘ [bedrijf 6] ’. De tickets en de hotelkosten van het gezelschap zijn betaald door het bedrijf dat [getuige 1] gezamenlijk met verdachte had, te weten ‘ [bedrijf 9] .’. Dat gebeurde volgens [getuige 1] in opdracht van verdachte, omdat medeverdachte [medeverdachte] enthousiast moest worden gemaakt over ‘ [bedrijf 6] ’ en “
harder zou gaan lopen”. [22] Voorafgaand aan de reis heeft [getuige 1] aan de managing director van het [land 3] bedrijf met betrekking tot de deelnemers van de reis onder meer gemaild: “
[medeverdachte] (Chief of Police, he is very important to us because he has to decide if the police will work with [bedrijf 6] as a standard) [23]
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat medeverdachte [medeverdachte] ook deze reis op uitnodiging en kosten, al dan niet zakelijk, van verdachte heeft gemaakt.
4.2.3.6 Verblijven in [land 1]
Verdachte is eigenaar van een chateau in [land 1] . Dit chateau is genaamd [bedrijf 1] en is gevestigd in het plaatsje [plaats 4] in [land 1] . [24]
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat medeverdachte [medeverdachte] op de ten laste gelegde momenten heeft verbleven in het Chateau. [medeverdachte] betaalde zelf de reis- en servicekosten. De kosten van het verblijf in het Chateau hoefde [medeverdachte] niet te betalen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] maakten deel uit van een vriendengroep, een confrérie, die zich bij het Chateau, bezig hield met het maken van wijn. [25]
Aangezien medeverdachte [medeverdachte] zelf de reiskosten heeft betaald zal verdachte van dat deel van de tenlastelegging bij alle reizen naar het Chateau worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de verblijfkosten overweegt de rechtbank als volgt.
De reservering van het verblijf van medeverdachte [medeverdachte] in het Chateau in de periode van 7 augustus 2010 tot en met 14 augustus 2010 verliep via ‘ [naam 4] ’. Bij de bevestiging van de reservering aan [medeverdachte] is vermeld dat de reservering “
conform de afspraak met de heer [verdachte]” is en dat de prijs “
€ 2.500,00” bedroeg. [26]
Op 18 september 2010 stuurde verdachte de volgende e-mail naar twee van zijn collega’s, [naam 5] en [naam 6] , met als onderwerp ‘Doorberekening en betaling [bedrijf 1] ’:

Beste [naam 5] en [naam 6] ,
Zoals voor de zomer besproken zijn in de verschillende projecten Zeeland de kosten voor het bezoek van [medeverdachte] ( [stichting 1] ) (…) aan [bedrijf 1] hierin verwerkt. Graag wil ik je vragen om een drietal facturen van je Holding naar [bedrijf 5] te sturen met nadere afstemming qua factuurtekst: extra consultancy werkzaamheden. De bedragen per factuur zijn:
-
[medeverdachte] , euro: 2.500,00 Consultancy [stichting 1]
(…)
Deze facturen zullen vanuit [bedrijf 5] worden betaald waarop jij deze kans doorstorten aan mijn Holding. Hiervoor zal ik een factuur in overleg met jouw opstellen. (…) Met vriendelijke groet, [verdachte] .
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat dit verblijf is doorbelast aan ‘ [bedrijf 5] ’. [27]
Verdachte heeft derhalve dit verblijf voor medeverdachte [medeverdachte] geregeld en de kosten verwerkt via zijn bedrijf.
In de iPad van verdachte is een document aangetroffen met de naam ‘Verhuur [bedrijf 1] 2011 Report’. Het verblijf van medeverdachte [medeverdachte] in het Chateau in de periode van 7 mei 2011 tot en met 14 mei 2011 is in dit document geboekt onder de noemer “
[stichting 1]”. [28]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij vanaf 2011 zelf de verhuur van het Chateau regelde. Hij kan niet verklaren waarom bij dit verblijf van medeverdachte [medeverdachte] ‘
[stichting 1]’is vermeld. [29]
De rechtbank concludeert dat het verblijf van medeverdachte [medeverdachte] in deze periode betrekking had op de zakelijke relatie tussen hem en verdachte.
Voor het verblijf in het Chateau in de periode van 27 augustus 2011 tot en met 13 september 2011 heeft medeverdachte [medeverdachte] op 29 september 2011 een e-mail gestuurd aan zijn zoon waarin hij erop aandringt dat zijn zoon met verdachte voor de afhandeling zorg draagt. Verdachte dringt daarop aan omdat “
een bedenkelijke uitspraak” is gedaan. [30]
In het hiervoor genoemde document is een reservering opgenomen onder naam van het bedrijf van de zoon van [medeverdachte] , ‘ [bedrijf 8] ’, in een andere dan de ten laste gelegde periode, namelijk van 7 augustus 2011 tot en met 13 augustus 2011. [31]
Uit het afschrift van de gegevens van de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat hij niet in de periode dat (het bedrijf van) zijn zoon het Chateau huurde, maar in de ten laste gelegde periode van 27 augustus 2011 tot en met 13 september 2011 heeft betaald voor onder meer tolpoortjes in [land 1] en bij winkels in de omgeving van het Chateau. [32] Dit, terwijl voor die periode geen reservering is opgenomen in het hiervoor genoemde document. [33]
Zoals hierna bij feit 2 zal worden overwogen blijkt uit de bewijsmiddelen dat op 3 oktober 2011 meerdere malen per e-mail is gecorrespondeerd over de factuur, met nummer [nummer] , van het verblijf in deze periode. Op de aan ‘ [bedrijf 8] ’ gerichte factuur wordt de periode van verblijf van ‘ [bedrijf 8] ’, van 7 augustus 2011 tot en met
13 augustus 2011 genoemd. Van de periode van 27 augustus 2011 tot en met 13 september 2011 wordt slechts een gedeelte genoemd, te weten van 27 augustus 2011 tot en met
3 september 2011. [34] Op de tweede factuur, gericht aan medeverdachte [medeverdachte] , wordt de periode van verblijf van ‘ [bedrijf 8] ’ niet meer genoemd, maar wel de periode van 27 augustus 2011 tot en met 10 september 2011. [35]
Ten aanzien van deze ten laste gelegde periode kan worden geconcludeerd dat het verblijf van medeverdachte [medeverdachte] niet is gedocumenteerd en dat is gerommeld met de factuur nadat [medeverdachte] had aangedrongen op ‘afhandeling’.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op de verblijfkosten vanaf 5 tot en met 14 september 2013, nu niet kan worden vastgesteld dat [medeverdachte] toen nog op het Chateau verbleef.
Dat medeverdachte [medeverdachte] het eerste deel van deze ten laste gelegde periode in het Chateau heeft verbleven voor de confrérie blijkt nergens uit. Verdachte heeft juist in zijn e-mail van 20 augustus 2013 aan degene die de schoonmaak regelde laten weten dat de “
[medeverdachte]” aan zou komen op 31 augustus en de “
Confrerie Montrbun des Corbieres” op 14 september. [36]
Ook het verblijf in de laatste ten laste gelegde periode, van 26 juni 2015 tot en met 9 juli 2015 is door verdachte voor medeverdachte [medeverdachte] geregeld. De kosten heeft verdachte wederom verwerkt via zijn bedrijven. Dit blijkt uit de factuur die namens [bedrijf 7] . op 5 juli 2015 is verstuurd aan “
[verdachte] , [bedrijf 2]” en de bevestiging daarvan van verdachte ter zitting. [37] [38]
Dat medeverdachte [medeverdachte] kosteloos in de ten laste gelegde periodes in het Chateau van verdachte mocht verblijven voor de confrérie acht de rechtbank, gelet op het vorenstaande, ongeloofwaardig.
4.2.3.7Aandelen [bedrijf 2] .
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij in 2008 met verdachte het bedrijf [bedrijf 6] heeft gekocht. Verdachte wilde medeverdachte [medeverdachte] bij het bedrijf betrekken, zodat verdachte, met [bedrijf 6] en zijn andere bedrijven, de benodigde producten voor de camerabeelden kon leveren. Verdachte vroeg aan getuige [getuige 1] hoe ze [medeverdachte] daarbij ‘comfortabel’ konden maken. Op de vraag van getuige [getuige 1] wat verdachte daar precies mee bedoelde gaf hij te kennen dat [medeverdachte] bij de politie zat en geen deel kon nemen aan een B.V., maar dat hij wel op de een of andere manier beloond moest worden. Tijdens een etentje met verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is volgens getuige [getuige 1] besproken hoe ze alle drie wat konden verdienen. [medeverdachte] gaf daarbij aan dat hij nog werkte bij de politie. Verdachte bracht op dat moment een gouden aandeel bij de notaris als oplossing naar voren of aandelen parkeren bij de zoon van [medeverdachte] . [39]
Ten aanzien van het bedrijf [bedrijf 6] is hier verder geen gevolg aan gegeven.
Enige tijd later heeft de zoon van medeverdachte [medeverdachte] wel - via de bedrijven [bedrijf 3] en [bedrijf 4] . - aandelen verkregen in het bedrijf van verdachte genaamd [bedrijf 2] .
Op 26 april 2013 zijn zowel [bedrijf 3] , met [bedrijf 7] . als bestuurder en enig aandeelhouder, en [bedrijf 2] . opgericht. [bedrijf 2] . werd opgericht door vier andere B.V.’s, waaronder [bedrijf 3] , met op dat moment een deelname van 50% in het geplaatste kapitaal. [40]
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] bij het verkrijgen van het belang in [bedrijf 2] betrokken is geweest. Zo mailt [naam 1] op de dag waarop [bedrijf 2] . is opgericht, te weten 26 april 2013, aan verdachte:

Net begrepen van [medeverdachte] dat je even contact met hem hebt gehad.
Hij vertelde mij dat je mij morgen nog wat informatie kon sturen over [bedrijf 2] voordat je op vakantie gaat. Dat zou erg fijn zijn.
Diezelfde dag heeft verdachte aan [naam 1] onder meer geantwoord:

Vanmiddag is [bedrijf 2] opgericht en na mijn vakantie zal ik i.o.m. je z.s.m. de datum met [naam 7] afstemmen voor de toetreding van jouw holding voor 50% in [bedrijf 3] . [41]
Op 17 mei 2013 is [bedrijf 4] . opgericht door de zoon van medeverdachte [medeverdachte] . Op diezelfde datum is [bedrijf 7] . teruggetreden als ‘enig’ aandeelhouder van [bedrijf 3] [42]
Op 1 juli 2013 is een bedrag van € 0,50 overgemaakt van de rekening van [bedrijf 4] . naar de rekening van [bedrijf 3] onder vermelding van “
Koop aandelen [bedrijf 3]”. [43]
Doordat [naam 1] enig aandeelhouder is van [bedrijf 4] . heeft hij via zijn aandelen in [bedrijf 3] een belang gekregen in [bedrijf 2] . [44]
Ten aanzien van [bedrijf 2] B.V. heeft getuige [getuige 2] verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] een groot voorstander was van het gebruik van [bedrijf 2] , dat hij op een beurs het [bedrijf 2] product onder de aandacht heeft gebracht en zijn zoon daarvan een filmpje heeft gemaakt en dat [medeverdachte] elke mogelijkheid gebruikte om [bedrijf 2] te promoten, bijvoorbeeld bij de politieacademie. [45]
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat niet alleen de zoon, maar ook medeverdachte [medeverdachte] zelf nauw betrokken was bij (het belang in) het bedrijf [bedrijf 2]
4.2.3.8 Betrouwbaarheid getuigen
De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de bij de Rijksrecherche afgelegde getuigenverklaringen. De verklaringen vinden steun bij elkaar en in de overige genoemde bewijsmiddelen. Het voorwaardelijk verzoek van de verdediging tot het uitluisteren van de verklaringen wordt afgewezen. Nu dit verzoek pas ter zitting is gedaan, de raadsman voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad het verzoek eerder in te dienen en de getuigen opnieuw zijn gehoord door de rechter-commissaris in bijzijn van de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat de noodzaak tot het alsnog uitluisteren van de verhoren ontbreekt.
4.2.3.9 Giften
De rechtbank is van oordeel dat medeverdachte [medeverdachte] de reizen naar [plaats 1] , [plaats 2] , [land 3] en de verblijven in het Chateau in [land 1] , alsmede indirect, via zijn zoon, aandelen in het bedrijf [bedrijf 2] . heeft aangenomen als gift, zoals bedoeld in de tenlastelegging.
Deze aanzienlijke hoeveelheid giften vertegenwoordigt een significante waarde voor [medeverdachte] en de giften kunnen niet enkel en alleen worden verklaard vanuit de vriendschappelijke relatie tussen verdachte en [medeverdachte] . Uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen blijkt immers dat de giften direct verband houden met de werkzaamheden van [medeverdachte] voor [stichting 1] en de zakelijke belangen van verdachte. Ook is van belang dat verdachte diverse giften heeft doorbelast aan zijn bedrijven. Verdachte heeft telkens de reizen geregeld en voor de betaling zorggedragen. Bij het raceweekend in [plaats 1] spreekt verdachte over een “
kick off” voor de samenwerking. Voor de kosten van het bezoek aan de “ [evenement 2] ” heeft verdachte een “
creatieve oplossing”. Medeverdachte [medeverdachte] werd uitgenodigd voor de reis naar [land 3] om hem “
harder te laten lopen”. Op voorhand werd het bedrijf in [land 3] medegedeeld dat [medeverdachte] “
Chief of Police” was en “
very important to us”. Voor de verblijven in [land 1] heeft medeverdachte [medeverdachte] nimmer betaald en de kosten van de verblijven zijn op een ‘creatieve’ manier door verdachte verwerkt via zijn bedrijven. Tot slot is door verdachte gesproken over een ‘gouden aandeel’ om het [medeverdachte] “
comfortabel” te maken.
Verdachte had de bedoeling om medeverdachte [medeverdachte] in zijn bediening iets te laten doen. Verdachte had het oogmerk medeverdachte [medeverdachte] met deze giften te bewegen de in de tenlastelegging omschreven relatie tussen zijn bedrijven en de politie te bevorderen om zodoende zijn producten te verkopen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft deze giften aangenomen, wetende dat deze hem werden aangeboden met dit doel.
Zoals hiervoor reeds is geoordeeld, heeft medeverdachte [medeverdachte] gedurende de gehele ten laste gelegde periode gehandeld als ‘ambtenaar in zijn bediening’, te weten als commissaris van politie. [medeverdachte] bekleedde een hoge functie binnen de politieorganisatie. Desondanks bood verdachte hem telkens dure giften aan, die door [medeverdachte] keer op keer werden aangenomen.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3
Feit 2 valsheid in geschrifte en dat geschrift gebruiken
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 2 ten laste gelegde valsheid in geschrifte. Voor het verblijf in het Chateau in de periode waarop de vervalste factuur ziet, is door medeverdachte [medeverdachte] niet betaald. In een digitale map in de computer bij medeverdachte [medeverdachte] thuis is de valse factuur aangetroffen, alsmede het rekeningafschrift. Om dat rekeningafschrift, waarmee medeverdachte [medeverdachte] wilde aantonen dat hij betaald had voor het verblijf, aan integriteitonderzoekster [naam 2] te kunnen tonen, heeft verdachte via de Stichting [stichting 2] € 1.785,00 overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 8] , die het bedrag vervolgens heeft door geboekt naar de bankrekening van [bedrijf 7] . Het betreft een terugbetaling van hetzelfde bedrag. Dat maakt het rekeningafschrift vals. Medeverdachte [medeverdachte] heeft de rest van het rekeningafschrift onleesbaar gemaakt en getoond aan de onderzoekster, waardoor zij tot de conclusie kwam dat [medeverdachte] de normale huurprijs had betaald voor het verblijf in het Chateau.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
Aangezien uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte degene is geweest die het rekeningafschrift onleesbaar heeft gemaakt en evenmin sprake is van medeplegen, zal vrijspraak moeten volgen.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgde.
In de digitale data van het bedrijf ‘ [bedrijf 5] ’ en bij de doorzoeking in de woning van verdachte is een factuur aangetroffen voor een verblijf in het Chateau van verdachte. Deze factuur heeft het factuurnummer [nummer] . Deze factuur is op 3 oktober 2011, om 10:11:48 uur, als bijlage van een e-mail onder de bestandsnaam ‘ [nummer] – [medeverdachte] .pdf’ gestuurd door [naam 6] , medewerker van ‘ [bedrijf 5] ’ naar het e-mailadres [mailadres] . De factuur is geprint op briefpapier van [bedrijf 1] en gericht aan ‘ [bedrijf 8] , t.a.v. de heer [medeverdachte] ’. De factuur is gedateerd op 5 september 2011. Er worden twee periodes van huur van het Chateau in rekening gebracht, van 7 augustus tot en met 13 augustus 2011 en van 27 augustus tot en met 3 september 2011, met een totaalbedrag van € 1.785,00. Het bedrag moet overgemaakt worden op de bankrekening van het Chateau met nummer [rekeningnummer 1] . [46]
Korte tijd later, om 10:12 uur, heeft [naam 6] per e-mail geschreven: “
Hierbij in Excel….. Even opslaan in Files HD en je kan er alles mee.”, waarbij als bijlage de hiervoor omschreven factuur als Excel bestand is gevoegd. Om 10:24:06 uur heeft ‘ [verdachte] ’ geantwoord: “
Thnk, mate”. [47]
In de, bij de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte] , aangetroffen digitale data is eveneens een factuur van [bedrijf 1] met nummer [nummer] aangetroffen. Deze factuur had als bestandsnaam ‘Fact [bedrijf 1] .pdf’ en was opgeslagen in de map ‘RTR DITSS CRIMINEE/ONDERZOEK [stichting 1] [naam 2] ’. Deze factuur, eveneens gedateerd op 5 september 2011 en met hetzelfde totaalbedrag van
€ 1.785,00, is gericht aan ‘De heer [medeverdachte] ’. Als huurperiodes zijn nu vermeld 27 augustus tot en met 3 september 2011 en 3 september 2011 tot en met 10 september 2011. De betaling dient overgemaakt te worden op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] , zonder dat daarbij vermeld is ten name van wie. [48]
Uit het onderzoek naar de bankrekeningen van medeverdachte [medeverdachte] is gebleken dat nooit een overboeking is gedaan naar enige bankrekening onder vermelding van een omschrijving die op de een of andere manier is te relateren aan een verblijf in [bedrijf 1] , noch een overschrijving naar de bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] of een overschrijving van het bedrag € 1.785,00. [49]
Wel is een overschrijving aangetroffen van 16 oktober 2011 van de bankrekening met nummer [rekeningnummer 3] , van Rabobank Weerterland en Cranendonck, ten name van [bedrijf 8] , naar de bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] ten bedrage van
€ 1.785,00, onder vermelding van ‘fact nr. [nummer] ’. Begunstigde van die bankrekening is [bedrijf 7] . [50]
Terwijl de tweede factuur is gericht aan medeverdachte [medeverdachte] , is een betaling verricht door het bedrijf van de zoon van [medeverdachte] . De aangepaste factuur is door medeverdachte [medeverdachte] opgeslagen in een digitale map met de naam van onderzoekster [naam 2] . Zij deed onderzoek naar de integriteit van [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft tijdens dat onderzoek een rekeningafschrift getoond aan [naam 2] waarop enkel te zien is dat er een bedrag van € 1.785,00 is betaald van een rekening bij Rabobank Weerterland en Cranendonck op de rekening met nummer [rekeningnummer 2] onder vermelding van ‘ [bedrijf 1] , fact nr. [nummer] ’. [51] De rest van het rekeningafschrift is onleesbaar gemaakt.
Het kan niet anders dan dat dit rekeningafschrift ziet op dezelfde betaling, van de zoon van medeverdachte [medeverdachte] aan de rekening van [bedrijf 7] . [medeverdachte] heeft met dit, grotendeels onleesbare rekeningafschrift, in strijd met de waarheid, [naam 2] voorgehouden dat hij heeft betaald voor zijn verblijf in het Chateau. In haar rapport heeft [naam 2] hierover immers vermeld: “
Vakantie; [medeverdachte] zou vakantie gehouden hebben op een Frans Chateau dat eigendom is van [verdachte] . [medeverdachte] heeft hier inderdaad vakantie gevierd, evenals zijn zoon. Hij heeft hiervoor, blijkens overlegde rekeningafschrift, de normale huurprijs betaald. [52] Hiermee heeft [medeverdachte] [naam 2] misleid.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat de factuur met nummer [nummer] en het rekeningafschrift, in nauwe en bewuste samenwerking, zijn vervalst en gebruikt door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank overweegt daarbij dat het de kennelijke bedoeling van de opsteller van de tenlastelegging is geweest ‘gebruik maken’ van het vervalste rekeningafschrift ten laste te leggen in plaats van ‘afleveren’ of ‘voorhanden hebben’. In de tenlastelegging is immers het ‘gebruik maken’ nader omschreven.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1. primair
hij in de periode van 14 april 2010 tot en met 14 april 2016 in Nederland een ambtenaar, te weten een commissaris van politie, genaamd [medeverdachte] , meermalen een gift of belofte dan wel een dienst, te weten:
- reis- en/of verblijfkosten van een reis naar/bezoek aan een " [evenement 1] " op 27 en 28 april 2010 op het testcirquit van [plaats 1] in [land 2] , en
- reis- en/of verblijfkosten van een reis naar/bezoek aan de " [evenement 2] " op 12 en 13 juni 2010 van/naar [plaats 2] in [land 1] , en
- reis- en/of verblijfkosten van een reis naar ( [evenement 3] in [plaats 3] ) [land 3] van 10 tot en met 12 december 2010, en
- verblijfkosten van een reis van 7 augustus 2010 tot en met 14 augustus 2010 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en
- verblijfkosten van een reis van 7 mei 2011 tot en met 14 mei 2011 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en
- verblijfkosten van een reis van 27 augustus 2011 tot en met 13 september 2011 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en
- verblijfkosten van een reis van 31 augustus 2013 tot en met 4 september 2013 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en
- verblijfkosten van een reis van 26 juni 2015 tot en met 9 juli 2015 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en
- een deel van de aandelen [bedrijf 2] via [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of de zoon van die [medeverdachte] , genaamd [naam 1]
heeft gedaan en/of verleend,
* telkens met het oogmerk om die [medeverdachte] te bewegen in zijn bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten, en
* telkens ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die [medeverdachte] in zijn huidige of vroegere bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, is gedaan of nagelaten, te weten:
- het laten ontstaan en/of bevorderen en/of in stand houden/onderhouden en/of verbeteren van de zodanige contacten/relaties tussen/met die [medeverdachte] en de politie-organisatie enerzijds en verdachte en aan hem, verdachte gerelateerde/toebehorende bedrijven genaamd " [bedrijf 5] " en/of " [bedrijf 6] " en/of " [bedrijf 7] " anderzijds, dat die [medeverdachte] tegenover die rechtsperso(o)n(en) voornoemd niet meer zo neutraal en/of zo vrij en/of zo onbeïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot voornoemde (rechts)perso(o)n(en) als in het geval die [medeverdachte] die gift(en) niet had aangenomen, en
- het overhalen van politiefunctionaris(sen) met het oog op de aanschaf door die politiefunctionaris(sen) en de door die politiefunctionaris(sen) vertegenwoordigende instantie van door hem, verdachte en de aan hem, verdachte gerelateerde/toebehorende bedrijven genaamd " [bedrijf 5] " en/of " [bedrijf 6] " en/of " [bedrijf 7] " te leveren producten en/of diensten, en
- het uit naam/functie van de politie organisatie aanprijzen van door hem, verdachte en de aan hem, verdachte gerelateerde/toebehorende bedrijven genaamd " [bedrijf 5] " en/of " [bedrijf 6] " en/of " [bedrijf 7] " te leveren diensten of producten;
2.
hij in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 10 februari 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] , en
- een rekeningafschrift hebben vervalst,
immers hebben verdachte en zijn mededader valselijk en in strijd met de waarheid (onder andere):
- het factuuradres op die factuur gewijzigd in " [medeverdachte] ", en
- een gedeelte van een rekeningafschrift onleesbaar gemaakt en aldus heeft voorgedaan dat het rekeningafschrift verdachtes rekeningafschrift betrof en dat het rekeningafschrift de betaling toonde voor een verblijf in [bedrijf 1] (factuur [nummer] ),
met het oogmerk om die factuur en dat rekeningafschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
en
opzettelijk een vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten dat rekeningafschrift, heeft gebruikt,
terwijl verdachte wist dat dit geschrift bestemd was om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst, en welk gebruik maken bestond uit het tonen van dat rekeningafschrift door verdachtes mededader aan [naam 2] (als ware het verdachtes mededaders rekeningafschrift ten bewijze van betaling voor een verblijf op [bedrijf 1] ).
De rechtbank heeft kennelijke verschrijvingen in de tenlastelegging verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is hierdoor niet geschaad in zijn verdedigingsbelang.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 57, 177a (oud), 177 en 225 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het verweer van de raadsman dat het onder 2 bewezenverklaarde niet kan worden gekwalificeerd vindt geen steun in het recht. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
primair: het misdrijf: aan een ambtenaar een gift of belofte doen dan wel een dienst verlenen of aanbieden met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd,
feit 2
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd, en het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde te veroordelen tot een werkstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis, alsmede een maand gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van beide feiten gepleit tot vrijspraak.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, het blanco strafblad van verdachte en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Daarbij is het volgende van belang.
Verdachte heeft medeverdachte, commissaris van politie, gedurende een jarenlange periode, waarbij die commissaris van politie aanvankelijk gedetacheerd was vanuit de politie naar een publiek-privaat samenwerkingsverband, meerdere reizen en verblijven en, indirect, een deel van de aandelen van een bedrijf aangeboden. Verdachte heeft geregeld dat medeverdachte kon deelnemen aan een “ [evenement 1] ” in [land 2] , de “ [evenement 2] ” in [plaats 2] kon bezoeken, een reis naar [land 3] kon maken en meerdere malen kon verblijven in een chateau in [land 1] . De kosten van al deze reizen zijn betaald door (de bedrijven van) verdachte, die als ondernemer belang had bij de verkoop van zijn producten en medeverdachte met zijn functie daarvoor goed kon gebruiken.
Het is in (delen van) het bedrijfsleven niet ongebruikelijk om potentiële zakenpartners en klanten te fêteren. Het, al dan niet in privé, aanbieden aan een commissaris van politie van dure reizen naar raceweekenden, [land 3] en verblijven in een chateau in [land 1] is echter onaanvaardbaar. Ieder ambtelijk handelen dient vrij dient te blijven van welke geldelijke beïnvloeding dan ook. Bovendien hebben verdachte en medeverdachte ook nog een factuur en rekeningafschrift vervalst en, nota bene binnen een integriteitsonderzoek, gebruikt.
Dit handelen van verdachte heeft zijn negatieve weerslag op de uitstraling van de politie in zijn geheel. Dergelijk handelen tast de transparantie van en het vertrouwen in overheidsbesluitvorming aan. Dat binnen de private sector genetwerkt wordt, biedt geen rechtvaardiging voor dit grensoverschrijdende gedrag richting een hooggeplaatste politieambtenaar. Ter zitting heeft verdachte toegegeven dat hij de betaling voor het Chateau door één van zijn ondernemingen aan hem liet betalen en zich zo schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de belastingwetgeving. Met andere woorden, de belastingbetaler heeft meebetaald mee aan de op omkoping gerichte giften van verdachte aan zijn medeverdachte. De rechtbank rekent het verdachte daarbij aan dat hij nauwelijks inzicht heeft getoond in de strafbaarheid van zijn handelen en de fiscale constructie kennelijk als normaal beschouwd.
Gelet op de ernst van de feiten en in het bijzonder de omstandigheid dat verdachte de strafbare giften op fiscaal ontoelaatbare wijze heeft verwerkt, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere sanctie, zoals door de officier van justitie geëist, dan gevangenisstraf. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden. Van deze gevangenisstraf zal de helft voorwaardelijk worden opgelegd om verdachte van nieuwe strafbare feiten te weerhouden. Hoewel de verdenking tegen de medeverdachte (corruptie) niet kan bestaan zonder de omkoping door verdachte, is de rechtbank van oordeel dat het handelen van de ambtenaar kwalijker is dan dat van de ondernemer. Slechts om die reden is de straf lager dan de aan de medeverdachte opgelegde straf.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
niet-ontvankelijk verklaring officier van justitie
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor zover de tenlastelegging ziet op de periode voorafgaand aan 14 april 2010;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
- feit 1
primair: het misdrijf: aan een ambtenaar een gift of belofte doen dan wel een dienst verlenen of aanbieden met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd;
- feit 2
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd, en het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshof, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2019.
Mr. S.H. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Rijksrecherche met nummer 20150031, ook wel bekend als dossier ‘Tarbot’. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal algemeen dossier van 21 november 2016, pagina 6 e.v.
3.
4.Gerechtshof Den Haag, 20 december 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:3702
5.Bijlage 1 ‘Detacheringsovereenkomst politie’ en bijlage 2 ‘Detacheringsovereenkomst’, gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen van 24 mei 2018, opgemaakt door de rechter-commissaris.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 3] ) van 27 mei 2015, pagina 202.
7.Verklaring verdachte ter zitting van. 20 mei 2019.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 4] ) van 6 november 2018, afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris, pagina 3 en 4.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 3] ) van 27 mei 2015, pagina 200.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 5] ) van 15 juni 2015, pagina 190.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 6] ) van 13 mei 2015, pagina 43 en 44.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 7] ) van 9 november 2015, pagina 386.
13.Een schriftelijk stuk, pagina 1888.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van 3 juni 2016, pagina 1440.
15.Verklaring verdachte ter zitting van 20 mei 2019.
16.Het proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2016, pagina 2002.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 1] ) van 10 november 2015, pagina 978.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2016, pagina 2008.
19.Het proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2016, pagina 2010.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2016, pagina 2014 en 2015.
21.Verklaring verdachte ter zitting van 20 mei 2019.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 1] ) van 10 november 2015, pagina 978 en 982.
23.Proces-verbaal zaaksdossier Reizen van 3 juni 2016, pagina 1459.
24.Proces-verbaal zaaksdossier Reizen van 3 juni 2016, pagina 1442.
25.Verklaring verdachte ter zitting van 20 mei 2019.
26.Proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2016, bijlage 26, pagina 1299.
27.Verklaring verdachte ter zitting van 20 mei 2019.
28.Het proces-verbaal zaaksdossier Reizen van 3 juni 2016, pagina 1444 en bijlage 9, pagina 1546.
29.Verklaring verdachte ter zitting van 20 mei 2019.
30.Bijlage 12, pagina 1268, bij het proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2016.
31.Het proces-verbaal zaaksdossier Reizen van 3 juni 2016, bijlage 9, pagina 1550.
32.Het proces-verbaal zaaksdossier Reizen van 3 juni 2016, pagina 1445 en bijlage 14, pagina 1577 en 1578.
33.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2016, pagina 1193.
34.Zie voetnoot 46.
35.Zie voetnoot 48.
36.Het proces-verbaal zaaksdossier Reizen van 3 juni 2016, pagina 1445 en bijlage 14, pagina 1575.
37.Het proces-verbaal zaaksdossier Reizen van 3 juni 2016, pagina 1446 en bijlage 16, pagina 1584.
38.Verklaring verdachte ter zitting van 20 mei 2019.
39.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 1] ) van 10 november 2015, pagina 976 en 977.
40.Het proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2016, pagina 1034.
41.Het proces-verbaal van bevindingen van 2 juni 2016, pagina 970 en bijlage 10, pagina 1045.
42.Het proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2016, pagina 1034.
43.Het proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2016, pagina 1035 en bijlage 4, pagina 1044.
44.Het proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2016, pagina 1035.
45.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 2] ) van 16 maart 2016, pagina 1093, 1094, 1095 en 1096.
46.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2016, pagina 1191 en bijlage 5, pagina 1243 en 1244.
47.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2016, pagina 1191 en bijlage 6, pagina 1245 tm 1248.
48.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2016, pagina 1191 en bijlage 7, pagina 1249.
49.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2016, pagina 1190.
50.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2016, pagina 1190 en bijlage 4, pagina 1242.
51.Het proces-verbaal van verhoor getuige ( [naam 2] ) van 5 oktober 2015, pagina 1204 en bijlage 3, pagina 1241.
52.Rapport [naam 2] ‘ [stichting 1] Transparant?’, pagina 1234.