4.2.3.Het oordeel van de rechtbank
Ambtelijke corruptie, zoals de (passieve) ambtelijke omkoping veelal wordt genoemd, is door de wetgever strafbaar gesteld, omdat ieder ambtelijk handelen vrij dient te blijven van welke geldelijke beïnvloeding dan ook.Omkoping is een wederkerig begrip; er is sprake van een transactie of ruilrelatie tussen de (actieve) omkoper en de ambtenaar.
Voor strafbaarheid volstaat dat komt vast te staan dat de ambtenaar heeft moeten begrijpen dat het voordeel hem met een bepaald doel is verschaft. Het is niet nodig dat na het aannemen van giften door de ambtenaar het met die giften beoogde handelen of nalaten ook daadwerkelijk is gevolgd. Voldoende is dat de ambtenaar – op het moment dat deze de gift aanneemt – weet dat die gift hem is gedaan om hem te bewegen in de toekomst iets te doen of na te laten.
Uit de rechtspraak volgt dat een vriendschappelijke relatie geen rechtvaardiging kan vormen voor het aannemen van giften. Giften die privé aan een ambtenaar zijn gedaan kunnen worden betrokken bij de beoordeling van de vraag of het ten laste gelegde kan worden bewezen, aangezien het enkele feit dat het om giften in de privésfeer gaat niet uitsluit dat de omkoper met zijn gift het oogmerk kan hebben gehad om de ambtenaar om te kopen en dat de ambtenaar zich laat omkopen.
4.2.3.2 ‘Ambtenaar in zijn bediening’
Met betrekking tot het verweer dat medeverdachte [medeverdachte] niet heeft gehandeld als ‘ambtenaar in zijn bediening’ overweegt de rechtbank het volgende.
Medeverdachte [medeverdachte] was vanuit de politie gedetacheerd als ‘Directeur [stichting 1] Oost Brabant alias [stichting 1] ’. [bedrijf 5] betrof een publiek – private samenwerking ter bestrijding van de criminaliteit, waarbij medeverdachte [medeverdachte] vanuit de politie, de publieke organisatie, betrokken was.
Er zijn twee detacheringsovereenkomsten opgemaakt, één voor de periode van 1 mei 2007 tot en met 1 mei 2010 en één voor de periode van 1 juni 2010 tot 1 juni 2013.
De detacheringsovereenkomsten zijn gesloten tussen de Regiopolitie Brabant-Zuid-Oost als de uitlenende organisatie, de Stichting het [stichting 1] alias [stichting 1] als inlenende organisatie en medeverdachte [medeverdachte] als gedetacheerde werknemer. Zowel in de eerste detacheringsovereenkomst als in de tweede overeenkomst is bepaald dat gedurende de duur van de detachering het formele gezag over de werknemer bij de Regiopolitie blijft berusten en dat de rechtspositionele bepalingen op de werknemer van toepassing blijven (artikel 4 respectievelijk artikel 2).
De eerste detacheringsovereenkomst heeft medeverdachte [medeverdachte] ondertekend als ‘Commissaris van politie’. In de tweede detacheringsovereenkomst is verwezen naar artikel 62 van het Besluit algemene rechtspositie politie. In dat artikel is bepaald dat het bevoegd gezag ‘een ambtenaar’ kan detacheren. In navolging daarop is in artikel 2 van die detacheringsovereenkomst bepaald: “De gedetacheerde blijft tijdens de periode van detachering ambtenaar van politie en in dienst van de uitlenende organisatie”.
Daarnaast is in artikel 16 van de tweede detacheringsovereenkomst onder meer bepaald: “Gedetacheerde keert in beginsel terug in een passende functie bij het uitlenende korps of enig ander korps binnen de Nederlandse Politie. De huidige (persoonlijke) salarisschaal 13 en vooruitzichten blijven na afloop van de detachering gegarandeerd”. Na afloop van de detachering bij het [stichting 1] is medeverdachte [medeverdachte] naar het project ‘Sensing’ van de Landelijk Eenheid van de politie gegaan.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat medeverdachte [medeverdachte] gedetacheerd was vanuit de politie.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat medeverdachte [medeverdachte] gedurende de volledige periode van detachering ambtenaar van politie is gebleven. Dat medeverdachte [medeverdachte] tijdens de detachering andere taken uitvoerde dan gebruikelijk als commissaris van politie maakt dat niet anders. De woorden ‘in zijn bediening’ eisen niet dat de ambtenaar bevoegd is tot de diensten die van hem verlangd worden, maar alleen dat zijn ambt hem daartoe in staat stelt of hem daartoe de gelegenheid biedt. Met de term 'in zijn bediening' wordt slechts tot uitdrukking gebracht dat het ambt hem tot de verweten strafbare gedragingen in staat heeft gesteld. Ook hoeven geschenken niet in de hoedanigheid van ambtenaar te zijn aangenomen.
Medeverdachte [medeverdachte] was door de politieorganisatie gedetacheerd om de samenwerking met het bedrijfsleven op gang te brengen en de belangen van de politie te behartigen binnen die
publiek– private samenwerking.Hij belichaamde het publieke deel van het samenwerkingsverband. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] waren zich daarvan ook terdege bewust. Zo heeft medeverdachte [medeverdachte] niet alleen bij de uitreiking van prijzen zijn uniform gedragen, maar ook bij presentaties en tijdens beurzen, in het bijzijn van verdachte.Medeverdachte [medeverdachte] trad op die momenten naar buiten als politieman om de samenwerking tussen de publieke en private partijen uit te leggen. Ook bevat het dossier een e-mail van medeverdachte [medeverdachte] waarin hij zich naast directeur van [stichting 1] presenteert als Chief of Police.
De rechtbank is van oordeel dat medeverdachte [medeverdachte] gedurende de gehele ten laste gelegde periode gehandeld heeft als ‘ambtenaar in zijn bediening’ en dat verdachte zich daarvan bewust was.
4.2.3.3 Bedrijven verdachte
Verdachte is een ondernemer die bestuurder en/of (mede-) eigenaar is van een aantal bedrijven:
[bedrijf 7] . (opgericht op 13 februari 1997): verdachte is hiervan enig aandeelhouder en bestuurder sinds 20 december 1996;
- [bedrijf 3] (opgericht op 26 april 2013): [bedrijf 7] . is sinds 26 april 2013 bestuurder van [bedrijf 5] bedrijf;
- [bedrijf 2] . (opgericht op 26 april 2013): verdachte is sinds 26 april 2013 hiervan de enige bestuurder; [bedrijf 3] is voor 50% aandeelhouder van [bedrijf 2] .
Daarnaast was verdachte betrokken bij de volgende bedrijven:
- [bedrijf 9] (opgericht op 16 september 2002): [bedrijf 7] . was hiervan vanaf 19 maart 2004 tot en met 24 april 2013, met [bedrijf 10] , directeur (alleen/zelfstandig bevoegd); onder [bedrijf 9] . viel onder meer [bedrijf 11] .;
- [bedrijf 5] . (ook wel aangeduid als [bedrijf 5] of [bedrijf 5] ) (opgericht op 16 januari 2008): [bedrijf 7] . was hiervan van 16 januari 2008 tot en met 26 juni 2013 algemeen directeur;
- [bedrijf 6] . (opgericht op 31 december 2007 en uitgeschreven uit de KvK op 25 april 2013): Uit informatie van de KvK blijkt dat [bedrijf 7] . een bestuursfunctie als algemeen directeur bij dit bedrijf heeft gehad vanaf 7 februari 2008.
4.2.3.4 Reizen naar [plaats 1] en [plaats 2]
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij zowel de “ [evenement 1] ” op 27 en 28 april 2010 op het testcircuit van [plaats 1] in [land 2] als de “ [evenement 2] ” op 12 en 13 juni 2010 in [plaats 2] in [land 1] heeft bezocht, samen met medeverdachte [medeverdachte] en diens zoon [naam 1] . Verdachte heeft ze uitgenodigd, omdat vader en zoon [medeverdachte] ook gek zijn van auto’s.
In de e-mail van 19 januari 2010 van verdachte aan medeverdachte [medeverdachte] schrijft verdachte: “
Als Kick-off voor onze samenwerking wil ik jullie uitnodigen voor een [evenement 1] (PDE) op het testcircuit van [plaats 1] te [land 2] . Het programma start in de ochtend waar we een AM Vantage V12 en DBS onder leiding van een AM coureur de grenzen gaan opzoeken. Het programma eindigt met een diner waar we gezamenlijk onze onderwerpen kunnen bespreken.” En onder de noemer ‘PS’: “
Uitnodiging PDE volgt na overleg datum. [medeverdachte] , graag wil ik ook je zoon [naam 1] uitnodigen voor deelname aan PDE.”
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de factuur van het weekend racen in [land 2] is betaald door het bedrijf van verdachte ‘ [bedrijf 5] ’.Dit wordt ook bevestigd door de bijschrijving van de factuurkosten namens ‘ [bedrijf 5] ’ op de bankrekening van [naam 3] , het bedrijf waar verdachte eerder een [merk] had gekocht en door welk bedrijf het raceweekend aan hem was aangeboden.
Over het programma van de “ [evenement 2] ” in [plaats 2] heeft een medewerker van [naam 3] op 7 juni 2010 verdachte per e-mail geïnformeerd.Deze medewerker schrijft onder meer:
Bijgaand zoals beloof de details voor [plaats 2] . In de bijlage tref je het [merk] programma alsmede de routebeschrijving naar het Chateau aan.
(…)
Kostenplaatje wordt dan:
€ 1100 + € 1700= €2800/2= € 1400
3x AM kaarten @ GBP 1550= GBP 4650.
Ik kan de factuur opstellen zoals voor jou het handigst is (lees: fiscaal aftrekbaar!), laat aub weten hoe je het graag gefactureerd wil zien.”
Verdachte heeft diezelfde dag deze e-mail doorgestuurd aan medeverdachte [medeverdachte] met de volgende aanvullende tekst:
Onderstaand het programma. Qua kosten heb ik een creatieve oplossing.
(…)
Spreek je vanavond,
Groet,
Uit het dossier blijkt dat de factuur van [naam 3] voor het verblijf in het kasteel in [land 1] en de toegangskaarten voor het bezoek van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en zijn zoon aan de “ [evenement 2] ” in [plaats 2] eveneens aan ‘ [bedrijf 5] ’ is gestuurd. ‘ [bedrijf 5] ’ heeft de factuur doorbelast aan de stichting [stichting 2] , van welke stichting verdachte voorzitter was.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat medeverdachte [medeverdachte] zowel de “ [evenement 1] ” als de “ [evenement 2] ” heeft bezocht op uitnodiging van verdachte en dat verdachte, al dan niet zakelijk, voor de betaling heeft zorg gedragen.
4.2.3.5 Reis naar [land 3]
Van 10 tot en met 12 december 2010 is verdachte, onder meer samen met medeverdachte [medeverdachte] , diens zoon en getuige [getuige 1] naar [land 3] , [plaats 3] , geweest voor een bezoek aan het bedrijf ‘ [evenement 3] ’.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat het een bezoek was aan de ontwikkelaar van het software platform van hun bedrijf ‘ [bedrijf 6] ’. De tickets en de hotelkosten van het gezelschap zijn betaald door het bedrijf dat [getuige 1] gezamenlijk met verdachte had, te weten ‘ [bedrijf 9] .’. Dat gebeurde volgens [getuige 1] in opdracht van verdachte, omdat medeverdachte [medeverdachte] enthousiast moest worden gemaakt over ‘ [bedrijf 6] ’ en “
harder zou gaan lopen”.Voorafgaand aan de reis heeft [getuige 1] aan de managing director van het [land 3] bedrijf met betrekking tot de deelnemers van de reis onder meer gemaild: “
[medeverdachte] (Chief of Police, he is very important to us because he has to decide if the police will work with [bedrijf 6] as a standard)”
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat medeverdachte [medeverdachte] ook deze reis op uitnodiging en kosten, al dan niet zakelijk, van verdachte heeft gemaakt.
4.2.3.6 Verblijven in [land 1]
Verdachte is eigenaar van een chateau in [land 1] . Dit chateau is genaamd [bedrijf 1] en is gevestigd in het plaatsje [plaats 4] in [land 1] .
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat medeverdachte [medeverdachte] op de ten laste gelegde momenten heeft verbleven in het Chateau. [medeverdachte] betaalde zelf de reis- en servicekosten. De kosten van het verblijf in het Chateau hoefde [medeverdachte] niet te betalen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] maakten deel uit van een vriendengroep, een confrérie, die zich bij het Chateau, bezig hield met het maken van wijn.
Aangezien medeverdachte [medeverdachte] zelf de reiskosten heeft betaald zal verdachte van dat deel van de tenlastelegging bij alle reizen naar het Chateau worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de verblijfkosten overweegt de rechtbank als volgt.
De reservering van het verblijf van medeverdachte [medeverdachte] in het Chateau in de periode van 7 augustus 2010 tot en met 14 augustus 2010 verliep via ‘ [naam 4] ’. Bij de bevestiging van de reservering aan [medeverdachte] is vermeld dat de reservering “
conform de afspraak met de heer [verdachte]” is en dat de prijs “
€ 2.500,00” bedroeg.
Op 18 september 2010 stuurde verdachte de volgende e-mail naar twee van zijn collega’s, [naam 5] en [naam 6] , met als onderwerp ‘Doorberekening en betaling [bedrijf 1] ’:
“
Beste [naam 5] en [naam 6] ,
Zoals voor de zomer besproken zijn in de verschillende projecten Zeeland de kosten voor het bezoek van [medeverdachte] ( [stichting 1] ) (…) aan [bedrijf 1] hierin verwerkt. Graag wil ik je vragen om een drietal facturen van je Holding naar [bedrijf 5] te sturen met nadere afstemming qua factuurtekst: extra consultancy werkzaamheden. De bedragen per factuur zijn:
-
[medeverdachte] , euro: 2.500,00 Consultancy [stichting 1]
(…)
Deze facturen zullen vanuit [bedrijf 5] worden betaald waarop jij deze kans doorstorten aan mijn Holding. Hiervoor zal ik een factuur in overleg met jouw opstellen. (…) Met vriendelijke groet, [verdachte] .”
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat dit verblijf is doorbelast aan ‘ [bedrijf 5] ’.
Verdachte heeft derhalve dit verblijf voor medeverdachte [medeverdachte] geregeld en de kosten verwerkt via zijn bedrijf.
In de iPad van verdachte is een document aangetroffen met de naam ‘Verhuur [bedrijf 1] 2011 Report’. Het verblijf van medeverdachte [medeverdachte] in het Chateau in de periode van 7 mei 2011 tot en met 14 mei 2011 is in dit document geboekt onder de noemer “
[stichting 1]”.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij vanaf 2011 zelf de verhuur van het Chateau regelde. Hij kan niet verklaren waarom bij dit verblijf van medeverdachte [medeverdachte] ‘
[stichting 1]’is vermeld.
De rechtbank concludeert dat het verblijf van medeverdachte [medeverdachte] in deze periode betrekking had op de zakelijke relatie tussen hem en verdachte.
Voor het verblijf in het Chateau in de periode van 27 augustus 2011 tot en met 13 september 2011 heeft medeverdachte [medeverdachte] op 29 september 2011 een e-mail gestuurd aan zijn zoon waarin hij erop aandringt dat zijn zoon met verdachte voor de afhandeling zorg draagt. Verdachte dringt daarop aan omdat “
een bedenkelijke uitspraak” is gedaan.
In het hiervoor genoemde document is een reservering opgenomen onder naam van het bedrijf van de zoon van [medeverdachte] , ‘ [bedrijf 8] ’, in een andere dan de ten laste gelegde periode, namelijk van 7 augustus 2011 tot en met 13 augustus 2011.
Uit het afschrift van de gegevens van de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat hij niet in de periode dat (het bedrijf van) zijn zoon het Chateau huurde, maar in de ten laste gelegde periode van 27 augustus 2011 tot en met 13 september 2011 heeft betaald voor onder meer tolpoortjes in [land 1] en bij winkels in de omgeving van het Chateau.Dit, terwijl voor die periode geen reservering is opgenomen in het hiervoor genoemde document.
Zoals hierna bij feit 2 zal worden overwogen blijkt uit de bewijsmiddelen dat op 3 oktober 2011 meerdere malen per e-mail is gecorrespondeerd over de factuur, met nummer [nummer] , van het verblijf in deze periode. Op de aan ‘ [bedrijf 8] ’ gerichte factuur wordt de periode van verblijf van ‘ [bedrijf 8] ’, van 7 augustus 2011 tot en met
13 augustus 2011 genoemd. Van de periode van 27 augustus 2011 tot en met 13 september 2011 wordt slechts een gedeelte genoemd, te weten van 27 augustus 2011 tot en met
3 september 2011.Op de tweede factuur, gericht aan medeverdachte [medeverdachte] , wordt de periode van verblijf van ‘ [bedrijf 8] ’ niet meer genoemd, maar wel de periode van 27 augustus 2011 tot en met 10 september 2011.
Ten aanzien van deze ten laste gelegde periode kan worden geconcludeerd dat het verblijf van medeverdachte [medeverdachte] niet is gedocumenteerd en dat is gerommeld met de factuur nadat [medeverdachte] had aangedrongen op ‘afhandeling’.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op de verblijfkosten vanaf 5 tot en met 14 september 2013, nu niet kan worden vastgesteld dat [medeverdachte] toen nog op het Chateau verbleef.
Dat medeverdachte [medeverdachte] het eerste deel van deze ten laste gelegde periode in het Chateau heeft verbleven voor de confrérie blijkt nergens uit. Verdachte heeft juist in zijn e-mail van 20 augustus 2013 aan degene die de schoonmaak regelde laten weten dat de “
[medeverdachte]” aan zou komen op 31 augustus en de “
Confrerie Montrbun des Corbieres” op 14 september.
Ook het verblijf in de laatste ten laste gelegde periode, van 26 juni 2015 tot en met 9 juli 2015 is door verdachte voor medeverdachte [medeverdachte] geregeld. De kosten heeft verdachte wederom verwerkt via zijn bedrijven. Dit blijkt uit de factuur die namens [bedrijf 7] . op 5 juli 2015 is verstuurd aan “
[verdachte] , [bedrijf 2]” en de bevestiging daarvan van verdachte ter zitting.
Dat medeverdachte [medeverdachte] kosteloos in de ten laste gelegde periodes in het Chateau van verdachte mocht verblijven voor de confrérie acht de rechtbank, gelet op het vorenstaande, ongeloofwaardig.
4.2.3.7Aandelen [bedrijf 2] .
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij in 2008 met verdachte het bedrijf [bedrijf 6] heeft gekocht. Verdachte wilde medeverdachte [medeverdachte] bij het bedrijf betrekken, zodat verdachte, met [bedrijf 6] en zijn andere bedrijven, de benodigde producten voor de camerabeelden kon leveren. Verdachte vroeg aan getuige [getuige 1] hoe ze [medeverdachte] daarbij ‘comfortabel’ konden maken. Op de vraag van getuige [getuige 1] wat verdachte daar precies mee bedoelde gaf hij te kennen dat [medeverdachte] bij de politie zat en geen deel kon nemen aan een B.V., maar dat hij wel op de een of andere manier beloond moest worden. Tijdens een etentje met verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is volgens getuige [getuige 1] besproken hoe ze alle drie wat konden verdienen. [medeverdachte] gaf daarbij aan dat hij nog werkte bij de politie. Verdachte bracht op dat moment een gouden aandeel bij de notaris als oplossing naar voren of aandelen parkeren bij de zoon van [medeverdachte] .
Ten aanzien van het bedrijf [bedrijf 6] is hier verder geen gevolg aan gegeven.
Enige tijd later heeft de zoon van medeverdachte [medeverdachte] wel - via de bedrijven [bedrijf 3] en [bedrijf 4] . - aandelen verkregen in het bedrijf van verdachte genaamd [bedrijf 2] .
Op 26 april 2013 zijn zowel [bedrijf 3] , met [bedrijf 7] . als bestuurder en enig aandeelhouder, en [bedrijf 2] . opgericht. [bedrijf 2] . werd opgericht door vier andere B.V.’s, waaronder [bedrijf 3] , met op dat moment een deelname van 50% in het geplaatste kapitaal.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] bij het verkrijgen van het belang in [bedrijf 2] betrokken is geweest. Zo mailt [naam 1] op de dag waarop [bedrijf 2] . is opgericht, te weten 26 april 2013, aan verdachte:
“
Net begrepen van [medeverdachte] dat je even contact met hem hebt gehad.
Hij vertelde mij dat je mij morgen nog wat informatie kon sturen over [bedrijf 2] voordat je op vakantie gaat. Dat zou erg fijn zijn.”
Diezelfde dag heeft verdachte aan [naam 1] onder meer geantwoord:
“
Vanmiddag is [bedrijf 2] opgericht en na mijn vakantie zal ik i.o.m. je z.s.m. de datum met [naam 7] afstemmen voor de toetreding van jouw holding voor 50% in [bedrijf 3] .”
Op 17 mei 2013 is [bedrijf 4] . opgericht door de zoon van medeverdachte [medeverdachte] . Op diezelfde datum is [bedrijf 7] . teruggetreden als ‘enig’ aandeelhouder van [bedrijf 3]
Op 1 juli 2013 is een bedrag van € 0,50 overgemaakt van de rekening van [bedrijf 4] . naar de rekening van [bedrijf 3] onder vermelding van “
Koop aandelen [bedrijf 3]”.
Doordat [naam 1] enig aandeelhouder is van [bedrijf 4] . heeft hij via zijn aandelen in [bedrijf 3] een belang gekregen in [bedrijf 2] .
Ten aanzien van [bedrijf 2] B.V. heeft getuige [getuige 2] verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] een groot voorstander was van het gebruik van [bedrijf 2] , dat hij op een beurs het [bedrijf 2] product onder de aandacht heeft gebracht en zijn zoon daarvan een filmpje heeft gemaakt en dat [medeverdachte] elke mogelijkheid gebruikte om [bedrijf 2] te promoten, bijvoorbeeld bij de politieacademie.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat niet alleen de zoon, maar ook medeverdachte [medeverdachte] zelf nauw betrokken was bij (het belang in) het bedrijf [bedrijf 2]
4.2.3.8 Betrouwbaarheid getuigen
De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de bij de Rijksrecherche afgelegde getuigenverklaringen. De verklaringen vinden steun bij elkaar en in de overige genoemde bewijsmiddelen. Het voorwaardelijk verzoek van de verdediging tot het uitluisteren van de verklaringen wordt afgewezen. Nu dit verzoek pas ter zitting is gedaan, de raadsman voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad het verzoek eerder in te dienen en de getuigen opnieuw zijn gehoord door de rechter-commissaris in bijzijn van de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat de noodzaak tot het alsnog uitluisteren van de verhoren ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat medeverdachte [medeverdachte] de reizen naar [plaats 1] , [plaats 2] , [land 3] en de verblijven in het Chateau in [land 1] , alsmede indirect, via zijn zoon, aandelen in het bedrijf [bedrijf 2] . heeft aangenomen als gift, zoals bedoeld in de tenlastelegging.
Deze aanzienlijke hoeveelheid giften vertegenwoordigt een significante waarde voor [medeverdachte] en de giften kunnen niet enkel en alleen worden verklaard vanuit de vriendschappelijke relatie tussen verdachte en [medeverdachte] . Uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen blijkt immers dat de giften direct verband houden met de werkzaamheden van [medeverdachte] voor [stichting 1] en de zakelijke belangen van verdachte. Ook is van belang dat verdachte diverse giften heeft doorbelast aan zijn bedrijven. Verdachte heeft telkens de reizen geregeld en voor de betaling zorggedragen. Bij het raceweekend in [plaats 1] spreekt verdachte over een “
kick off” voor de samenwerking. Voor de kosten van het bezoek aan de “ [evenement 2] ” heeft verdachte een “
creatieve oplossing”. Medeverdachte [medeverdachte] werd uitgenodigd voor de reis naar [land 3] om hem “
harder te laten lopen”. Op voorhand werd het bedrijf in [land 3] medegedeeld dat [medeverdachte] “
Chief of Police” was en “
very important to us”. Voor de verblijven in [land 1] heeft medeverdachte [medeverdachte] nimmer betaald en de kosten van de verblijven zijn op een ‘creatieve’ manier door verdachte verwerkt via zijn bedrijven. Tot slot is door verdachte gesproken over een ‘gouden aandeel’ om het [medeverdachte] “
comfortabel” te maken.
Verdachte had de bedoeling om medeverdachte [medeverdachte] in zijn bediening iets te laten doen. Verdachte had het oogmerk medeverdachte [medeverdachte] met deze giften te bewegen de in de tenlastelegging omschreven relatie tussen zijn bedrijven en de politie te bevorderen om zodoende zijn producten te verkopen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft deze giften aangenomen, wetende dat deze hem werden aangeboden met dit doel.
Zoals hiervoor reeds is geoordeeld, heeft medeverdachte [medeverdachte] gedurende de gehele ten laste gelegde periode gehandeld als ‘ambtenaar in zijn bediening’, te weten als commissaris van politie. [medeverdachte] bekleedde een hoge functie binnen de politieorganisatie. Desondanks bood verdachte hem telkens dure giften aan, die door [medeverdachte] keer op keer werden aangenomen.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.