ECLI:NL:RBOVE:2019:2094

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juni 2019
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
08-963576-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping van een politiecommissaris en valsheid in geschrifte

Op 21 juni 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 58-jarige man uit Ittervoort, die als commissaris van politie was aangeklaagd voor omkoping en valsheid in geschrifte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich heeft laten omkopen door medeverdachte [medeverdachte], die hem verschillende giften en beloftes heeft gedaan. Dit gebeurde in de periode van 1 januari 2010 tot en met 14 april 2016, terwijl de verdachte zijn functie als politiecommissaris uitoefende. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meerdere keren reis- en verblijfkosten heeft aangenomen, evenals aandelen in een bedrijf, met de bedoeling om de relatie tussen de politie en de bedrijven van de medeverdachte te bevorderen. De verdachte heeft ook een factuur en een rekeningafschrift vervalst om te verdoezelen dat hij niet zelf had betaald voor zijn verblijf in een chateau van de medeverdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor de periode voorafgaand aan 14 april 2010, en heeft de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-963576-15 (P)
Datum vonnis: 21 juni 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1960 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 en 24 mei 2019 en 13 juni 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.J. Timmer en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M.M.H. Zuketto, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zich als commissaris van politie heeft laten omkopen door giften, beloften of diensten van medeverdachte [medeverdachte] aan te nemen, wetende dat een en ander hem werd aangeboden om hem te bewegen in zijn bediening als politiecommissaris de contacten tussen de politieorganisatie en (de bedrijven van) [medeverdachte] te bevorderen en de door [medeverdachte] en zijn bedrijven te leveren producten bij en uit naam van de politie aan te prijzen;
feit 2:een factuur van [bedrijf 1] te [land 1] en een rekeningafschrift heeft vervalst en dat rekeningafschrift heeft gebruikt ter misleiding van een derde;
feit 3: meerdere geldbedragen heeft witgewassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 14 april 2016 te Ittervoort, in de gemeente Leudal, althans (elders) in Nederland als ambtenaar, te weten als commissaris van politie, (meermalen) een gift of belofte dan wel een dienst gedaan door [medeverdachte] en/of gedaan door of namens een of meer geheel of gedeeltelijk aan die [medeverdachte] gerelateerde/toebehorende bedrijf/ven genaamd " [bedrijf 2] " en/of " [bedrijf 3] " en/of " [bedrijf 4] ", te weten:
- reis- en/of verblijfkosten van een reis naar/bezoek aan een " [evenement 1] " op 27 en 28 april 2010 op het testcirquit van [plaats 1] in [land 2] , en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis naar/bezoek aan de " [evenement 2] " op 12 en 13 juni 2010 van/naar [plaats 2] in [land 1] , en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis naar ( [evenement 3] in [plaats 3] ) [land 3] van
10 tot en met 12 december 2010, en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis van 7 augustus 2010 tot en met 14 augustus 2010 naar het [bedrijf 1] in [land 1] (reservering pv pag 1299), en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis van 7 mei 2011 tot en met 14 mei 2011 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis van 27 augustus 2011 tot en met 13 september 2011 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis van 31 augustus 2013 tot en met 14 september 2013 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en/of
- reis- en/of verblijfkosten van een reis van 26 juni 2015 tot en met 9 juli 2015 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en/of
- ( de overdracht van) een deel van de aandelen [bedrijf 5] (al dan niet aan/via [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of verdachtes zoon [naam 1] ) heeft aangenomen,
(telkens) wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem, verdachte
werd(en) gedaan, verleend of werd(en) aangeboden teneinde hem te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, te weten:
- het laten ontstaan en/of bevorderen en/of in stand houden/onderhouden en/of verbeteren van de zodanig(e) (zakelijke) contacten/relatie(s) tussen/met hem verdachte en/of (vertegenwoordigers van) de politie-organisatie (enerzijds) en die [medeverdachte] en/of (een) vertegenwoordiger(s) van aan die [medeverdachte] gerelateerde/toebehorende bedrijf/ven genaamd " [bedrijf 2] " en/of " [bedrijf 3] " en/of " [bedrijf 4] " (anderzijds) dat hij, verdachte, tegenover die (rechts)perso(o)n(en) voornoemd niet meer zo neutraal en/of zo vrij en/of zo onbeïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot voornoemde (rechts)perso(o)n(en) als in het geval hij, verdachte, die gift(en) niet had aangenomen en/of gevraagd, en/of
- het overhalen van politiefunctionaris(sen) met het oog op de aanschaf door die politiefunctionaris(sen) en/of de door die politiefunctionaris(sen) vertegenwoordigende instantie(s) van een of meer door die [medeverdachte] en/of aan die [medeverdachte] gerelateerde/toebehorende bedrijf/ven genaamd " [bedrijf 2] " en/of " [bedrijf 3] " en/of " [bedrijf 4] " te leveren producten en/of diensten, en/of
- het uit naam/functie van de politie organisatie aanprijzen/vertegenwoordigen en/of verkopen van door die [medeverdachte] en/of aan die [medeverdachte] gerelateerde/toebehorende bedrijf/ven genaamd " [bedrijf 2] " en/of " [bedrijf 3] " en/of " [bedrijf 4] " te leveren diensten of producten;
2.
hij in of omstreeks de maand oktober 2011, althans in of omstreeks de periode van
1 augustus 2011 tot en met 10 februari 2012 te Ittervoort, gemeente Leudal, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] , (zie pv pag. 1249, beslagcode A.01.03.004.001), en/of
- een rekeningafschrift (zie pv pag. 1250, beslagcode A.01.01002.001) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst en/of doen of laten vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid (onder andere):
- het factuuradres op die factuur gewijzigd in " [verdachte] ", en/of
- een gedeelte van een rekeningafschrift onleesbaar gemaakt en aldus heeft voorgedaan dat het rekeningafschrift verdachtes rekeningafschrift betrof en dat het rekeningafschrift de betaling toonde voor een verblijf in [bedrijf 1] (factuur [nummer] ) terwijl het om een terugbetaling ging van het bedrag dat eerder door of namens de medeverdachte op de rekening [bedrijf 8] was gestort,
met het oogmerk om die factuur en/of dat rekeningafschrift (telkens) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
en/of
(telkens) opzettelijk (een) valselijk opgemaakt en/of vervalst(e) geschrift(en) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten die valse of vervalste factuur (pv pag. 1249) en/of dat rekeningafschrift (pv pag 1250), (telkens) heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl verdachte (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit /die geschrift(en) bestemd was/waren om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst, en welk gebruik maken bestond uit het tonen van dat rekeningafschrift aan [naam 2] (als ware het zijn, verdachtes rekeningafschrift ten bewijze van betaling voor een verblijf op [bedrijf 1] );
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 juli 2012 tot en met 2 augustus 2012, te Ittervoort, in de gemeente Leudal, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen meerdere malen in genoemde periode (telkens) een geldbedrag te weten:
- op 30 juli 2012 (te 09.06 uur) euro 2.400,--, althans een geldbedrag, welk
bedrag contant is gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] , en/of
- op 30 juli 2012 (te 09.12 uur) euro 2.400,--, althans een geldbedrag, welk bedrag contant is gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] , en/of
- op 2 augustus 2012 (te 09.25 uur) euro 3.400,--, althans een geldbedrag,
welk bedrag contant is gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] , heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van die/dat bovenomschreven geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, en/of
van die/dat bovenomschreven geldbedrag(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of wie bovenomschreven geldbedrag(en) voorhanden had(den), door:
- op 30 juli 2012 een bedrag van euro 2.400,--, althans een geldbedrag, giraal is overgemaakt op bankrekening [rekeningnummer 2] (onder vermelding van "Verkoop 2 kisten wijn Bordeaux 24 stuks Chateau Talbot 1988"), en/of
- op 30 juli 2012 een bedrag van euro 2.400,--, althans een geldbedrag, giraal is overgemaakt op bankrekening [rekeningnummer 2] (onder vermelding van "Verkoop 2 kisten wijn Bordeaux Chateau Gruaud Larose 1988 24 stuks"), en/of
- op 2 augustus 2012 een bedrag van euro 3.200,--, althans een geldbedrag, giraal is overgemaakt op bankrekening [rekeningnummer 2] (onder vermelding van "12 Chateau Lafaurie Peyraquey 1988 Bordeaux Sauternes en 12 Chateau Latour 1988 1ster Grand Cru Classe Pauillac"), en/of
- op 2 augustus 2012 een bedrag van euro 200,--, althans een geldbedrag, giraal is overgemaakt op bankrekening [rekeningnummer 2] (onder vermelding van "12 Chateau Lafaurie Peyraquey 1988 Bordeaux Sauternes en 12 Chateau Latour 1988 1ster Grand Cru Classe Pauillac. Resterende 200 Euro"),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van die/dat bovenomschreven geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, en/of van die/dat bovenomschreven geldbedrag(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of wie bovenomschreven geldbedrag(en) voorhanden had(den),
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dan wel (telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging overweegt de rechtbank als volgt.
Tot 1 januari 2015 was de passieve ambtelijke omkoping, waarbij niet in strijd met de ambtsplicht werd gehandeld, strafbaar gesteld in artikel 362 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De passieve ambtelijke omkoping waarbij wel in strijd met de ambtsplicht werd gehandeld was strafbaar gesteld in artikel 363 Sr. Per 1 januari 2015 is artikel 362 Sr vervallen en is de passieve ambtelijke omkoping enkel strafbaar gesteld in artikel 363 Sr, waarbij het bestanddeel ‘in strijd met zijn plicht’ is komen te vervallen.
Op overtreding van artikel 362 Sr stond een maximum gevangenisstraf van twee jaar. Per
1 januari 2015 is het strafmaximum verhoogd naar zes jaar. Ten aanzien van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op de periode voorafgaand aan 1 januari 2015 dient de rechtbank te beoordelen of sprake is van verjaring, nu de verjaringstermijn bij het strafmaximum van twee jaar gevangenisstraf korter is dan bij het huidige strafmaximum en conform artikel 70 Sr zes jaar bedraagt.
De verjaringstermijn vangt aan op de dag na het plegen van het strafbare feit. Op grond van artikel 72, eerste lid, Sr stuit elke daad van vervolging de verjaring. Als eerste daad van vervolging geldt in deze zaak de doorzoeking ter inbeslagneming door de rechter-commissaris in de woning van verdachte aan het adres [adres] op 14 april 2016. Vanaf dat moment is de verjaring gestuit. Rekening houdend met de verjaringstermijn van zes jaar zal de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging voor zover de tenlastelegging ziet op de periode voorafgaand aan 14 april 2010.
Voor het overige is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging. Aangezien er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging, komt de rechtbank toe aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Verdachte is als commissaris van politie vanuit de politie gedetacheerd geweest naar een Publiek Privaat Samenwerkingsverband (PPS) genaamd ‘Regionaal Platform Criminaliteitsbeheersing Oost Brabant’. Hij werd daar directeur van de stichting [stichting 1] ! Hieronder viel onder meer de Regionale Toezichtruimte (RTR) Eindhoven, waarbij de politie samenwerkte met gemeenten en het bedrijfsleven. Het bestuur van stichting [stichting 1] ! werd gevormd door personen uit de publieke en private sector. Het samenwerkingsverband had als doel criminaliteitsbeheersing in het algemeen en binnen het bedrijfsleven in het bijzonder. Dat doel wilde men bereiken door het bevorderen van collectieve beveiligingszorg en preventiemaatregelen. De stichting had geen winstoogmerk.
Medeverdachte [medeverdachte] is ondernemer en (mede)eigenaar van verschillende bedrijven op het gebied van (camera)beveiliging. Met zijn bedrijven ‘ [bedrijf 2] ’ en ‘ [bedrijf 9] ’ voorzag hij de RTR van technische ondersteuning. [1]
In 2014 wendde een andere commissaris van politie zich tot de Rijksrecherche, omdat verdachte zich mogelijk schuldig maakte aan strafbare feiten en belangenverstrengeling. Op grond van het feitenonderzoek naar aanleiding van deze melding ontstond het vermoeden dat verdachte met giften / beloften werd omgekocht door medeverdachte [medeverdachte] . [2]
4.2
Feit 1 ambtelijke omkoping
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte is tijdens zijn detachering steeds politieambtenaar geweest. Van een commissaris van politie mag worden verwacht dat hij alert is en bij twijfel giften weigert. Sinds 2007 is verdachte vanuit verschillende richtingen gewaarschuwd voor zijn handelen, maar dit heeft niet tot gedragsverandering geleid.
De in de tenlastelegging omschreven giften; de deelname aan het raceweekend in [plaats 1] in [land 2] , het bezoek aan de “ [evenement 2] ” in [plaats 2] in [land 1] , de reis naar [land 3] , de verblijven in [bedrijf 1] in [land 1] en het verkrijgen van aandelen in [bedrijf 5] . via de zoon van verdachte, kunnen worden bewezen. Verdachte is hiermee door medeverdachte [medeverdachte] omgekocht, ter stimulering van de relatie tussen de politie en die [medeverdachte] , zijn bedrijven en de daardoor geleverde producten.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. Hij heeft daarbij diverse opmerkingen over de wijze van ten laste leggen gemaakt en verder samengevat in de eerste plaats aangevoerd dat verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 januari 2013 niet heeft gehandeld als ‘ambtenaar in zijn bediening’. Verdachte was in die periode gedetacheerd en er was geen sprake van feitelijke invulling van zijn ambt.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de ten laste gelegde pleegplaats Ittervoort, met als vangnet ‘althans in Nederland’ niet kan worden bewezen, aangezien uitsluitend feitelijke (uitvoerings)handelingen verricht in het buitenland ten laste zijn gelegd.
Bovendien kunnen de reizen, verblijven en bijgewoonde evenementen niet worden aangemerkt als giften, beloften of diensten.
Het bijwonen van de netwerkbijeenkomst in [plaats 1] maakte namelijk onderdeel uit van de opgedragen werkzaamheden vanuit de stichting [stichting 2] , nu daarbij de publiek – private samenwerking besproken werd.
Het bezoek aan de “ [evenement 2] ” in [plaats 2] betrof een privé aangelegenheid, waarbij verdachte is uitgenodigd door zijn zoon.
De reis naar [land 3] heeft verdachte gemaakt op uitnodiging van de stichting [stichting 2] . De reis maakte onderdeel uit van de aan hem opgedragen werkzaamheden en had een vol en overwegend zakelijk programma. Verdachte heeft niet geweten wie de kosten van de reis heeft gedragen, waardoor hij niet geweten kan hebben dat de reis hem werd aangeboden teneinde hem te bewegen iets te doen of na te laten.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn goede vrienden en het leeuwendeel van de verblijven van verdachte in het vakantiehuis van [medeverdachte] in [land 1] had betrekking op hun vriendenclub, de confrérie en de werkzaamheden die verdachte daarvoor verrichtte. Die confrérie richtte zich op het proeven en maken van wijn en had zijn eigen systeem van kostenverrekening. Verdachte heeft daarnaast onderhoudswerkzaamheden verricht aan het vakantiehuis en zijn door hemzelf of zijn zoon reis- en verblijfkosten betaald. Bovendien heeft verdachte tijdens de ten laste gelegde periode van 31 augustus 2013 tot en met
14 september 2013 grotendeels in Lyon verbleven vanwege een sollicitatiegesprek.
Verdachte heeft ook geen aandelen verkregen in [bedrijf 5] ., ook niet via een andere vennootschap of zijn zoon.
Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat geen wettig bewijs in het dossier aanwezig is waaruit kan worden afgeleid dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de giften zijn gedaan met het oog op de drie ten laste gelegde tegenprestaties. Er bestond immers al voor het ten laste gelegde een vriendschappelijke relatie tussen verdachte en [medeverdachte] en voor een deel de betrokkenheid van beiden bij de confrérie en in dat licht moet het gehele dossier worden beschouwd.
4.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.2.3.1 Algemeen
Ambtelijke corruptie, zoals de (passieve) ambtelijke omkoping veelal wordt genoemd, is door de wetgever strafbaar gesteld, omdat ieder ambtelijk handelen vrij dient te blijven van welke geldelijke beïnvloeding dan ook. [3] Omkoping is een wederkerig begrip; er is sprake van een transactie of ruilrelatie tussen de (actieve) omkoper en de ambtenaar.
Voor strafbaarheid volstaat dat komt vast te staan dat de ambtenaar heeft moeten begrijpen dat het voordeel hem met een bepaald doel is verschaft. Het is niet nodig dat na het aannemen van giften door de ambtenaar het met die giften beoogde handelen of nalaten ook daadwerkelijk is gevolgd. Voldoende is dat de ambtenaar – op het moment dat deze de gift aanneemt – weet dat die gift hem is gedaan om hem te bewegen in de toekomst iets te doen of na te laten.
Uit de rechtspraak volgt dat een vriendschappelijke relatie geen rechtvaardiging kan vormen voor het aannemen van giften. Giften die privé aan een ambtenaar zijn gedaan kunnen worden betrokken bij de beoordeling van de vraag of het ten laste gelegde kan worden bewezen, aangezien het enkele feit dat het om giften in de privésfeer gaat niet uitsluit dat de omkoper met zijn gift het oogmerk kan hebben gehad om de ambtenaar om te kopen en dat de ambtenaar zich laat omkopen. [4]
4.2.3.2 ‘Ambtenaar in zijn bediening’
Met betrekking tot het verweer dat verdachte niet zou hebben gehandeld als ‘ambtenaar in zijn bediening’ overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte was vanuit de politie gedetacheerd als ‘Directeur [stichting 1] ’. Dit betrof een publiek – private samenwerking ter bestrijding van de criminaliteit, waarbij verdachte vanuit de politie, de publieke organisatie, betrokken was.
Er zijn twee detacheringsovereenkomsten opgemaakt, één voor de periode van 1 mei 2007 tot en met 1 mei 2010 en één voor de periode van 1 juni 2010 tot 1 juni 2013. [5]
De detacheringsovereenkomsten zijn gesloten tussen de Regiopolitie Brabant-Zuid-Oost als de uitlenende organisatie, de stichting het [stichting 1] als inlenende organisatie en verdachte als gedetacheerde werknemer. Zowel in de eerste detacheringsovereenkomst als in de tweede overeenkomst is bepaald dat gedurende de duur van de detachering het formele gezag over de werknemer bij de Regiopolitie blijft berusten en dat de rechtspositionele bepalingen op de werknemer van toepassing blijven (artikel 4 respectievelijk artikel 2).
De eerste detacheringsovereenkomst heeft verdachte ondertekend als ‘Commissaris van politie’. In de tweede detacheringsovereenkomst is verwezen naar artikel 62 van het Besluit algemene rechtspositie politie. In dat artikel is bepaald dat het bevoegd gezag ‘een ambtenaar’ kan detacheren. In navolging daarop is in artikel 2 van die detacheringsovereenkomst bepaald: “De gedetacheerde blijft tijdens de periode van detachering ambtenaar van politie en in dienst van de uitlenende organisatie”.
De voorzitter van de stichting [stichting 1] , de heer [naam 3] , heeft meerdere beoordelingsgesprekken gevoerd met verdachte. Boven de verslagen daarvan, waaronder de beoordeling over de periode 2010 / 2011, is vermeld ‘Beoordeling Commissaris [verdachte] ’. [6]
Daarnaast is in artikel 16 van de tweede detacheringsovereenkomst onder meer bepaald: “Gedetacheerde keert in beginsel terug in een passende functie bij het uitlenende korps of enig ander korps binnen de Nederlandse Politie. De huidige (persoonlijke) salarisschaal 13 en vooruitzichten blijven na afloop van de detachering gegarandeerd”. Na afloop van de detachering bij het [stichting 1] is verdachte naar het project ‘Sensing’ van de Landelijk Eenheid van de politie gegaan. [7]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij tijdens de detachering op de loonlijst van de politie bleef staan, dat hij via de politie pensioen bleef opbouwen en dat hij door de korpschef met enige regelmaat werd verzocht bij de uitreiking van prijzen in uniform te verschijnen. [8]
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte gedurende de volledige periode van detachering ambtenaar van politie is gebleven. Dat verdachte tijdens de detachering andere taken uitvoerde dan gebruikelijk als commissaris van politie maakt dat niet anders. De woorden ‘in zijn bediening’ eisen niet dat de ambtenaar bevoegd is tot de diensten die van hem verlangd worden, maar alleen dat zijn ambt hem daartoe in staat stelt of hem daartoe de gelegenheid biedt. Met de term 'in zijn bediening' wordt slechts tot uitdrukking gebracht dat het ambt van de verdachte hem tot de verweten strafbare gedragingen in staat heeft gesteld. Ook hoeven geschenken niet in de hoedanigheid van ambtenaar te zijn aangenomen.
Verdachte was door de politieorganisatie gedetacheerd om de samenwerking met het bedrijfsleven op gang te brengen en de belangen van de politie te behartigen binnen die
publiek– private samenwerking. [9] [10] Hij belichaamde het publieke deel van het samenwerkingsverband. Verdachte was zich daarvan terdege bewust. Zo heeft hij niet alleen bij de uitreiking van prijzen zijn uniform gedragen, maar ook bij presentaties en tijdens beurzen. [11] [12] [13] Verdachte trad op die momenten naar buiten als politieman om de samenwerking tussen de publieke en private partijen uit te leggen. [14] Ook bevat het dossier een e-mail van verdachte waarin hij zich naast directeur van [stichting 1] ! presenteert als Chief of Police. [15]
De rechtbank is van oordeel dat verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode gehandeld heeft als ‘ambtenaar in zijn bediening’.
4.2.3.3 Bedrijven medeverdachte [medeverdachte]
Medeverdachte [medeverdachte] is een ondernemer die bestuurder en/of (mede-) eigenaar is van een aantal bedrijven:
 [bedrijf 4] . (opgericht op 13 februari 1997): [medeverdachte] is hiervan enig aandeelhouder en bestuurder sinds 20 december 1996;
  • [bedrijf 6] . (opgericht op 26 april 2013): [bedrijf 4] . is sinds 26 april 2013 bestuurder van dit bedrijf;
  • [bedrijf 5] (opgericht op 26 april 2013): [medeverdachte] is sinds 26 april 2013 hiervan de enige bestuurder; [bedrijf 6] . is voor 50% aandeelhouder van [bedrijf 5] .
Daarnaast was medeverdachte [medeverdachte] betrokken bij de volgende bedrijven:
  • [bedrijf 9] . (opgericht op 16 september 2002): [bedrijf 4] . was hiervan vanaf 19 maart 2004 tot en met 24 april 2013, met [bedrijf 10] ., directeur; onder [bedrijf 9] . viel onder meer [bedrijf 11] .;
  • Dit is [bedrijf 2] (ook wel aangeduid als [bedrijf 2] of [bedrijf 2] ) (opgericht op 16 januari 2008): [bedrijf 4] . was hiervan van 16 januari 2008 tot en met 26 juni 2013 algemeen directeur;
  • [bedrijf 3] (opgericht op 31 december 2007 en uitgeschreven uit de KvK op 25 april 2013): Uit informatie van de KvK blijkt dat [bedrijf 4] . een bestuursfunctie als algemeen directeur bij dit bedrijf heeft gehad vanaf 7 februari 2008.
4.2.3.4 Reizen naar [plaats 1] en [plaats 2]
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij zowel de ‘ [evenement 1] ” op 27 en 28 april 2010 op het testcircuit van [plaats 1] in [land 2] als de “ [evenement 2] ” op 12 en 13 juni 2010 in [plaats 2] in [land 1] heeft bezocht, met zijn zoon [naam 1] en medeverdachte [medeverdachte] . [17] Verdachte weet niet wie het raceweekend in [plaats 1] heeft betaald. Het bezoek aan de “ [evenement 2] ” in [plaats 2] is volgens verdachte door zijn zoon betaald. Verdachte heeft naar zijn zeggen wel reiskosten en maaltijden betaald.
Uit de e-mail van 19 januari 2010 van medeverdachte [medeverdachte] aan verdachte blijkt dat [medeverdachte] verdachte heeft uitgenodigd voor het raceweekend in [plaats 1] . [medeverdachte] schrijft: “
Als Kick-off voor onze samenwerking wil ik jullie uitnodigen voor een [evenement 1] (PDE) op het testcircuit van [plaats 1] te [land 2] . Het programma start in de ochtend waar we een AM Vantage V12 en DBS onder leiding van een AM coureur de grenzen gaan opzoeken. Het programma eindigt met een diner waar we gezamenlijk onze onderwerpen kunnen bespreken.” En onder de noemer ‘PS’: “
Uitnodiging PDE volgt na overleg datum. [verdachte] , graag wil ik ook je zoon [naam 1] uitnodigen voor deelname aan PDE. [18]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de factuur van het weekend racen in [land 2] is betaald door het bedrijf van medeverdachte [medeverdachte] ‘ [bedrijf 2] ’. [19] Dit wordt ook bevestigd door de bijschrijving van de factuurkosten namens ‘ [bedrijf 2] ’ op de bankrekening van [naam 4] , het bedrijf waar medeverdachte [medeverdachte] eerder een [merk] had gekocht en door welk bedrijf het raceweekend aan [medeverdachte] was aangeboden. [20]
Over het programma van de “ [evenement 2] ” in [plaats 2] heeft een medewerker van [naam 4] op 7 juni 2010 medeverdachte [medeverdachte] per e-mail geïnformeerd. [21] Deze medewerker schrijft onder meer:

Dag [medeverdachte] !
Bijgaand zoals beloof de details voor [plaats 2] . In de bijlage tref je het [evenement 1] programma alsmede de routebeschrijving naar het [bedrijf 1] aan.
(…)
Kostenplaatje wordt dan:
€ 1100 + € 1700= €2800/2= € 1400
3x AM kaarten @ GBP 1550= GBP 4650.
Ik kan de factuur opstellen zoals voor jou het handigst is (lees: fiscaal aftrekbaar!), laat aub weten hoe je het graag gefactureerd wil zien.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft diezelfde dag deze e-mail doorgestuurd naar verdachte met de volgende aanvullende tekst:

Hoi [verdachte] ,
Onderstaand het programma. Qua kosten heb ik een creatieve oplossing.
(…)
Spreek je vanavond,
Groet,
[medeverdachte]
Uit het dossier blijkt dat de factuur van [naam 4] voor het verblijf in het kasteel in [land 1] en de toegangskaarten voor het bezoek van verdachte, zijn zoon en medeverdachte [medeverdachte] aan de “ [evenement 2] ” in [plaats 2] eveneens aan ‘ [bedrijf 2] ’ is gestuurd. ‘ [bedrijf 2] ’ heeft de factuur doorbelast aan de stichting [stichting 2] , van welke stichting [medeverdachte] voorzitter was. [22]
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte zowel de “ [evenement 1] ” als de “ [evenement 2] ” heeft bezocht op uitnodiging van medeverdachte [medeverdachte] en dat [medeverdachte] , al dan niet zakelijk, voor de betaling heeft zorg gedragen.
4.2.3.5 Reis naar [land 3]
Van 10 tot en met 12 december 2010 is verdachte, onder meer samen met zijn zoon, medeverdachte [medeverdachte] en getuige [getuige 1] naar [land 3] , [plaats 3] , geweest voor een bezoek aan het bedrijf ‘ [evenement 3] ’. Verdachte weet niet wie de kosten van deze reis heeft betaald. [23]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat het een bezoek was aan de ontwikkelaar van het software platform van hun bedrijf ‘ [bedrijf 3] . De tickets en de hotelkosten van het gezelschap zijn betaald door het bedrijf dat [getuige 1] gezamenlijk met medeverdachte [medeverdachte] had, te weten ‘ [bedrijf 9] .’. Dat gebeurde volgens [getuige 1] in opdracht van medeverdachte [medeverdachte] , omdat verdachte enthousiast moest worden gemaakt over ‘ [bedrijf 3] ’ en “
harder zou gaan lopen”. [24] Voorafgaand aan de reis heeft [getuige 1] aan de managing director van het [land 3] bedrijf over de deelnemers van de reis onder meer gemaild: “
[verdachte] (Chief of Police, he is very important to us because he has to decide if the police will work with [bedrijf 3] as a standard) [25]
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte ook deze reis op uitnodiging en kosten, al dan niet zakelijk, van medeverdachte [medeverdachte] heeft gemaakt.
4.2.3.6 Verblijven in [land 1]
Medeverdachte [medeverdachte] is eigenaar van een chateau in [land 1] . Dit chateau is genaamd [bedrijf 1] en is gevestigd in het plaatsje [plaats 4] in [land 1] . [26]
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij op de ten laste gelegde momenten heeft verbleven in het Chateau. Verdachte betaalde zelf de reiskosten, waaronder de tolpoortjes, en de servicekosten. De kosten van het verblijf in het Chateau hoefde verdachte niet te betalen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] maakten deel uit van een vriendengroep, een confrérie, die zich bezig hield met het maken van wijn. Verdachte hield zich daar tijdens de verblijven in het Chateau mee bezig. Verder verrichtte verdachte hand- en spandiensten in en om het Chateau. [27]
Aangezien niet kan worden uitgesloten dat verdachte zelf de reiskosten heeft betaald zal verdachte van dat deel van de tenlastelegging bij alle reizen naar het Chateau worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de verblijfkosten overweegt de rechtbank als volgt.
De reservering van het verblijf van verdachte in het Chateau in de periode van 7 augustus 2010 tot en met 14 augustus 2010 verliep via ‘ [naam 5] ’. Bij de bevestiging van de reservering aan verdachte is vermeld dat de reservering “
conform de afspraak met de heer [medeverdachte]” is en dat de prijs “
€ 2.500,00” bedroeg. [28]
Op 18 september 2010 stuurde medeverdachte [medeverdachte] de volgende e-mail naar twee van zijn collega’s, [naam 6] en [naam 7] , met als onderwerp ‘Doorberekening en betaling [bedrijf 1] ’:

Beste [naam 6] en [naam 7] ,
Zoals voor de zomer besproken zijn in de verschillende projecten Zeeland de kosten voor het bezoek van [verdachte] ( [stichting 1] ) (…) aan [bedrijf 1] hierin verwerkt. Graag wil ik je vragen om een drietal facturen van je Holding naar [bedrijf 2] te sturen met nadere afstemming qua factuurtekst: extra consultancy werkzaamheden. De bedragen per factuur zijn:
-
[verdachte] , euro: 2.500,00 Consultancy [stichting 1] !
(…)
Deze facturen zullen vanuit [bedrijf 2] worden betaald waarop jij deze kans doorstorten aan mijn Holding. Hiervoor zal ik een factuur in overleg met jouw opstellen. (…) Met vriendelijke groet, [medeverdachte] .
Hieruit leidt de rechtbank af dat medeverdachte [medeverdachte] dit verblijf van verdachte in het Chateau heeft geregeld en de kosten heeft verwerkt via zijn bedrijf.
In de iPad van medeverdachte [medeverdachte] is een document aangetroffen met de naam ‘Verhuur [bedrijf 1] 2011 Report’. Het verblijf van verdachte in het Chateau in de periode van 7 mei 2011 tot en met 14 mei 2011 is in dit document geboekt onder de noemer “
[stichting 1] !”. [29]
Hieruit leidt de rechtbank af dat het verblijf van verdachte in deze periode betrekking had op de zakelijke relatie tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
Over het verblijf in het Chateau in de periode van 27 augustus 2011 tot en met
13 september 2011 heeft verdachte verklaard dat hij er heeft verbleven op uitnodiging van zijn zoon en dat zijn zoon de betaling zou regelen.
Op 29 september 2011 heeft verdachte een e-mail aan zijn zoon gestuurd waarin hij erop aandringt dat zijn zoon met medeverdachte [medeverdachte] voor de afhandeling zorg draagt. Verdachte dringt daarop aan omdat “
een bedenkelijke uitspraak” is gedaan. [30]
In het hiervoor genoemde document is een reservering opgenomen onder naam van het bedrijf van de zoon van verdachte, ‘ [bedrijf 8] ’, in een andere dan de ten laste gelegde periode, namelijk van 7 augustus 2011 tot en met 13 augustus 2011. [31]
Uit het afschrift van de gegevens van de bankrekening van verdachte blijkt dat hij niet in de periode dat (het bedrijf van) zijn zoon het Chateau huurde, maar in de ten laste gelegde periode van 27 augustus 2011 tot en met 13 september 2011 heeft betaald voor onder meer tolpoortjes in [land 1] en bij winkels in de omgeving van het Chateau. [32] Dit, terwijl voor die periode geen reservering is opgenomen in het hiervoor genoemde document. [33]
Zoals hierna bij feit 2 zal worden overwogen blijkt uit de bewijsmiddelen dat op 3 oktober 2011 meerdere malen per e-mail is gecorrespondeerd over de factuur, met nummer [nummer] , van het verblijf in deze periode. Op de aan ‘ [bedrijf 8] ’ gerichte factuur wordt de periode van verblijf van ‘ [bedrijf 8] ’, van 7 augustus 2011 tot en met
13 augustus 2011 genoemd. Van de periode van 27 augustus 2011 tot en met 13 september 2011 wordt slechts een gedeelte genoemd, te weten van 27 augustus 2011 tot en met
3 september 2011. [34] Op de tweede factuur, gericht aan verdachte, wordt de periode van verblijf van ‘ [bedrijf 8] ’ niet meer genoemd, maar wel de periode van
27 augustus 2011 tot en met 10 september 2011. [35]
Ten aanzien van deze ten laste gelegde periode kan worden geconcludeerd dat het verblijf van verdachte niet is gedocumenteerd en dat is gerommeld met een factuur nadat verdachte had aangedrongen op ‘afhandeling’.
Over de periode van 31 augustus 2013 tot en met 14 september 2013 heeft verdachte verklaard dat hij voor de confrérie de eerste dagen in het Chateau heeft doorgebracht. Vanaf 5 september 2013 verbleef hij elders in [land 1] , te weten in Lyon.
De door de verdediging overgelegde bewijsstukken bevestigen dat verdachte vanaf
5 september 2013 heeft verbleven in een hotel in Lyon. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op een verblijf op het Chateau vanaf die datum.
Dat verdachte het eerste deel van deze ten laste gelegde periode in het Chateau verbleef voor de confrérie acht de rechtbank ongeloofwaardig, aangezien medeverdachte [medeverdachte] in zijn e-mail van 20 augustus 2013 aan degene die de schoonmaak regelde heeft laten weten dat de “
[verdachte]” aan zou komen op 31 augustus en de “
Confrerie [naam 9]” op 14 september. [36]
Ook het verblijf in de laatste ten laste gelegde periode, van 26 juni 2015 tot en met 9 juli 2015 is door medeverdachte [medeverdachte] voor verdachte geregeld. De kosten heeft [medeverdachte] wederom verwerkt via zijn bedrijven. Dit blijkt uit de factuur die namens [bedrijf 4] . op 5 juli 2015 is verstuurd aan “
[medeverdachte] , [bedrijf 5]”. [37]
De verklaring van verdachte dat hij kosteloos in de ten laste gelegde periodes in het Chateau van medeverdachte [medeverdachte] mocht verblijven voor de confrérie acht de rechtbank gezien het bovenstaande ongeloofwaardig, zodat dit verweer wordt verworpen.
4.2.3.7 Aandelen [bedrijf 5] .
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij in 2008 samen met medeverdachte [medeverdachte] het bedrijf [bedrijf 3] heeft gekocht. [medeverdachte] wilde verdachte bij het bedrijf betrekken, zodat [medeverdachte] , met [bedrijf 3] en zijn andere bedrijven, de benodigde producten voor de camerabeelden kon leveren. [medeverdachte] vroeg aan getuige [getuige 1] hoe ze verdachte daarbij ‘comfortabel’ konden maken. Op de vraag van getuige [getuige 1] wat [medeverdachte] daar precies mee bedoelde gaf hij te kennen dat verdachte bij de politie zat en geen deel kon nemen aan een B.V., maar dat hij wel op de een of andere manier beloond moest worden. Tijdens een etentje met verdachte en [medeverdachte] is volgens getuige [getuige 1] besproken hoe ze alle drie wat konden verdienen. Verdachte gaf daarbij aan dat hij nog werkte bij de politie. [medeverdachte] bracht op dat moment een gouden aandeel bij de notaris als oplossing naar voren of aandelen parkeren bij de zoon van verdachte. [38]
Ten aanzien van het bedrijf [bedrijf 3] is hier verder geen gevolg aan gegeven.
Enige tijd later heeft de zoon van verdachte wel - via de bedrijven [bedrijf 6] . en [bedrijf 7] . - aandelen verkregen in het bedrijf van [medeverdachte] genaamd [bedrijf 5] .
Op 26 april 2013 zijn zowel [bedrijf 6] ., met [bedrijf 4] . als bestuurder en enig aandeelhouder, en [bedrijf 5] . opgericht. [bedrijf 5] . werd opgericht door vier andere B.V.’s, waaronder [bedrijf 6] ., met op dat moment een deelname van 50% in het geplaatste kapitaal. [39]
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte bij het verkrijgen van het belang in [bedrijf 5] . betrokken is geweest. Zo mailt [naam 1] op de dag waarop [bedrijf 5] . is opgericht, te weten 26 april 2013, aan [medeverdachte] :

Net begrepen van [verdachte] dat je even contact met hem hebt gehad.
Hij vertelde mij dat je mij morgen nog wat informatie kon sturen over [bedrijf 5] voordat je op vakantie gaat. Dat zou erg fijn zijn.
Diezelfde dag heeft [medeverdachte] aan [naam 1] onder meer geantwoord:

Vanmiddag is [bedrijf 5] opgericht en na mijn vakantie zal ik i.o.m. je z.s.m. de datum met [naam 8] afstemmen voor de toetreding van jouw holding voor 50% in [bedrijf 6] . [40]
Op 17 mei 2013 is [bedrijf 7] . opgericht door de zoon van verdachte. Op diezelfde datum is [bedrijf 4] . teruggetreden als ‘enig’ aandeelhouder van [bedrijf 6] . [41]
Op 1 juli 2013 is een bedrag van € 0,50 overgemaakt van de rekening van [bedrijf 7] . naar de rekening van [bedrijf 6] . onder vermelding van “
Koop aandelen [bedrijf 6] .”. [42]
Doordat [naam 1] enig aandeelhouder is van [bedrijf 7] . heeft hij via zijn aandelen in [bedrijf 6] . een belang gekregen in [bedrijf 5] . [43]
Ten aanzien van [bedrijf 5] . heeft getuige [getuige 2] verklaard dat verdachte een groot voorstander was van het gebruik van [bedrijf 5] , dat verdachte op een beurs het [bedrijf 5] product onder de aandacht heeft gebracht en zijn zoon daarvan een filmpje heeft gemaakt en dat verdachte elke mogelijkheid gebruikte om [bedrijf 5] te promoten, bijvoorbeeld bij de politieacademie. [44]
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat niet alleen de zoon, maar ook verdachte zelf wel degelijk nauw betrokken was bij (het belang in) het bedrijf [bedrijf 5] .
4.2.3.8 Pleegplaats
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste leggen van (uitvoerings)handelingen in het buitenland zonder die plekken als pleegplaats op te nemen niet aan een bewezenverklaring in de weg staat. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat de ten laste gelegde giften verdachte in Nederland zijn aangeboden en door hem in Nederland zijn aangenomen.
4.2.3.9 Giften
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de reizen naar [plaats 1] , [plaats 2] , [land 3] en de verblijven in het Chateau in [land 1] , alsmede indirect, via zijn zoon, aandelen in het bedrijf [bedrijf 5] . heeft aangenomen als gift zoals bedoeld in de tenlastelegging.
Deze aanzienlijke hoeveelheid giften vertegenwoordigt een significante waarde voor verdachte en de giften kunnen niet enkel en alleen worden verklaard vanuit de vriendschappelijke relatie tussen verdachte en [medeverdachte] . Uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen blijkt immers dat de giften direct verband houden met verdachtes werkzaamheden voor [stichting 1] ! en de zakelijke belangen van [medeverdachte] . Medeverdachte [medeverdachte] heeft telkens de reizen geregeld en voor de betaling zorggedragen. Bij het raceweekend in [plaats 1] spreekt [medeverdachte] over een “
kick off” voor de samenwerking. Voor de kosten van het bezoek aan de “ [evenement 2] ” heeft [medeverdachte] een “
creatieve oplossing”. Verdachte werd uitgenodigd voor de reis naar [land 3] om hem “
harder te laten lopen”. Op voorhand werd het bedrijf in [land 3] medegedeeld dat verdachte “
Chief of Police” was en “
very important to us”. Voor de verblijven in [land 1] heeft verdachte nimmer betaald en de kosten van de verblijven zijn op een ‘creatieve’ manier door [medeverdachte] verwerkt via zijn bedrijven. Tot slot is gesproken over een ‘gouden aandeel’ om het verdachte “
comfortabel” te maken.
Het was de bedoeling van medeverdachte [medeverdachte] om verdachte in zijn bediening iets te laten doen. Medeverdachte [medeverdachte] had het oogmerk verdachte met deze giften te bewegen de in de tenlastelegging omschreven relatie tussen zijn bedrijven en de politie te bevorderen en zodoende zijn producten te verkopen. Verdachte heeft deze giften aangenomen, wetende dat deze hem werden aangeboden met dit doel.
Zoals hiervoor reeds geoordeeld heeft verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode gehandeld als ‘ambtenaar in zijn bediening’, te weten als commissaris van politie. Verdachte bekleedde een hoge functie binnen de politieorganisatie. Vanuit zijn functie en zijn positie binnen de publiek – private samenwerking mag van verdachte verwacht worden dat hij zich realiseert dat wanneer hem giften worden aangeboden sprake kan zijn van omkoping en daar niet op ingaat. Verdachte nam echter keer op keer de dure giften aan. Op enig moment is een integriteitsonderzoek naar verdachte verricht, waarbij ook zijn relatie met [medeverdachte] aan de orde is gekomen. Verdachte heeft dit onderzoek bewust gefrustreerd, zoals hierna bij de bespreking van het tweede ten laste gelegde feit zal blijken. Ook hieruit blijkt dat verdachte zich terdege realiseerde dat de cadeaus van [medeverdachte] de grenzen van het toegestane overschreden. Door het handelen van verdachte tijdens het onderzoek is de omvang van de belangenverstrengeling toen niet volledig in beeld gekomen. Hier komt nog bij dat verdachte ook na het onderzoek nog giften van [medeverdachte] heeft aangenomen, terwijl zelfs in het door zijn toedoen gemankeerde rapport al werd vermeld dat de relatie tussen verdachte en [medeverdachte] minst genomen een risico op integriteitsschendingen met zich bracht.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3
Feit 2 valsheid in geschrifte
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 2 ten laste gelegde valsheid in geschrifte. Voor het verblijf in het Chateau in de periode waarop de vervalste factuur ziet, is door verdachte niet betaald. In een digitale map in de computer bij verdachte thuis is de valse factuur aangetroffen, alsmede het rekeningafschrift. Om dat rekeningafschrift, waarmee verdachte wilde aantonen dat hij betaald had voor het verblijf, aan integriteitonderzoekster [naam 2] te kunnen tonen, heeft medeverdachte [medeverdachte] via de Stichting [stichting 2] € 1.785,00 overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 8] , die het bedrag vervolgens heeft door geboekt naar de bankrekening van [bedrijf 4] . Het betreft een terugbetaling van hetzelfde bedrag. Dat maakt het rekeningafschrift vals. Verdachte heeft de rest van het rekeningafschrift onleesbaar gemaakt en getoond aan de onderzoekster, waardoor zij tot de conclusie kwam dat verdachte de normale huurprijs had betaald voor het verblijf in het Chateau.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat nergens uit blijkt dat het rekeningafschrift en de factuur zijn vervalst en evenmin dat daarvan gebruik is gemaakt.
Niet blijkt dat sprake was van het oogmerk van verdachte om net te doen alsof het zijn rekeningafschrift was en het oogmerk om net te doen alsof het om de betaling van een verblijf in het Chateau ging.
De betaling van het bedrag van € 1.785,00 betrof geen terugbetaling, maar de derde zakelijke betaling van een bedrijf van [medeverdachte] aan de zoon van verdachte.
De factuur die op de computer van verdachte is aangetroffen kende verdachte niet.
Medeverdachte [medeverdachte] meende kennelijk dat verdachte zou betalen en wijzigde de factuur en zette deze op diens naam. Die factuur is ook betaald, door de zoon van verdachte, op het op de factuur vermelde rekeningnummer. Verdachte heeft daarvan een kopie gemaakt en die aan [naam 2] getoond. De betaling van de zoon heeft betrekking op de periodes van verhuur van 7 tot en met 13 augustus 2011 en van 27 augustus 2011 tot en met 3 september 2011. Het gebruik van de factuur is niet verfeitelijkt in de tenlastelegging. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, zodat medeplegen niet kan worden bewezen.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In de digitale data van het bedrijf ‘ [bedrijf 2] ’ en bij de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte] is een factuur aangetroffen voor een verblijf in het Chateau van [medeverdachte] . Deze factuur heeft het factuurnummer [nummer] . Deze factuur is op 3 oktober 2011, om 10:11:48 uur, als bijlage van een e-mail onder de bestandsnaam ‘ [nummer] – [verdachte] .pdf’ gestuurd door [naam 7] , medewerker van ‘ [bedrijf 2] ’ naar het e-mailadres [mailadres] . De factuur is geprint op briefpapier van [bedrijf 1] en gericht aan ‘ [bedrijf 8] , t.a.v. de heer [verdachte] ’. De factuur is gedateerd op 5 september 2011. Er worden twee periodes van huur van het Chateau in rekening gebracht, van 7 augustus tot en met 13 augustus 2011 en van 27 augustus tot en met 3 september 2011, met een totaalbedrag van € 1.785,00. Het bedrag moet overgemaakt worden op de bankrekening van het Chateau met nummer [rekeningnummer 3] . [45]
Korte tijd later, om 10:12 uur, heeft [naam 7] per e-mail geschreven: “
Hierbij in Excel….. Even opslaan in Files HD en je kan er alles mee.”, waarbij als bijlage de hiervoor omschreven factuur als Excel bestand is gevoegd. Om 10:24:06 uur heeft ‘ [medeverdachte] ’ geantwoord: “
Thnk, mate”. [46]
In de, bij de doorzoeking in de woning van verdachte, aangetroffen digitale data is eveneens een factuur van [bedrijf 1] met nummer [nummer] aangetroffen. Deze factuur had als bestandsnaam ‘Fact [bedrijf 1] .pdf’ en was opgeslagen in de map ‘RTR DITSS [stichting 1] /ONDERZOEK [stichting 1] ! [naam 2] ’. Deze factuur, eveneens gedateerd op 5 september 2011 en met hetzelfde totaalbedrag van € 1.785,00, is gericht aan ‘ [verdachte] ’. Als huurperiodes zijn nu vermeld 27 augustus tot en met 3 september 2011 en 3 september 2011 tot en met 10 september 2011. De betaling dient overgemaakt te worden op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 4] , zonder dat daarbij vermeld is ten name van wie. [47]
Uit het onderzoek naar de bankrekeningen van verdachte is gebleken dat nooit een overboeking is gedaan naar enige bankrekening onder vermelding van een omschrijving die op de een of andere manier is te relateren aan een verblijf in [bedrijf 1] , noch een overschrijving naar de bankrekening met nummer [rekeningnummer 4] of een overschrijving van het bedrag € 1.785,00. [48]
Wel is een overschrijving aangetroffen van 16 oktober 2011 van de bankrekening met nummer [rekeningnummer 5] van Rabobank Weerterland en Cranendonck, ten name van [bedrijf 8] , naar de bankrekening met nummer [rekeningnummer 4] ten bedrage van
€ 1.785,00, onder vermelding van ‘fact nr. [nummer] ’. Begunstigde van die bankrekening is [bedrijf 4] . [49]
Terwijl de tweede factuur is gericht aan verdachte, is de factuur betaald door het bedrijf van de zoon van verdachte. De aangepaste factuur is door verdachte opgeslagen in een digitale map met de naam van onderzoekster [naam 2] . Zij deed onderzoek naar de integriteit van verdachte. Verdachte heeft tijdens dat onderzoek een rekeningafschrift getoond aan [naam 2] waarop enkel te zien is dat er een bedrag van € 1.785,00 is betaald van een rekening bij Rabobank Weerterland en Cranendonck op de rekening met nummer [rekeningnummer 4] onder vermelding van ‘ [bedrijf 1] , fact nr. [nummer] ’. [50] De rest van het rekeningafschrift is onleesbaar gemaakt.
Verdachte heeft erkend dat dit rekeningafschrift ziet op de betaling van de zoon. [51] Verdachte heeft met dit, grotendeels onleesbare rekeningafschrift, in strijd met de waarheid, [naam 2] voorgehouden dat hij zelf heeft betaald voor zijn verblijf in het Chateau. In haar rapport heeft [naam 2] hierover immers vermeld: “
Vakantie; [verdachte] zou vakantie gehouden hebben op een Frans Chateau dat eigendom is van [medeverdachte] . [verdachte] heeft hier inderdaad vakantie gevierd, evenals zijn zoon. Hij heeft hiervoor, blijkens overlegde rekeningafschrift, de normale huurprijs betaald. [52] Hiermee heeft verdachte [naam 2] misleid.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat de factuur met nummer [nummer] en het rekeningafschrift, in nauwe samenwerking, zijn vervalst en gebruikt door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank overweegt daarbij dat het de kennelijke bedoeling van de opsteller van de tenlastelegging is geweest ‘gebruik maken’ van het vervalste rekeningafschrift ten laste te leggen in plaats van ‘afleveren’ of ‘voorhanden hebben’. In de tenlastelegging is immers het ‘gebruik maken’ nader omschreven.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.4
Feit 3 witwassen
4.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
In totaal is een bedrag van € 8.200,00 contant gestort op de bankrekening van verdachte. Voor de herkomst van dit geld is geen aannemelijke verklaring gegeven. Er is sprake van giften en het geld is daarmee afkomstig van misdrijf. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde witwassen.
4.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het ten laste gelegde witwassen. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat in het dossier geen enkele concrete aanwijzing aanwezig is waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het crimineel geld betrof. Er is geen sprake van een redelijk vermoeden van witwassen. Bovendien heeft verdachte een plausibele verklaring afgelegd voor de stortingen van het contante geld.
4.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Wezenlijk bestanddeel van witwassen is dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf. Voor een zogenaamd gronddelict, kort gezegd: specifiek misdrijf waarmee het geld is verkregen, ontbreken bewijsmiddelen. Onder omstandigheden, vaak typologieën genoemd, kan een vermoeden ontstaan dat het geld afkomstig is van een niet nader gespecificeerd misdrijf. Dat verdachte gedurende de lange periode van het onderzoek binnen een kort tijdsbestek drie keer een contant geldbedrag heeft gestort en overgeboekt naar een spaarrekening onder vermelding van, kort gezegd, ‘verkoop wijn’, is daartoe naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 14 april 2010 tot en met 14 april 2016 in Nederland als ambtenaar, te weten als commissaris van politie, meermalen een gift of belofte dan wel een dienst gedaan door [medeverdachte] , te weten:
- reis- en verblijfkosten van een reis naar/bezoek aan een " [evenement 1] " op 27 en 28 april 2010 op het testcirquit van [plaats 1] in [land 2] , en
- reis- en verblijfkosten van een reis naar/bezoek aan de " [evenement 2] " op 12 en 13 juni 2010 van/naar [plaats 2] in [land 1] , en
- reis- en/of verblijfkosten van een reis naar ( [evenement 3] in [plaats 3] ) [land 3] van
10 tot en met 12 december 2010, en
- verblijfkosten van een reis van 7 augustus 2010 tot en met 14 augustus 2010 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en
- verblijfkosten van een reis van 7 mei 2011 tot en met 14 mei 2011 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en
- verblijfkosten van een reis van 27 augustus 2011 tot en met 13 september 2011 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en
- verblijfkosten van een reis van 31 augustus 2013 tot en met 4 september 2013 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en
- verblijfkosten van een reis van 26 juni 2015 tot en met 9 juli 2015 naar het [bedrijf 1] in [land 1] , en
- een deel van de aandelen [bedrijf 5] via [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of verdachtes zoon [naam 1]
heeft aangenomen,
telkens wetende dat deze hem, verdachte werden gedaan, verleend of werden aangeboden teneinde hem te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, te weten:
- het laten ontstaan en/of bevorderen en/of in stand houden/onderhouden en/of verbeteren van de zodanige contacten/relaties tussen hem verdachte en de politie-organisatie enerzijds en die [medeverdachte] en aan die [medeverdachte] gerelateerde/toebehorende bedrijven genaamd " [bedrijf 2] " en/of " [bedrijf 3] " en/of " [bedrijf 4] " anderzijds dat hij, verdachte, tegenover die (rechts)perso(o)n(en) voornoemd niet meer zo neutraal en/of zo vrij en/of zo onbeïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot voornoemde (rechts)perso(o)n(en) als in het geval hij, verdachte, die gift(en) niet had aangenomen en, en
- het overhalen van politiefunctionaris(sen) met het oog op de aanschaf door die politiefunctionaris(sen) en de door die politiefunctionarissen vertegenwoordigende instantie van door die [medeverdachte] en/of aan die [medeverdachte] gerelateerde/toebehorende bedrijven genaamd " [bedrijf 2] " en/of " [bedrijf 3] " en/of " [bedrijf 4] " te leveren producten en/of diensten, en
- het uit naam/functie van de politie organisatie aanprijzen van door die [medeverdachte] en/of aan die [medeverdachte] gerelateerde/toebehorende bedrijven genaamd " [bedrijf 2] " en/of " [bedrijf 3] " en/of " [bedrijf 4] " te leveren diensten of producten;
2.
hij in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 10 februari 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] en
- een rekeningafschrift hebben vervalst,
immers hebben verdachte en zijn mededader valselijk en in strijd met de waarheid (onder andere):
- het factuuradres op die factuur gewijzigd in " [verdachte] ", en
- een gedeelte van een rekeningafschrift onleesbaar gemaakt en aldus heeft voorgedaan dat het rekeningafschrift verdachtes rekeningafschrift betrof en dat het rekeningafschrift de betaling toonde voor een verblijf in [bedrijf 1] (factuur [nummer] ),
met het oogmerk om die factuur en dat rekeningafschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
en
opzettelijk een vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten dat rekeningafschrift, heeft gebruikt,
terwijl verdachte wist dat dit geschrift bestemd was om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst, en welk gebruik maken bestond uit het tonen van dat rekeningafschrift aan [naam 2] (als ware het zijn, verdachtes rekeningafschrift ten bewijze van betaling voor een verblijf op [bedrijf 1] ).
De rechtbank heeft kennelijke verschrijvingen in de tenlastelegging verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is hierdoor niet geschaad in zijn verdedigingsbelang.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 57, 225, 362 (oud) en 363 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: als ambtenaar een gift, belofte of dienst aannemen, wetende dat deze hem gedaan, verleend of aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd,
feit 2
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd, en het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde te veroordelen tot een werkstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis, alsmede een maand gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit tot vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten.
Indien de rechtbank tot een veroordeling komt, heeft de raadsman met betrekking tot de op te leggen straf aangevoerd dat het een verouderde zaak betreft, dat de maatschappij geen nadeel heeft geleden, dat de strafzaak een enorme impact heeft op verdachte als persoon en dat verdachte na 40 jaar trouwe dienst door de politieorganisatie in de steek is gelaten.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, het blanco strafblad van verdachte en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Daarbij is het volgende van belang.
Verdachte heeft als commissaris van politie jarenlang, waarbij hij aanvankelijk gedetacheerd was vanuit de politie naar een publiek-privaat samenwerkingsverband, meerdere reizen en verblijven en, indirect, een deel van de aandelen van een bedrijf aangenomen. Verdachte heeft deelgenomen aan een “ [evenement 1] ” in [land 2] , de “ [evenement 2] ” in [plaats 2] bezocht, een reis naar [land 3] gemaakt en meerdere malen verbleven in een chateau in [land 1] . De kosten zijn steeds betaald door (de bedrijven van) de medeverdachte, die als ondernemer belang had bij de verkoop van zijn producten en verdachte met zijn functie daarvoor goed kon gebruiken. Feitelijk heeft verdachte zich laten fêteren.
Dat verdachte zich, terwijl hij hoog in rang stond binnen de politieorganisatie, daarvoor liet lenen, acht de rechtbank zeer kwalijk. Ieder ambtelijk handelen dient vrij dient te blijven van welke geldelijke beïnvloeding dan ook. Het aannemen van dure reizen naar raceweekenden, [land 3] en verblijven in een chateau in [land 1] van iemand met wie (ook) een zakelijke relatie bestaat, is volstrekt onaanvaardbaar, zeker als commissaris van politie.
Dit handelen van verdachte heeft een negatieve weerslag op de uitstraling van de (voorbeeld)functie van een commissaris binnen de politieorganisatie en van de politie in zijn geheel naar buiten toe. Verdachte heeft het publiek vertrouwen in de politie en daarmee de integriteit van de overheid ernstig geschaad. Vertrouwen in de politie en een onkreukbaar imago van de organisatie en al haar medewerkers is een vereiste voor het goed functioneren van de politie in onze rechtstaat.
Ook nadat een integriteitsonderzoek had plaatsgevonden naar verdachtes handelen in het publiek-private domein en zijn relatie met de medeverdachte en hij dus een gewaarschuwd man was, beëindigde hij de situatie niet. Hij trok zich niets aan van de conclusies en aanbevelingen van de onderzoekster en heeft zelfs nadien ook nog giften van de medeverdachte aangenomen.
Dat verdachte zich bewust was van zijn foute handelen wordt onderstreept doordat hij in het kader van het integriteitsonderzoek een valse factuur en rekeningafschrift met betrekking tot een verblijf op het chateau van de medeverdachte heeft gebruikt om zo de onderzoekster om de tuin te leiden. Als verdachte eerlijk was geweest had dat ongetwijfeld tot andere, meer verregaande conclusies, in het integriteitsonderzoek geleid. Zeer waarschijnlijk is dat het strafbare handelen van verdachte dan eerder zou zijn gestopt en het aanzien van de politie minder schade zou hebben opgelopen.
Verdachte heeft ter zitting geen inzicht getoond in het laakbare van zijn handelen. Dat verdachte ook veel goede dingen heeft gedaan voor de politieorganisatie en hij daarvoor prijzen heeft gekregen moge zo zijn, maar dat laat onverlet dat hij in ernstige mate de morele en strafrechtelijke grenzen heeft overschreden. Dat hij tot op heden consequenties ondervindt van deze zaak, waaronder het ontslag bij de politie, is inherent aan zijn gedragingen en dienen niet tot strafvermindering te leiden.
Gelet op de ernst van de feiten en in het bijzonder de omstandigheid dat verdachte bewust het integriteitsonderzoek heeft gefrustreerd om de omkoping te verdoezelen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere sanctie, zoals door de officier van justitie geëist, dan gevangenisstraf. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden. Van deze gevangenisstraf zal de helft voorwaardelijk worden opgelegd om verdachte van nieuwe strafbare feiten te weerhouden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
niet-ontvankelijk verklaring officier van justitie
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor zover de tenlastelegging ziet op de periode voorafgaand aan 14 april 2010;
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
- feit 1
het misdrijf: als ambtenaar een gift, belofte of dienst aannemen, wetende dat deze hem gedaan, verleend of aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd;
- feit 2
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd, en het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2019.
Mr. S.H. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Rijksrecherche met nummer 20150031, ook wel bekend als dossier ‘Tarbot’. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal algemeen dossier van 21 november 2016, pagina 6 e.v.
3.
4.Gerechtshof Den Haag, 20 december 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:3702
5.Bijlage 1 ‘Detacheringsovereenkomst politie’ en bijlage 2 ‘Detacheringsovereenkomst’, gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen van 24 mei 2018, opgemaakt door de rechter-commissaris.
6.Bijlage ‘Beoordeling Commissaris [verdachte] , periode 2010/2011’, gevoegd bij het proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 3] ), vastgesteld door de rechter-commissaris op 17 mei 2018.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 4] ) van 27 mei 2015, pagina 202.
8.Verklaring verdachte ter zitting van 20 mei 2019.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 5] ) van 6 november 2018, afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris, pagina 3 en 4.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 4] ) van 27 mei 2015, pagina 200.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 6] ) van 15 juni 2015, pagina 190.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 7] ) van 13 mei 2015, pagina 43 en 44.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 8] ) van 9 november 2015, pagina 386.
14.Verklaring verdachte ter zitting van 20 mei 2019.
15.Een schriftelijk stuk, pagina 1888.
16.Het proces-verbaal van bevindingen van 3 juni 2016, pagina 1440.
17.Verklaring verdachte ter zitting van 20 mei 2019.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2016, pagina 2002.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 1] ) van 10 november 2015, pagina 978.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2016, pagina 2008.
21.Het proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2016, pagina 2010.
22.Het proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2016, pagina 2014 en 2015.
23.Verklaring verdachte ter zitting van 20 mei 2019.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 1] ) van 10 november 2015, pagina 978 en 982.
25.Proces-verbaal zaaksdossier Reizen van 3 juni 2016, pagina 1459.
26.Proces-verbaal zaaksdossier Reizen van 3 juni 2016, pagina 1442.
27.Verklaring verdachte ter zitting van 20 mei 2019.
28.Proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2016, bijlage 26, pagina 1299.
29.Het proces-verbaal zaaksdossier Reizen van 3 juni 2016, pagina 1444 en bijlage 9, pagina 1546.
30.Bijlage 12, pagina 1268, bij het proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2016.
31.Het proces-verbaal zaaksdossier Reizen van 3 juni 2016, bijlage 9, pagina 1550.
32.Het proces-verbaal zaaksdossier Reizen van 3 juni 2016, pagina 1445 en bijlage 14, pagina 1577 en 1578.
33.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2016, pagina 1193.
34.Zie voetnoot 45.
35.Zie voetnoot 47.
36.Het proces-verbaal zaaksdossier Reizen van 3 juni 2016, pagina 1445 en bijlage 14, pagina 1575.
37.Het proces-verbaal zaaksdossier Reizen van 3 juni 2016, pagina 1446 en bijlage 16, pagina 1584.
38.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 1] ) van 10 november 2015, pagina 976 en 977.
39.Het proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2016, pagina 1034.
40.Het proces-verbaal van bevindingen van 2 juni 2016, pagina 970 en bijlage 10, pagina 1045.
41.Het proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2016, pagina 1034.
42.Het proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2016, pagina 1035 en bijlage 4, pagina 1044.
43.Het proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2016, pagina 1035.
44.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 2] ) van 16 maart 2016, pagina 1093, 1094, 1095 en 1096.
45.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2016, pagina 1191 en bijlage 5, pagina 1243 en 1244.
46.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2016, pagina 1191 en bijlage 6, pagina 1245 tot en met 1248.
47.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2016, pagina 1191 en bijlage 7, pagina 1249.
48.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2016, pagina 1190.
49.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2016, pagina 1190 en bijlage 4, pagina 1242.
50.Het proces-verbaal van verhoor getuige ( [naam 2] ) van 5 oktober 2015, pagina 1204 en bijlage 3, pagina 1241.
51.Verklaring verdachte ter zitting van 20 mei 2019.
52.Rapport [naam 2] ‘ [stichting 1] ! Transparant?’, pagina 1234.