ECLI:NL:RBOVE:2019:2089

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
08-049163-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging en poging tot diefstal in vereniging met schadevergoeding

Op 20 juni 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 41-jarige vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor diefstal in vereniging en poging tot diefstal in vereniging. De vrouw heeft samen met anderen in een korte periode vier winkeldiefstallen gepleegd en een poging daartoe. De diefstallen vonden plaats op 26 februari 2019 in verschillende supermarkten in Deventer, Zwolle, Staphorst en Hoogeveen, waarbij grote hoeveelheden goederen werden gestolen. De rechtbank oordeelde dat de vrouw zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij zij in vereniging met anderen handelde. Naast de gevangenisstraf werd de vrouw ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 383,23 aan de benadeelde partij, [supermarkt 5]. De rechtbank overwoog dat de diefstallen een aanzienlijke schade toebrachten aan de betrokken winkelketens en dat de verdachte met opzet en in georganiseerd verband handelde. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, waarbij rekening werd gehouden met de spijtbetuigingen van de verdachte. De rechtbank achtte de straf van zes maanden passend, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-049163-19 (P)
Datum vonnis: 20 juni 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] ( [land] ),
geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
momenteel gedetineerd in de P.I. Utrecht, locatie Nieuwersluis.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 juni 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.C. Pol en van wat door verdachte en de waarnemend raadsvrouw mr. A. Petruscu, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:diefstal in vereniging bij de [supermarkt 1] in Deventer op 26 februari 2019;
feit 2:diefstal in vereniging bij de [supermarkt 2] in Zwolle op 26 februari 2019;
feit 3:poging tot diefstal in vereniging bij de [supermarkt 3] in Staphorst op 26 februari 2019;
feit 4:diefstal in vereniging bij de [supermarkt 4] in Hoogeveen op 26 februari 2019;
feit 5:medeplegen van het voorhanden hebben van gestolen goederen op 26 februari 2019;
feit 6:diefstal in vereniging bij de [supermarkt 5] in Zevenaar op 21 februari 2019.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1

zij op of omstreeks 26 februari 2019,
in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen, een grote hoeveelheid noten (pistache noten en/of cashewnoten) en/of knoflook, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [supermarkt 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

2

zij op of omstreeks 26 februari 2019,
in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een grote hoeveelheid noten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan
aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [supermarkt 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

3

zij op of omstreeks 26 februari 2019,
in de gemeente Staphorst tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om
een grote hoeveelheid noten (cashewnoten en/of pistachenoten) en/of schoonmaakartikelen
en/of elektrische tandenborstel en/of vuilniszak(ken) en/of vlees, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te
weten aan de [supermarkt 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, dat/die goed(eren) in een winkelwagen heeft geladen en/of (vervolgens) deze winkelwagen vlak voor de alarmpoortjes heeft neergezet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

4

zij op of omstreeks 26 februari 2019,
in de gemeente Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen, een (of meer) schoen(en) en/of een deken en/of een dekbedovertrek, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [supermarkt 4] ,heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

5

zij op of omstreeks 26 februari 2019,
in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen, (een) goed(eren), te weten een grote hoeveelhe(i)d(en) verpakkingen noten en/of
levensmiddel(en) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

6

zij op of omstreeks 21 februari 2019,
in de gemeente Zevenaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen, een grote hoeveelheid goederen (schoonmaakmiddelen en/of vlees en/of koffiebonen en/of wasmiddelen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [supermarkt 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 tot en met 4 en feit 6 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om verdachte vrij te spreken van het onder feit 5 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdachte en haar raadsvrouw
Verdachte heeft ter terechtzitting de feiten 1 en 6 bekend. Voor wat betreft de feiten 1, 2, 3 en 6 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Net als de officier van justitie verzoekt de raadsvrouw verdachte vrij te spreken van het onder feit 5 ten laste gelegde.
Voor wat betreft feit 4 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een vrijwillige terugtred door verdachte. Aangever heeft verklaard dat hij de winkel in kwam toen verdachte in het gangpad bij de aanbiedingsmanden al bezig was met spullen uit haar jas te halen en deze terug te leggen in de manden. Ze was die spullen dus al aan het terugleggen voordat er iemand in de buurt was. Van een buitenaf komende prikkel is dus geen sprake, zodat verdachte zelf het besluit heeft genomen om de spullen niet weg te nemen. Pas nadat verdachte de spullen uit haar jas had gehaald sprak een medeverdachte een collega van aangever aan. Deze medewerker ging niet in op de vraag van de medeverdachte, waardoor daar slechts gesproken kan worden van een ondeugdelijke poging achteraf om de aandacht van de handelingen van verdachte af te leiden. De raadsvrouw verzoekt daarom verdachte vrij te spreken van het onder feit 4 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten 1 en 6 op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij zij - omdat verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen: [1]
  • het proces-verbaal ter terechtzitting van 6 juni 2019, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van aangifte van 26 februari 2019, inhoudende de verklaring van aangever [aangever 1] , namens de [supermarkt 1] in Deventer;
  • de internet aangifte van 22 februari 2019, ondertekend op 8 maart 2019, inhoudende de verklaring van [aangever 2] namens [supermarkt 5] in Zevenaar.
De rechtbank is verder van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten 2, 3 en 4 met anderen heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Voor wat betreft feit 2 is aangifte gedaan van diefstal bij de [supermarkt 2] in Zwolle op 26 februari 2019. [2] Aangever heeft twee vrouwen en een man gezien in de winkel. Eén van de vrouwen had een hoofdoek en een lange zwarte jas aan. Aangever zag dat deze vrouw haar jas open gooide en dat er 50 á 60 zakken met noten uit de jas vielen. Vervolgens liepen beide vrouwen met versnelde pas richting de uitgang. Ook zijn er camerabeelden gemaakt die door de politie zijn bekeken en waarvan proces-verbaal is opgemaakt. [3] Uit dit proces-verbaal blijkt dat op de camerabeelden een vrouw met een hoofddoek te zien is die wat moeilijk loopt. De verbalisant vermoedt dat zij moeilijk loopt, omdat zij spullen in haar kleding heeft gestopt. Haar mandje was namelijk leeg, terwijl zij diverse spullen uit het winkelschap had gepakt en bij de aanhouding een kledingstuk met grote zakken in beslag is genomen. De verbalisant heeft de vrouw met de hoofddoek op de beelden herkend als verdachte. De verbalisant ziet op de beelden bovendien een andere man en vrouw, die hij herkent als twee van de medeverdachten. De drie komen kort na elkaar binnen en blijven in de winkel steeds in elkaars buurt.
Verdachte had de zakken met noten in haar jas gestopt met het oogmerk om zich die producten toe te eigenen. Doordat zij die zakken al in haar jas had gestopt, heeft zij die uit het zicht van de winkelmedewerkers onttrokken en zich feitelijk de heerschappij daarover verschaft. Dat die zakken uit haar jas zijn gevallen, maakt dit niet anders. Er is daarom sprake geweest van een voltooide diefstal.
Voor wat betreft feit 3 overweegt de rechtbank dat aangifte is gedaan van poging tot diefstal in vereniging bij de [supermarkt 3] in Staphorst, ook op 26 februari 2019. [4] Aangever heeft een man en een vrouw met een hoofddoek de winkel in zien komen. Vervolgens hoorde hij van een collega dat er een volle winkelkar bij de ingang stond. In die kar zaten pistachenoten, cashewnoten, schoonmaakartikelen, een elektrische tandenborstel, vuilniszakken en vlees. Aangever heeft de man en de vrouw naar buiten zien lopen richting een blauwe Volkswagen Passat Station. In een aanvullende aangifte heeft aangever verklaard dat de winkelkar nog in de winkel stond, voor de alarmpoortjes. [5] Er is een proces-verbaal opgemaakt van de camerabeelden van die dag. [6] Uit dit proces-verbaal blijkt dat verdachte samen met haar medeverdachten de winkel in loopt. Verdachte wordt op de beelden herkend door de verbalisant. Een medeverdachte begint een winkelkar te vullen met goederen. De drie verdachten verzamelen zich samen in één gangpad. Vervolgens loopt verdachte met een medeverdachte de winkelgang uit en medeverdachte [medeverdachte 1] loopt met de volle winkelkar achter hen aan. Vervolgens loopt hij al telefonerend heen en weer langs de kassa en daarna in dezelfde winkelgang als waar de goederen in de winkelkar zijn geladen. Medeverdachte [medeverdachte 2] blijft bij het begin van die winkelgang drentelen. Vervolgens verlaten de drie medeverdachten de winkel via de ingang waar zij binnen zijn gekomen. De kar is dan blijkbaar bij die ingang voor de alarmpoortjes blijven staan. Uit deze gang van zaken, in samenhang bezien met de modus operandi van de diefstallen bij de andere supermarkten blijkt dat het de bedoeling van verdachten was om de volle winkelkar mee te nemen via de ingang waar zij zijn binnengekomen. De uitvoering hiervan is echter niet voltooid, terwijl wel een begin van uitvoering is gemaakt. Hiermee is wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van een poging tot diefstal in vereniging bij de [supermarkt 3] in Staphorst.
Voor wat betreft feit 4 overweegt de rechtbank dat [aangever 3] heeft verklaard dat hij op 26 februari 2019 in de [supermarkt 4] in Hoogeveen een vrouw zag staan met een lange zwarte jas en een hoofddoek. [7] Aangever zag ook dat het ging om een voor diefstal geprepareerde jas. De vrouw haalde goederen uit haar jas en deponeerde die in de aanbiedingsmanden. Het ging om onder andere drie paar schoenen van het merk Nike, een deken en een dekbedovertrek. In de winkel was ook een man aanwezig die aan het bellen was en sprak in een voor aangever onbekende taal. Aangever werd door deze man benaderd en de man vroeg of er een bepaalde soort kaas in de winkel was. Aangever heeft vervolgens gezien dat de man en de vrouw met de zwarte jas met elkaar spraken en aangever heeft deze personen verzocht om de winkel te verlaten. De man en vrouw liepen toen naar buiten, samen met een andere vrouw die in de winkel aanwezig was. Aangever heeft een signalement gegeven van de drie personen. Uit een proces-verbaal van bevindingen van de camerabeelden die op die dag zijn gemaakt blijkt dat drie personen van de [supermarkt 4] weglopen. Aangever heeft verklaard dat dit de drie mensen zijn die in zijn winkel waren die dag. De verbalisant herkent de vrouw met de zwarte lange jas als verdachte en de andere vrouw en man als twee van haar medeverdachten. [8]
De rechtbank is van oordeel dat op het moment dat verdachte de goederen in haar jas stopte al sprake was van een voltooide diefstal. Van vrijwillige terugtred kan dus geen sprake zijn.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte telkens met twee medeverdachten in de verschillende winkels is geweest waarbij één of meer (mede)verdachte(n) de goederen in een winkelkar of in een geprepareerde jas verzamelden, terwijl de ander(en) in de gaten hielden of zij werden gezien door het personeel en één medeverdachte personeel afleidde door vragen te stellen of opvallend bellend door de winkel te lopen. Meerdere keren is gezien dat verdachte en haar medeverdachten richting de blauwe Volkswagen Passat zijn gelopen en/of ingestapt waarin zij op 26 februari 2019 in Deventer uiteindelijk zijn aangehouden. [9] De rechtbank is gezien die omstandigheden van oordeel dat in de ten laste gelegde feiten 1, 2, 3, 4 en 6 sprake was van (poging tot) diefstal in vereniging.
Omdat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde onder de feiten 1 tot en met 4 en feit 6, kan het ten laste gelegde onder feit 5 niet zonder meer wettig en overtuigend bewezen worden. Degene die schuldig is aan diefstal van de aangetroffen goederen kan niet tevens schuldig worden bevonden aan opzet- of schuldheling van diezelfde goederen. Onduidelijk is of de bij de aanhouding aangetroffen goederen van een misdrijf afkomstig zijn en zo ja welk misdrijf dat zou moeten zijn.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder feit 5 ten laste gelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
zij op 26 februari 2019, in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met anderen, een grote hoeveelheid noten (pistache noten en/of cashewnoten) en knoflook dat aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders toebehoorde, te weten aan de [supermarkt 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
zij op 26 februari 2019, in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met anderen, een grote hoeveelheid noten, dat aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders toebehoorde, te weten aan de [supermarkt 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
zij op 26 februari 2019, in de gemeente Staphorst tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededaders voorgenomen misdrijf om
een grote hoeveelheid noten (cashewnoten en/of pistachenoten) en schoonmaakartikelen
en een elektrische tandenborstel en vuilniszakken en vlees, dat aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders toebehoorde, te weten aan de [supermarkt 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, die goederen in een winkelwagen heeft geladen en (vervolgens) deze winkelwagen vlak voor de alarmpoortjes heeft neergezet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
zij op 26 februari 2019, in de gemeente Hoogeveen tezamen en in vereniging met anderen, schoenen en een deken en een dekbedovertrek, dat aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders toebehoorde, te weten aan de [supermarkt 4] ,heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6
zij op 21 februari 2019, in de gemeente Zevenaar, tezamen en in vereniging met anderen, een grote hoeveelheid goederen (schoonmaakmiddelen en vlees en koffiebonen en wasmiddelen), dat aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders toebehoorde, te weten aan de [supermarkt 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1, 2, 4 en 6
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 3
het misdrijf: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich beroepen op de op 1 mei 2019 in werking getreden richtlijn mobiel banditisme. Deze richtlijn is opgesteld als krachtig signaal van het Openbaar Ministerie richting personen die niet uit Nederland komen en met geen ander doel naar Nederland komen dan het plegen van diefstallen. Het gaat niet om diefstal van een paar nootjes, maar om winkelwagens vol waardevolle goederen en een georganiseerd gezelschap dat in korte tijd veel winkels heeft bezocht en diefstallen heeft gepleegd. De officier van justitie heeft met zijn eis rekening gehouden met de spijtbetuigingen van verdachte ter terechtzitting, maar is tegelijkertijd van oordeel dat deze strafbare feiten en deze werkwijze streng dienen te worden afgestraft. Met dit harde optreden wil het Openbaar Ministerie dergelijke misdrijven in de toekomst voorkomen door mensen af te schrikken die hier enkel komen om te stelen. De officier van justitie heeft daarom gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
Verdachte zit geruime tijd in voorlopige hechtenis. De richtlijn mobiel banditisme komt nergens voor in de Nederlandse wet en is ook niet op Europees niveau vastgelegd. Bovendien is hier geen sprake van mobiel banditisme en is de richtlijn pas in werking getreden na de ten laste gelegde pleegdata. De diefstallen moeten daarom afzonderlijk van elkaar worden bekeken. Verdachte zal niet in Nederland blijven, maar terug naar [land] gaan met haar echtgenoot en minderjarige zoon. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, het blanco strafblad van verdachte en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, in een zeer korte periode schuldig gemaakt aan vier winkeldiefstallen en één poging daartoe. Het ging hier om een strooptocht waarbij grote hoeveelheden goederen werden gestolen. Door diefstallen als deze wordt een enorme schade toegebracht aan de betreffende winkelketens en daarmee ook aan consumenten, aan wie naar valt aan te nemen die schade uiteindelijk in de verkoopprijzen van de producten wordt doorberekend. Het lijkt erop dat verdachte samen met haar medeverdachten naar Nederland is gekomen met als enig doel hier diefstallen te plegen. Er is sprake van het doelbewust en in georganiseerd verband in korte tijd in vele daarvoor speciaal uitgezochte winkels stelen van goederen om deze vervolgens in het buitenland te gelde te kunnen maken. Deze vorm van criminaliteit is daardoor niet te vergelijken met eenvoudige winkeldiefstal, wat in de hoogte van de op te leggen straf tot uiting dient te komen. Een gevangenisstraf van aanzienlijke duur, te weten zes maanden, met aftrek van voorarrest, is op zijn plaats.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever 2] heeft zich namens [supermarkt 5] als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 383,23 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De vordering betreft de materiele waarde van de gestolen goederen zoals omgeschreven in de aangifte.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadevordering kan worden toegewezen, inclusief wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
De raadsvrouw heeft verzocht om geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen, omdat een groot bedrijf als [supermarkt 5] zelf in staat is om de geleden schade te verhalen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit 6 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom geheel toewijzen vermeerderd met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd (21 februari 2019). Verdachte wordt bevrijd van deze verplichting indien de geleden schade door een mededader aan benadeelde partij wordt voldaan.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht. Verdachte wordt bevrijd van de verplichting tot vergoeden van de schade indien de geleden schade door een mededader wordt voldaan.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2, 3, 4, en 6 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1, 2, 4 en 6
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 3
het misdrijf: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 4.4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [supermarkt 5] (feit 6) van een bedrag van
€ 383,23(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 383,23,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
7 dagenzal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. H. Vegter en
mr. V.P.K van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2019.
De voorzitter is buiten staat te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019096073. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Zie proces-verbaal van aangifte van 1 maart 2019, inhoudende de verklaring van [aangever 4] namens [supermarkt 2] Zwolle, p. 187-188.
3.Zie proces-verbaal van bevindingen van 6 maart 2019, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant] , p. 189-190.
4.Zie proces-verbaal van aangifte van 28 februari 2019, inhoudende de verklaring van [aangever 5] , namens de [supermarkt 3] in Staphorst, inclusief bijlagen, p. 142-148.
5.Zie proces-verbaal van verhoor aangever, inhoudende de aanvullende verklaring van [aangever 5] , namens de [supermarkt 3] in Staphorst, p. 149.
6.Zie proces-verbaal van bevindingen van 6 maart 2019, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant] , inclusief bijlagen, p. 150-154.
7.Zie proces-verbaal van aangifte van 1 maart 2019, inhoudende de verklaring van [aangever 3] namens de [supermarkt 4] in Hoogveen, p. 181-183.
8.Zie het proces-verbaal van bevindingen van 6 maart 2019, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant] , inclusief bijlagen, p. 120-122.
9.Zie proces-verbaal van aanhouding van 26 februari 2019, inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , p. 30-31.