ECLI:NL:RBOVE:2019:2044

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
C/08/232850 / KG ZA 19-130
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van dwangsommen in kort geding tussen Logis P. B.V. en Ricoh Nederland B.V.

In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Overijssel, heeft Logis P. B.V. een vordering ingediend tot opheffing van de dwangsommen die aan de in reconventie toegewezen vorderingen zijn verbonden, zoals vastgesteld in een eerder vonnis van 16 mei 2019. De voorzieningenrechter heeft op 12 juni 2019 uitspraak gedaan in kort geding. Logis P. vorderde dat Ricoh Nederland B.V. haar inzage zou geven in bepaalde bescheiden, maar Ricoh heeft betoogd dat zij aan deze verplichting heeft voldaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Logis P. een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, maar oordeelde dat de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt. De rechter concludeerde dat, hoewel Ricoh niet volledig aan de inzageverplichting heeft voldaan, de informatie die Logis P. heeft verkregen voldoende is om te bepalen wat zij wel en niet mag doen richting eindgebruikers. De vordering van Logis P. werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Ricoh zijn begroot op € 1.619,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door K.G.F. van der Kraats op 12 juni 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/232850 / KG ZA 19-130
Vonnis in kort geding van 12 juni 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LOGIS P. B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
eiseres,
advocaat mr. J.A.J. Werner te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RICOH NEDERLAND B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. M. Franke te Eindhoven.
Partijen zullen hierna Logis P. en Ricoh genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 mei 2019 met 13 producties
  • het faxbericht/de e-mail van Logis P. van 4 juni 2019 met productie 14
  • de e-mail van Ricoh van 4 juni 2019 met productie 1 t/m 6
  • de mondelinge behandeling op 5 juni 2019
  • de pleitaantekeningen van Logis P.
  • de pleitnota van Ricoh.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Voor de relevante feiten in dit geschil wordt kortheidshalve verwezen naar het eerder tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van 16 mei 2019 met zaaknummer / rolnummer: C/08/231085 / KG ZA 19-88 (hierna: het vonnis van 16 mei 2019). In dat vonnis heeft de voorzieningenrechter, voor zover hier van belang, als volgt beslist:
in conventie
7.1.
veroordeelt Ricoh om Logis P. binnen vijf (5) werkdagen na betekening van dit vonnis inzage te geven in:
(1) de door Ricoh met eindgebruikers van door Ricoh aangeboden en/of geleverde producten en diensten van Logis P. (de “eindgebruikers”) gesloten EULA’s en BSS-en;
(2) alle overige fysieke en digitale bescheiden, waaruit blijkt van:
a. de namen en/of contactgegevens van alle eindgebruikers en hun contactpersonen;
b. de aan de eindgebruikers verleende gebruiksrechten;
c. de ten behoeve van eindgebruikers betrokken centrale verwerkingseenheden,
waarbij onder “eindgebruikers” dient te worden verstaan alle (rechts)personen waarmee Ricoh één of meerdere overeenkomsten heeft gesloten tot levering van (mede) goederen en/of diensten van Logis P., waaronder in ieder geval maar niet uitsluitend de rechtspersonen genoemd in productie 17 bij de dagvaarding,
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 ineens en van € 5.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat Ricoh niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum tot € 250.000,00;
in reconventie
7.4.
gebiedt Logis P. om onmiddellijk na betekening van dit vonnis:
- de rechtstreekse benadering van eindgebruikers, teneinde de eindgebruikers te bewegen de lopende overeenkomst met Ricoh op te zeggen, te staken;
- het rechtstreeks aanbieden van leveringen en diensten aan eindgebruikers, voor zover dit aanbod ziet op leveringen en diensten die de eindgebruikers thans via Ricoh afnemen, in strijd met de tussen Ricoh en Logis P. bestaande afspraken, te staken;
- de van toepassing zijnde afspraken tussen Ricoh en Logis P. te respecteren en na te komen;
zulks op straffe van verbeurte van een door Logis P. te betalen dwangsom van € 5.000,00 per overtreding dat Logis P. niet aan dit gebod voldoet, met een maximum tot € 250.000,00;
2.2.
Op 21 mei 2019 heeft Ricoh het vonnis van 16 mei 2019 aan Logis P. laten betekenen.
2.3.
Ter uitvoering van het vonnis van 16 mei 2019 heeft Ricoh Logis P. op 28 mei 2019 op haar kantoor te ’s-Hertogenbosch inzage gegeven in een tweetal ordners waarin van 32 in een Excelbestand vermelde klanten op alfabetische volgorde bescheiden als bedoeld in rechtsoverweging 7.1 van voormeld vonnis zijn opgenomen. Partijen verschillen van mening over de vraag of Ricoh daarmee aan de in die rechtsoverweging in conventie uitgesproken veroordeling heeft voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Logis P. vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bij vonnis van 16 mei 2019 in reconventie opgelegde dwangsommen zal opheffen, een en ander met veroordeling van Ricoh in de kosten van dit geding.

4.De beoordeling

4.1.
Anders dan Ricoh betoogt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit de aard van het gevorderde reeds volgt dat Logis P. daarbij een spoedeisend belang heeft.
4.2.
Aan haar vordering legt Logis P., samengevat, ten grondslag dat Ricoh haar – in weerwil van het vonnis van 16 mei 2019 – geen (volledige) inzage heeft gegeven in bescheiden waaruit blijkt (1) welke producten en diensten van Logis P. de eindgebruikers thans via Ricoh afnemen en (2) de begin- en einddata van de lopende overeenkomsten tussen Ricoh en de eindgebruikers. Volgens Logis P. is het daardoor voor haar onmogelijk om aan de veroordeling in reconventie te voldoen, reden waarom zij ingevolge artikel 611d Rv opheffing van de daaraan verbonden dwangsommen vordert. Ricoh verweert zich hiertegen. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.3.
Met (rechtsoverweging 7.1 van) het vonnis van 16 mei 2019 heeft de voorzieningenrechter beoogd dat Ricoh Logis P. (ook) inzage zou geven in de hiervoor in rechtsoverweging 4.2 sub (1) en (2) bedoelde bescheiden. Zij veronderstelt immers dat die gegevens in de overeenkomsten zijn opgenomen. Logis P. heeft daarbij ook belang om te weten waarvan zij zich op basis van de veroordeling in reconventie dient te onthouden en voor hoe lang. Vast staat dat Ricoh deze inzage niet (volledig) heeft verschaft. Zo is ter zitting bijvoorbeeld gebleken dat Logis P. geen inzage heeft gekregen in de looptijd van de overeenkomst die Ricoh met Stichting Bronovo/Bronovo Ziekenhuis te Den Haag als eindgebruiker heeft gesloten. Ditzelfde geldt voor (het aantal en de aard van) de producten en diensten van Logis P. die de eindgebruikers op dit moment via Ricoh afnemen. Ricoh heeft om bedrijfseconomische redenen gemelde ordners selectief samengesteld en delen van de overeenkomsten weggelaten. Anders dan bijvoorbeeld de bedongen prijs, valt evenwel niet in te zien waarom de door Logis P. gewenste inzage in de hiervoor bedoelde bescheiden bedrijfs- c.q. concurrentiegevoelige informatie bevat.
4.4.
Het voorgaande betekent echter niet dat het gevorderde moet worden toegewezen, omdat immers op basis van de bescheiden die door Ricoh wel ter inzage zijn gelegd en de informatie waarover Logis P. (inmiddels) zelf beschikt in veel gevallen duidelijk is wat Logis P. richting de eindgebruikers wel en niet mag. Wanneer Ricoh concreet aanspraak maakt op het vermeend verbeurd zijn van dwangsommen, dient te worden beoordeeld op welke handeling dat betrekking heeft en of Logis P. op basis van haar ter beschikking staande informatie wist of moest begrijpen dat zij zich daarvan had dienen te weerhouden.
4.5.
De voorzieningenrechter is aldus van oordeel dat de vordering van Logis P. niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.6.
Logis P. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De primair gevorderde integrale vergoeding van de advocaatkosten, begroot op € 5.000,00 (exclusief BTW), dient te worden afgewezen, reeds omdat iedere onderbouwing/specificatie van deze kosten ontbreekt. De kosten worden daarom conform het liquidatietarief tot op heden begroot op:
  • griffierecht € 639,00
  • salaris advocaat
Totaal € 1.619,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Logis P. in de proceskosten, aan de zijde van Ricoh tot op heden begroot op € 1.619,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2019. [1]

Voetnoten

1.type: