ECLI:NL:RBOVE:2019:1943

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
08.205106.18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel door onoplettend rijgedrag

Op 6 juni 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 49-jarige man die verantwoordelijk werd gehouden voor een tragisch verkeersongeval op 16 mei 2018 in Diepenveen. Tijdens het rijden op de IJsseldijk kwam de verdachte op de verkeerde weghelft terecht, wat resulteerde in een aanrijding met een tegemoetkomende auto. Bij dit ongeval kwam één persoon om het leven en raakte een ander zwaar gewond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam had gereden, wat leidde tot de fatale gevolgen. De verdachte verklaarde zich niets van het ongeval te herinneren en suggereerde dat hij een 'black-out' had ervaren. De officier van justitie eiste een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 240 uur op, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 15 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers en hun nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.205106.18 (P)
Datum vonnis: 6 juni 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 mei 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Boon en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. L.J.H.M. Achten, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte schuldig is aan het veroorzaken van een verkeersongeval, waardoor iemand is gedood en iemand zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat verdachte het verkeer in gevaar heeft gebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 16 mei 2018 te Diepenveen in de gemeente Deventer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, VW. Crafter), komende uit de richting Olst en/of gaande in de richting Deventer , daarmee rijdende op de uit twee rijstroken, bestaande weg, de IJsseldijk zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de IJsseldijk) en/of het zich op die weg (de IJsseldijk) bevindende verkeer en/of in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, VW Crafter), naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de IJsseldijk)is terechtgekomen en/of in strijd met het gestelde in artikel 76 lid 1 van voormeld reglement, zich aan de linkerzijde van een ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken van die weg (de IJsseldijk) aangebrachte dubbele doorgetrokken streep, inhoudende: “Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet links van en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen” , heeft bevonden en/of geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de IJsseldijk) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met een aantal op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de IJsseldijk) rijdende, toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuigen, te weten een personenauto (merk Renault) en/of een personenauto (merk VW, type Golf), ten gevolge waarvan voormelde personenauto (merk Renault) in een slip is geraakt en/of gezien de rijrichting van dat motorrijtuig (merk Renault) op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de IJsseldijk) in botsing of aanrijding is gekomen met een ander motorrijtuig (merk Volvo), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander(genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood en/of een ander ( [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 mei 2018 te Diepenveen in de gemeente Deventer, bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, VW. Crafter), komende uit de richting Olst en/of gaande in de richting Deventer, daarmee heeft gereden op de uit twee rijstroken, bestaande weg, de
IJsseldijk en in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes
verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, VW Crafter), naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de IJsseldijk) is terechtgekomen en/of in strijd met het gestelde in artikel 76 lid 1 van voormeld reglement, zich aan de linkerzijde van een ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken van die weg (de IJsseldijk) aangebrachte dubbele doorgetrokken streep, inhoudende: “Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet links van en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen” , heeft bevonden en/of geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de IJsseldijk) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met een aantal op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de IJsseldijk) rijdende, toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuigen, te weten een personenauto (merk Renault) en/of een personenauto (merk VW, type Golf), ten gevolge waarvan voormelde personenauto (merk Renault) in een slip is geraakt en/of gezien de rijrichting van dat motorrijtuig (merk Renault) op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de IJsseldijk) in botsing of aanrijding is gekomen met een ander motorrijtuig (merk Volvo), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 16 mei 2018 heeft in de gemeente Diepenveen, op de IJsseldijk, omstreeks 21.06 uur een verkeersongeval plaatsgevonden, waar meerdere personenauto’s bij betrokken waren. Verdachte, die als veroorzaker van het ongeval is aangemerkt, is als bestuurder van zijn bedrijfsauto, Volkswagen Crafter, op de linkerweghelft terecht gekomen, waarna hij een tegemoet komende auto (Renault) heeft geschampt en vervolgens frontaal op de volgende tegenligger (Volkswagen Golf) is gereden. De Renault is om zijn as gedraaid en frontaal op een vierde personenauto (Volvo) gereden. De bestuurder van de Golf, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) is ter plekke aan zijn verwondingen overleden. De bestuurder van de Renault, [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard zich niets van het ongeval te kunnen herinneren en heeft ter terechtzitting verklaard dat het ongeval een gevolg moet zijn geweest van een ‘black-out’.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het primair ten laste gelegde.
Zij heeft daartoe betoogd dat bewezen kan worden dat verdachte aanmerkelijk onoplettend, onachtzaam en onvoorzichtig heeft gereden, waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat het ongeval is ontstaan. Verdachte heeft twee verkeersovertredingen gemaakt. Hij is over een doorgetrokken streep gereden en heeft vervolgens op de verkeershelft voor tegemoetkomend verkeer gereden en daarmee niet zoveel mogelijk rechts gehouden. Daarnaast dragen de volgende omstandigheden bij aan de schuld van verdachte: verdachte had een lange werkdag van 11,5 uur achter de rug, zonder dat hij had gegeten of gedronken, omdat die dag de ramadan was begonnen. Verdachte kent de weg heel goed, omdat hij er elke dag rijdt en hij wist dat op deze drukke provinciale weg de beide weghelften gescheiden worden door een dubbele doorgetrokken streep. Het feit dat verdachte beroepsmatig veel op de weg zit, maakt dat van hem meer verwacht kan worden dan van een gemiddeld bestuurder.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, ten aanzien van het primair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat bij verdachte geen sprake is geweest van ‘een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid’, omdat hiervoor in het dossier geen aanknopingspunten te vinden zijn.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een ‘black-out’ had, dan wel dat hij last had van een tijdelijk bewustzijnsverlies zonder aanwijsbare oorzaak. Er zijn geen andere omstandigheden of oorzaken aan te voeren, waardoor verdachte op de linkerweghelft terecht is gekomen. De raadsman heeft zich dan ook op het standpunt gesteld dat moet worden geoordeeld dat verdachte in verontschuldigbare onmacht verkeerde, zodat niet kan worden gesproken van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde overtreding van artikel 5 WVW heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de WVW te komen, moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Daartoe is meer dan eenvoudige schuld vereist. Voor schuld in het kader van artikel 6 WVW is vereist dat verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen. Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen [1] , het navolgende.
Feiten en omstandigheden
Op 16 mei 2018 heeft in de gemeente Diepenveen, op de IJsseldijk, omstreeks 21.06 uur een verkeersongeval plaatsgevonden, waar meerdere personenauto’s bij betrokken waren. [2]
Na het verkeersongeval op 16 mei 2018 heeft de politie ter plaatse onderzoek verricht en uit het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse (VOA) is naar voren gekomen dat op het moment van het ongeval geen van buiten komende oorzaken aanwezig waren die tot het ongeval kunnen hebben geleid. [3]
Vast is komen te staan dat verdachte op 16 mei 2018 op de IJsseldijk reed in zijn Volkswagen Crafter,en op die weg over de dubbele doorgetrokken streep is gereden, waardoor hij zich op de linkerweghelft voor tegemoetkomend verkeer bevond, zodat het ongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] is overleden [4] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het lichamelijke letsel van [slachtoffer 2] bestond uit hersenletsel, wervelbreuken, een klaplong, botbreuken in de rugwervels en kneuzingen in buik, heupen en bekken. Naar verwachting zal met name in de cognitieve stoornissen geen volledig herstel optreden. [5]
Ten aanzien van schuld in de zin van artikel 6 WVW
Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte onder de aanwezige omstandigheden aanmerkelijk tekort geschoten in de op hem rustende zorgplicht om in het verkeer de benodigde voorzichtigheid in acht te nemen en om zijn weggedrag aan te passen aan de aanwezige andere verkeersdeelnemers, in dit geval door zoveel mogelijk rechts te rijden en zich niet op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer te bevinden door over een doorgetrokken streep te rijden. Verdachte reed, zo kan uit de verklaring van getuige [getuige] worden afgeleid, op de rechter weghelft en is langzaam naar links gereden en dus afgegleden naar de linkerkant van de weg. [6] De rechtbank stelt vast dat er aldus, vanwege de geleidelijkheid waarmee verdachte naar de linker weghelft is afgegleden, langere tijd sprake is geweest van onoplettendheid. De raadsman en verdachte hebben ter zitting verklaard dat dit het gevolg kan zijn geweest van een ‘black-out’. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij na het ongeval en later ook door deskundigen van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen is onderzocht, maar dat geen medische oorzaak voor zijn rijgedrag is vastgesteld. Verbalisanten die onmiddellijk na de melding van het ongeval ter plaatse zijn gegaan en vervolgens verdachte hebben aangehouden, hebben niets gerelateerd omtrent een toestand van verdachte die zou kunnen wijzen op een ‘black out’ van verdachte. Het enkele feit dat verdachte niet (meer) weet wat er is gebeurd, is onvoldoende voor het aanwezig achten van een situatie waarin sprake was van verontschuldigbare onmacht ten tijde van het ongeval. Dit geldt temeer nu verdachte zelf verklaard heeft dat hij enige moeite had met ademhalen vanwege het uitklappen van de airbag en ook even duizelig was toen hij uit de auto stapte, maar zich verder in orde voelde. [7]
Gezien het voorgaande is de gestelde verontschuldigbare onmacht niet aannemelijk geworden. De rechtbank zal het verweer dan ook verwerpen.
Naar het oordeel van de rechtbank leidt voorgaande ertoe dat verdachte in aanmerkelijke mate onvoorzichtig, onachtzaam en onoplettend rijgedrag heeft vertoond. Daarmee is sprake van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW, zodat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
Primair:
hij op 16 mei 2018 te Diepenveen in de gemeente Deventer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, VW. Crafter), komende uit de richting Olst en gaande in de richting Deventer, daarmee rijdende op de uit twee rijstroken, bestaande weg, de IJsseldijk aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte in onvoldoende mate heeft gelet op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg (de IJsseldijk) en het zich op die weg (de IJsseldijk) bevindende verkeer en in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, VW
Crafter), naar links is gegaan en geheel op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de IJsseldijk)is terechtgekomen en in strijd met het gestelde in artikel 76 lid 1 van voormeld reglement, zich aan de linkerzijde van een ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken van die weg (de IJsseldijk) aangebrachte dubbele doorgetrokken streep, inhoudende: “Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden en bestuurders mogen zich niet links van en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen”, heeft bevonden en geheel rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de IJsseldijk) in aanrijding is gekomen met een aantal op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de IJsseldijk) rijdende, toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuigen, te weten een personenauto (merk Renault) en een personenauto (merk VW, type Golf), ten gevolge waarvan voormelde personenauto (merk Renault) in een slip is geraakt en gezien de rijrichting van dat motorrijtuig (merk Renault) op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de IJsseldijk) in aanrijding is gekomen met een ander motorrijtuig (merk Volvo), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander(genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood en een ander ( [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
en
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van een eventuele strafoplegging op het standpunt gesteld dat aan verdachte een straf opgelegd kan worden voor overtreding van artikel 5 WVW, zodat een lagere straf dan door de officier van justitie geëist passend is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft op 16 mei 2018 een buitengewoon tragisch verkeersongeval veroorzaakt, waarbij [slachtoffer 1] om het leven is gekomen en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het leven van [slachtoffer 1] is door toedoen van verdachte vroegtijdig tot een einde gekomen. Vanzelfsprekend heeft dit tot onuitsprekelijk en onherstelbaar leed geleid bij de nabestaanden. Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen met deels blijvende gevolgen, wat ook is gebleken uit zijn verklaring die is voorgelezen ter terechtzitting. Die gevolgen betreffen niet alleen hemzelf, maar ook zijn gezin, waar hij, zoals hij het zelf beschreef, nooit meer dezelfde echtgenoot en vader voor zal kunnen zijn. Verdachte is daar verantwoordelijk voor.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor overtreding van de WVW en met het gegeven dat ook voor verdachte deze gebeurtenissen grote gevolgen hebben gehad en hij verder zal moeten leven met het besef dat één van de slachtoffers door zijn toedoen om het leven is gekomen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van artikel 6 WVW, waarbij sprake is van een aanmerkelijke schuld, zonder dat sprake is van alcoholgebruik en waarbij het slachtoffer is overleden, een werkstraf voor de duur van 240 uur en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 1 jaar.
Hoewel een aan verdachte op te leggen strafrechtelijke sanctie het gebeurde niet ongedaan kan maken en noch het verdriet van de nabestaanden van [slachtoffer 1] noch het leed van slachtoffer [slachtoffer 2] kan wegnemen, is de rechtbank van oordeel dat de onvoorzichtigheid van verdachte in zijn handelen een strafrechtelijke reactie rechtvaardigt. De rechtbank acht dit ook noodzakelijk in het belang van de verkeersveiligheid in het algemeen. Hoewel in dit geval zowel een dodelijk slachtoffer als een slachtoffer met zwaar lichamelijk letsel valt te betreuren, is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde (maximale) taakstraf een passende straf is.
Gelet op het feit dat verdachte voor zijn inkomen afhankelijk is van rijbewijs, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor langere duur niet passend. Om die reden zal de rechtbank een hogere ontzegging opleggen, maar daarvan een groot deel voorwaardelijk doen zijn, om herhaling te voorkomen.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 15 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk passend en geboden. De proeftijd wordt bepaald op 3 jaren.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 WVW.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair:
het misdrijf:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
en
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
  • bepaalt dat van de bijkomende straf 12 (twaalf) maanden,nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een
    proeftijd van 3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland, basisteam IJsselland-Noord, met registratienummer PL0600-2018212966. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal Aanrijding misdrijf, d.d. 5 oktober 2018, pag. 3 en 4.
3.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 27 juli 2018, pag. 10, 16, 20, 25 en 28.
4.Een schriftelijk stuk bevattende het GGD schouwverslag d.d. 17 mei 2018, losbladig.
5.Een schriftelijk stuk bevattende de GGD letselrapportage d.d. 15 augustus 2018, pag. 37, 38 en 39.
6.Proces-verbaal verhoor slachtoffer [getuige] d.d. 23 mei 2018, pag. 40 en 41.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 24 augustus 2018, pag. 50 en 51.