ECLI:NL:RBOVE:2019:1936

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
08.021821.18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag

Op 6 juni 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige vrouw die verantwoordelijk werd gehouden voor een dodelijk verkeersongeval. De vrouw, onderweg naar haar werk, wilde linksaf de snelweg op rijden, terwijl de verkeerslichten buiten werking waren. Tijdens het afslaan verleende zij geen voorrang aan een motorrijder, die als gevolg van de aanrijding overleed. De rechtbank oordeelde dat de vrouw aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot de fatale aanrijding. De rechtbank legde haar een taakstraf van 120 uur op, alsook een voorwaardelijke rijontzegging van één jaar met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak volgde na een openbare terechtzitting op 23 mei 2019, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet de bijzondere zorgplicht had nageleefd die van een verkeersdeelnemer verwacht mag worden, vooral gezien de omstandigheden van het ongeval, zoals de donkere omstandigheden en het niet functioneren van de verkeerslichten. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte schuldig was aan het veroorzaken van het dodelijke ongeval, en sprak haar vrij van andere tenlasteleggingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.021821.18 (P)
Datum vonnis: 6 juni 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 mei 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door verdachte en haar raadsman mr. J.G. Luiten, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een personenauto schuldig is aan het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Enter, gemeente Wierden, althans in de gemeente Wierden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto Renault Twingo kenteken [kenteken 1] ), daarmede rijdende over de weg, de provinciale weg N347, komende uit de richting Rijssen, ter hoogte van de kruising/afslag naar de oprit van de A1 richting Hengelo (O), zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl ter hoogte van die kruising/afslag de aldaar geplaatste, voor haar, verdachte van toepassing zijnde en in haar richting gekeerde verkeerslichten om linksaf te slaan niet in werking waren, althans geel licht knipperden ,
in strijd met op het wegdek van de N347 aangebrachte haaietanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 niet is gestopt,
zonder te remmen, althans voldoende te remmen, die kruising/afslag is op -en over gereden en/of daarbij geen voorrang heeft verleend aan een over die provinciale weg N347 rijdende motorfiets (Honda kenteken [kenteken 2] ) komende vanuit de richting Goor en rijdende in de richting van Rijssen, zulks terwijl de voor de bestuurder van voormelde motorfiets van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten groen licht uitstraalden, en/of
vervolgens is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voornoemde motorfiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood,
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het ten laste gelegde bewezen zal verklaren, met dien verstande dat sprake is van zodanig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) en dat door dit rijgedrag een ander werd gedood.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte de motorrijder niet heeft gezien. Voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijden moet er echter meer zijn dan het enkele niet waarnemen en dat meerdere is er in dit dossier niet. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken.
4.3
De overwegingen van de rechtbank
Het juridisch kader
Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezen-verklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die is begaan.
Voor schuld is dus meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De feiten en omstandigheden
Uitgaande van het voorgaande stelt de rechtbank op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Op 13 oktober 2017, omstreeks 06.40 uur, vond te Enter in de gemeente Wierden op de provinciale weg N347 een verkeersongeval plaats waarbij een personenauto en een motorfiets waren betrokken. Als gevolg hiervan is de bestuurder van de motorfiets, [slachtoffer] (hierna ook: slachtoffer), overleden.
Verdachte reed als bestuurster van de personenauto over de N347, komende vanuit de richting Rijssen en gaande in de richting Goor. Het slachtoffer reed over de linker rijstrook op de N347, komende vanuit de richting Goor en gaande in de richting Rijssen. Verdachte wilde de oprit naar de A1 richting Hengelo (O) oprijden en reed over de meest linker rijstrook, bestemd voor het linksaf slaande verkeer, gaande richting A1. Op deze kruising/afslag is een driekleurige verkeerslichtinstallatie aanwezig. Deze verkeerslichtinstallatie was op dat moment buiten werking en knipperde gele verlichting. Op enig moment wilde verdachte linksaf de toerit naar de A1 richting Hengelo op rijden, waarbij zij de voor haar van rechts komende motorrijder geen vrije doorgang heeft verleend. Het slachtoffer kwam met de voorzijde van zijn motorfiets in aanrijding met de rechter(voor)zijde van de personenauto van verdachte. Als gevolg daarvan vloog het slachtoffer van zijn motorfiets over de personenauto van verdachte en belandde hij op het wegdek. Het slachtoffer is ter plaatse overleden aan de gevolgen van dit ongeval.
De plaats van het ongeval is gelegen buiten de bebouwde kom in de gemeente Wierden. De N347 is een voorrangsweg. Ter plaatse was een maximumsnelheid van 70 kilometer per uur (km/h) toegestaan. Ter hoogte van de verkeerslichtinstallatie van de toerit naar de A1 richting Hengelo zijn haaientanden op het wegdek aangebracht. Ten tijde van de aanrijding was het donker. Er was straatverlichting. Zowel de personenauto van verdachte als de motorfiets van het slachtoffer verkeerde in voldoende verkeerstechnische staat van onderhoud en vertoonde geen gebreken die eventueel konden leiden tot of van invloed konden zijn op het ontstaan van het ongeval. Het uitzicht door de voorruit en zijruiten van de personenauto van verdachte werd op generlei wijze belemmerd. Het slachtoffer droeg een goedgekeurde helm, waarvan het vizier schoon was. De verlichting van de motorfiets was ten tijde van het ongeval ontstoken.
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting onder meer verklaard dat zij die ochtend onderweg was naar haar werk in Enschede. Ter hoogte van de kruising/afslag naar de toerit van de A1 richting Hengelo zag verdachte dat de verkeerslichten niet werkten en geel licht knipperden. Verdachte is ter plaatse bekend met de verkeerssituatie en was zich er van bewust dat op dat moment sprake was een bijzondere situatie aangezien op dat tijdstip de verkeerslichten normaal gesproken wel in werking zijn. Zij reed met een toegestane snelheid en heeft afgeremd om de bocht naar links naar de toerit van de A1 richting Hengelo te kunnen nemen. Uit de tegenovergestelde richting zag verdachte geen verkeer aan komen rijden. Het zicht werd niet belemmerd of gehinderd. Verdachte heeft vervolgens de bocht naar links genomen en schat de snelheid waarmee zij op dat moment reed op ongeveer 20 á 25 kilometer per uur. Verdachte heeft niet stilgestaan voor de haaientanden.
Getuige [getuige] (hierna: [getuige] ) heeft bij de politie verklaard dat hij op 13 oktober 2017 omstreeks 06.40 uur over de N347 schuin achter een personenauto reed (de rechtbank begrijpt: de personenauto die verdachte bestuurde). Bij de oprit naar de A1 zag [getuige] dat de personenauto linksaf wilde slaan richting Enschede. [getuige] zag verder dat er een vrachtauto van de afrit af kwam, uit de richting van Deventer die rechtdoor de kruising over stak en linksaf sloeg richting Rijssen. Toen de vrachtwagen linksaf geslagen was zag [getuige] vanuit Goor een motorrijder aan komen rijden. [getuige] minderde vaart omdat de motorrijder er aan kwam en omdat de driekleurige verkeerslichtinstallatie op de kruising buiten werking was en oranje licht knipperde. [getuige] zag dat de personenauto schuin voor hem geen vaart minderde en linksaf sloeg om de toerit A1 richting Enschede op te gaan. [getuige] heeft de personenauto niet zien remmen. [getuige] zag dat de motorfiets tegen de rechterzijkant van de personenauto aan reed. [getuige] zag dat de motorrijder over het personengedeelte van de personenauto vloog en daarachter op de grond terecht kwam.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat in het verkeer medeweggebruikers op elkaar moeten kunnen vertrouwen als het gaat om het naleven van verkeersregels die ten behoeve van de veiligheid zijn opgesteld. Iedere verkeersdeelnemer heeft naar het oordeel van de rechtbank de bijzondere zorgplicht te anticiperen op komende verkeerssituaties en zich te vergewissen van de eventuele aanwezigheid van ander verkeer waaraan al dan niet voorrang moet worden verleend.
Verdachte heeft de op haar rustende plicht om de verkeersregels na te leven geschonden door geen voorrang te verlenen aan een van rechts komende motorrijder die zich op een voorrangsweg bevond. Bij de beoordeling van deze verkeersovertreding neemt de rechtbank de volgende omstandigheden in ogenschouw.
Op het moment dat verdachte op de kruising/afslag afreed was de verkeerslichtinstallatie buiten werking; het gele licht knipperde. De rechtbank weegt hierbij mee dat verdachte bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse en aldus ook met het gevaar dat zich bij het oversteken van deze voorrangskruising – waarbij de maximumsnelheid van het kruisende verkeer 70 km per uur bedraagt – kan voordoen. Het niet-werken van de verkeerslichten, waarvan verdachte zich bewust was, bracht mee dat sprake was van een gecompliceerde verkeerssituatie die van verdachte een hogere mate van alertheid vergde. Daarnaast was het op dat moment nog donker. Die alertheid heeft klaarblijkelijk ontbroken bij verdachte, mede gelet op de omstandigheid dat de motorrijder wel is gezien door een getuige, die schuin achter verdachte reed.
Verdachte heeft onvoldoende snelheid geminderd en onvoldoende afgeremd om, mocht dat nodig zijn, in staat te zijn op het laatste moment de auto tot stilstand te brengen voor eventueel naderend verkeer op de kruisende weg. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank niet de bijzondere zorgplicht in acht genomen die van een verkeersdeelnemer in deze situatie mag worden verwacht.
Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen merkt de rechtbank het rijgedrag van verdachte, in de hiervoor geschetste feitelijke situatie, aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. De rechtbank acht bewezen dat het aan de schuld van verdachte te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden en dat het slachtoffer als gevolg daarvan is overleden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
zij op
of omstreeks13 oktober 2017 te Enter, gemeente Wierden,
althans in de gemeente Wierdenals verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto Renault Twingo kenteken [kenteken 1] ), daarmede rijdende over de weg, de provinciale weg N347, komende uit de richting Rijssen, ter hoogte van de kruising/afslag naar de oprit van de A1 richting Hengelo (O),
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig en
/ofonoplettend heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl ter hoogte van die kruising/afslag de aldaar geplaatste, voor haar, verdachte van toepassing zijnde en in haar richting gekeerde verkeerslichten om linksaf te slaan niet in werking waren,
althans geel licht knipperden,in strijd met op het wegdek van de N347 aangebrachte haaietanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 niet is gestopt, zonder
te remmen, althansvoldoende te remmen, die kruising/afslag is op
-en overgereden en
/ofdaarbij geen voorrang heeft verleend aan een over die provinciale weg N347 rijdende motorfiets (Honda kenteken [kenteken 2] ) komende vanuit de richting Goor en rijdende in de richting van Rijssen,
zulks terwijl de voor de bestuurder van voormelde motorfiets van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten groen licht uitstraalden,en
/of
vervolgens
is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met voornoemde motorfiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood,
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat zij, verdachte geen voorrang heeft verleend.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf
: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van een jaar, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een al dan niet geheel of deels voorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke rijontzegging op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft aan het verkeer deelgenomen en daarbij een motorrijder geen voorrang verleend, waardoor er een aanrijding heeft plaatsgevonden. Het slachtoffer is tegen de door verdachte bestuurde auto gereden, met als gevolg dat hij van de motor is geslingerd. Het slachtoffer is direct na het ongeval aan zijn letsel, dat hij door de aanrijding heeft opgelopen, overleden.
Door de gedraging van verdachte is onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. De moeder en de zus van het slachtoffer hebben dit ter zitting indringend onder woorden gebracht in hun slachtofferverklaringen. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf het verdriet en het gemis van de nabestaanden kan wegnemen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de uitspraken ter zake van overtreding van artikel 6 WVW. Hierbij heeft de rechtbank in het bijzonder gekeken naar (min of meer) vergelijkbare gevallen waarin sprake is van aanmerkelijke schuld met een dodelijke afloop. Daarnaast heeft de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) met betrekking tot overtreding van artikel 6 WVW in ogenschouw genomen.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte er blijk van gegeven heeft zeer geraakt te zijn door het gebeuren. Zij heeft psychologische hulp gezocht om het ongeval te kunnen verwerken. Verdachte realiseert zich hoe zwaar het verlies is voor de nabestaanden en heeft contact met hen gehad. Dit contact hebben de nabestaanden ook zeer gewaardeerd, zo heeft de rechtbank ter terechtzitting begrepen van de daar aanwezige advocaat van de nabestaanden.
Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat uit de documentatie van verdachte blijkt dat zij niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegende acht de rechtbank de geëiste straf, te weten een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust
deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 Sr en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 WVW, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en mr. M.A.M. Essed, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2019.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017473845. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 mei 2019, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Op 13 oktober 2017 reed ik in de ochtend rond 06.40 uur in een personenauto op de N347 uit de richting Rijssen. Ik was onderweg naar het werk. (…) Toen ik ter hoogte van de kruising/afslag naar de oprit van de A1 richting Hengelo (O) reed zag ik dat de verkeerslichten niet werkten en geel licht knipperden. Ik ben ter plaatse bekend met de verkeerssituatie en dit was op dat moment een bijzondere situatie aangezien op dat tijdstip de verkeerslichten wel in werking zijn. (…) Ik reed op de linkerrijstrook. (…) Ik reed met normale snelheid en ik heb afgeremd om de bocht naar links naar de oprit van de A1 richting Hengelo (O) te kunnen nemen. (…) Ik heb niet stilgestaan voor de haaientanden. (…) Uit de tegenovergestelde richting zag ik geen verkeer aan komen rijden. (…) Mijn zicht werd niet belemmerd of gehinderd. (…) Ik heb vervolgens de bocht naar links genomen. Ik reed op dat moment ongeveer 20 á 25 per uur (km/h). (…) De motorrijder is tegen mijn personenauto aangereden. Ik heb de motorijder niet zien aankomen. (…).
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , van 13 oktober 2017, voor zover inhoudende als verklaring van getuige:
(…) Ik ben getuige geweest van een aanrijding tussen een personen auto en een motor op vrijdag 13 oktober 2017 omstreeks 06:40 uur. (… ) Op vrijdag 13 oktober 2017 reed ik over de N347. (…) Ik zag voor mij een auto rijden, het was een kleine auto, met volgens mij alleen een bestuurder. Gekomen bij de oprit Al zag ik dat deze auto linksaf wilde slaan richting Enschede. Ik zag toen dat er een vrachtauto van de afrit af kwam, uit de richting van Deventer. Deze auto stak rechtdoor de kruising over en sloeg linksaf richting Rijssen. Wij reden toen voor het viaduct. Toen de vrachtwagen linksaf geslagen was zag ik al vanuit Goor een motorrijder aan komen. De oprit naar links is tweebaans vanaf het viaduct. Ik zag de auto de linkerbaan voor links nemen en ik nam de rechterbaan voor linksaf. Ik zag dat de auto schuin links voor mij reed, ik schat zo'n 20 meter voor mij. (…) Ik liet de vaart eruit gaan omdat de motorrijder er aan kwam, zeker omdat de verkeersinstallatie op de kruising er uit lag. Hiermee bedoel ik dat de verkeerslichten oranje knipperden. Ik zag echter dat de auto schuin voor mij dit niet deed en linksaf sloeg om de oprit Al richting Enschede op te gaan. Ik dacht nog, wat doet die dan? De motorrijder kwam er aan. (…) Ik heb de auto voor mij ook niet zien remmen. (…). Ik zag dat de motorrijder tegen de rechter zijkant van de auto aan reed. Ik zag dat de motor meteen stil lang tegen de zijkant van de auto en ik zag dat de motorrijder over het personengedeelte van de auto vloog en daarachter op de grond terecht kwam. (…)
3.
Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, met foto’s, van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , van 22 oktober 2017, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
1.2
Beknopte ongevalsbeschrijving. De bestuurster van de Renault heeft hiermee gereden over de N347, komende vanuit de richting Rijssen en gaande in de richting Goor. De bestuurder van de Honda heeft hiermee over de linker rijstrook gereden op de N347, komende vanuit de richting Goor en gaande in de richting Rijssen. De bestuurster van de Renault wilde de toerit naar de A1 richting Hengelo oprijden. Zij reed over de meest linker rijstrook (2 voorsorteer vakken voor linksaf), bestemd voor het links afrijdende verkeer, gaande richting A1, Hengelo. (…) Op genoemde kruising is een verkeerslichtinstallatie aanwezig, echter deze was ten tijde van het ongeval buiten werking (stond op geel knipperen). Op enig moment is de bestuurster van de Renault linksaf gereden, waarbij zij de voor haar van rechts komende motorrijder geen vrije doorgang verleende. De Honda kwam met diens voorzijde in aanrijding met de rechter (voor)zijde van de Renault. Dientengevolge vloog de bestuurder van de Honda over de Renault en kwam met diens hoofd op het wegdek. Deze bestuurder is ter plaatse overleden aan de gevolgen van dit ongeval. Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken: Honda, kenteken [kenteken 2] , motorfiets. (…) 1.4 Beantwoording/Conclusie. Alle voertuigen verkeerden, voor zover mogelijk kon worden nagegaan, in een voldoende verkeerstechnische staat van onderhoud en vertoonden geen gebreken die eventueel de oorzaak van, dan wel van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval. 2.2.3 Verkeersmaatregelen ter plaatse. (…) Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 70 km/h. De N347 is ter plaatse aangeduid als voorrangsweg; (…) Op het wegdek waren haaientanden aangebracht. (…) De verkeerslichtinstallatie was niet in werking gesteld (geel knipperen). (…) 2.2.5 Verkeersregeling. Het verkeer op genoemde kruising werd ten tijde van de aanrijding NIET door middel van de aanwezige driekleurige verkeerslichtinstallatie geregeld. Deze was ten gevolge van een storing (niet zijnde het ongeval) niet in bedrijf. (…) 2.2.6 Lichtgesteldheid. Op het moment van de aanrijding was de lichtgesteldheid, nacht. 2.2.7 Wegverlichting. Straatverlichting in werking. 2.2.8. Weergesteldheid. Droog. (…) 2.4.4 Zichtbepalingen door spiegels, voor- en zijruiten Uit dit onderzoek bleek, dat het uitzicht door de voorruit en zijruiten van dit voertuig op generlei wijze werd belemmerd. (…) 3.2 Betrokken voertuigen 3.2.1 Voertuig. merk Renault Personenauto, kenteken [kenteken 1] , type TWINGO (…) 4.2.3 Verlichting. De gloeidraden in de gloeilampen uit de koplampunits van de Honda waren vervormd. Dit wijst erop, dat de verlichting van het voertuig ten tijde van het ongeval wel was ontstoken. (…) 7.3 Schouw. Het slachtoffer was genaamd: [slachtoffer] . (…)
4.
Het schouwverslag van drs. J. Dekker, forensisch arts verbalisant van 13 oktober 2017, voor zover inhoudende als relaas van de arts:
(…) Schouwverslag. (…)
Client: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Betrokkene liep daarbij ernstig schedelhersenletsel op en is reeds door ambulancepersoneel ter plaatse dood verklaard. Conclusie. Niet-natuurlijk overlijden tgv een verkeersongeval waarbij ernstig schedelhersenletsel ontstond. (…)