ECLI:NL:RBOVE:2019:1835

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
08/952182-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs in drugshandel en deelname aan criminele organisatie

Op 29 mei 2019 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 30-jarige man uit Enschede, die werd verdacht van handel in verdovende middelen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten, omdat er geen concreet bewijs was dat hij zich in de tenlastegelegde periode met deze activiteiten had beziggehouden. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon met observaties en telefoontaps tijdens thuiswedstrijden van een voetbalclub. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte betrokken was bij drugshandel en deel uitmaakte van een criminele organisatie, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zittingen op 6 oktober 2017 en 17 mei 2019 zijn de vorderingen van de officier van justitie en de verdediging besproken. De verdediging stelde dat de verdachte niet betrokken was bij de drugshandel en dat de gesprekken die waren afgeluisterd niet voldoende bewijs boden voor de beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten, en sprak hem vrij.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters. De rechtbank benadrukte dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten, en dat de contacten met medeverdachten niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De beslissing werd openbaar uitgesproken, waarbij de voorzitter en de rechters aanwezig waren, maar één van de rechters was niet in de gelegenheid om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/952182-17 (P)
Datum vonnis: 29 mei 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende op het adres: [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
6 oktober 2017 en 17 mei 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mrs. L. Grooters en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 21 juni 2017 cocaïne heeft gedeald;
feit 2: in dezelfde periode heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met drugshandel.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus
2016 tot en met 21 juni 2017 te Enschede, gemeente Enschede, en/of elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2.
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus
2016 tot en met 21 juni 2017 te Enschede, gemeente Enschede, en/of elders in
Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11, derde, vijfde lid en/of lla Opiumwet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden. Dit standpunt is nader toegelicht in het overgelegde schriftelijke requisitoir. Dit komt op het volgende neer.
Ten aanzien van feit 1
Gedurende het onderzoek werden door de politie gedragingen van verdachte en zijn medeverdachte(n) tijdens een aantal thuiswedstrijden van [voetbalclub] in kaart gebracht. Voorafgaand aan de wedstrijd van 18 februari 2017 werden diverse telefoontaps aangesloten en tijdens de wedstrijd van 2 april 2017 kon het rechercheteam tevens beschikken over een verborgen camera in het supportershome van de [supportersvereniging] (hierna: het supportershome). Op grond van de hierdoor verkregen informatie kon worden vastgesteld dat verdachte zich samen met (onder meer) de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] , schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van handel in cocaïne en deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met drughandel.
Dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachten blijkt uit het volgende:
- verdachten controleren de toegang tot het supportershome en maken (exclusief) gebruik van ruimte 2 in het supportershome;
- verdachten hebben voorafgaand aan de wedstrijd telefonisch overleg over het meenemen van drugs naar het stadion;
- verdachten treffen elkaar voor de wedstrijd;
- verdachten worden bij verschillende thuis wedstrijden van [voetbalclub] in het stadion van
[voetbalclub] gezien terwijl zij in de gracht drugs dealen dan wel het verkopen van drugs faciliteren door andere verdachten in staat te stellen het stadion te betreden en de toegangscontrole te omzeilen.
In totaal werden tijdens de doorzoeking op 6 april 2017 in het supportershome 45 afgesloten ponypacks cocaïne aangetroffen.
Veelvuldige kortdurende bezoekjes aan de toiletgroep onder de tribune van [supportersvereniging] deden vermoeden dat in de gracht en in de toiletten drugs werd verkocht. Dit vermoeden werd op de actiedag bevestigd toen in die toiletgroep tijdens de inval een grote hoeveelheid lege ponypacks werd aangetroffen. Het verpakkingsmateriaal kwam overeen met de ponypacks die in het home werden aangetroffen. Dat er drugs werden verkocht in de gracht en op de toiletten is ook bevestigd door [getuige] . Hij heeft verklaard dat hij op 6 april 2017 cocaïne heeft gekocht in de toiletgroep onder [supportersvereniging] . Van verdachte is gezien dat hij gedurende meerdere thuiswedstrijden de toegangscontrole bij het supportershome uitoefende. Daarnaast verkocht hij in en buiten het stadion cocaïne waarbij hij gebruik maakte van een zogenaamde “drugstelefoon”. Verder is gezien dat hij op 4 maart 2017 samen met [medeverdachte 2] drugs verkocht bij de toiletgroep. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat verdachte zich heeft bezig gehouden met de verkoop van cocaïne.
Ten aanzien van feit 2
De telefoon van verdachte is gedurende de periode van 22 februari 2017 tot 6 april 2017 afgeluisterd. In die anderhalve maand zijn over de twee getapte lijnen [nummer 1] en [nummer 2] druggerelateerde gesprekken gevoerd. Tijdens de wedstrijd van 2 april 2017 werd gezien dat verdachte de toegangscontrole uitoefende. Uit observaties is gebleken dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] die dag drugs verkochten in het stadion en daarbij ook gebruik maakten van ruimte 2 van het supportershome. Tijdens de rust was verdachte samen met alle andere medeverdachten aanwezig in ruimte 2 van het supportershome. Verder is gezien dat hij op 4 maart 2017 samen met [medeverdachte 2] drugs verkocht bij de toiletgroep. Verdachte heeft verklaard dat hij bij de toegangsdeur van het home stond om de pasjes te controleren. Hij heeft wel een jaarkaart maar heeft geen idee voor welke stoel/welk vak. Hij wilde breken met “de groep”, maar omwille van zijn eigen veiligheid wilde hij verder geen verklaring afleggen. “
het zijn niet de minste mensen waar ik mee om ben gegaan”. Gelet op het voorgaande is ten aanzien van deze verdachte sprake van deelname aan de criminele organisatie. Het bewijs van de dubbele opzet van verdachte, zowel op de deelname aan de organisatie als op het oogmerk van deze organisatie, volgt uit de bewijsmiddelen en uit de rol van verdachte.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van beide tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Voor het veelvuldige toiletbezoek tijdens de thuiswedstrijden is ook een verklaring te geven die niets te maken heeft met het dealen van drugs. Bovendien zijn er op 6 april 2017 geen drugs bij verdachte aangetroffen. Verachte hield zich in de tenlastegelegde periode bezig met de exploitatie van een hennepkwekerij. De drugsgerelateerde gesprekken en de “drugstelefoon” uit het getapte telefoongesprek tussen verdachte en zijn toenmalige vriendin hebben daarop betrekking. In het dossier is geen, althans onvoldoende, wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte in verdovende middelen heeft gehandeld, dat hij verdovende middelen aanwezig heeft gehad of dat hij deel uitmaakte van een criminele organisatie die het oogmerk had om Opiumwet gerelateerde feiten te plegen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft eerder de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] vrijgesproken van dealen in [supportersvereniging] in het stadion van [voetbalclub] en van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met drugshandel. Ook in de onderhavige strafzaak komt de rechtbank tot het oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte zich aan deze feiten heeft schuldig gemaakt. Uit de inhoud van het dossier is gebleken dat verdachte in de tenlastegelegde periode, die in elk geval heeft geduurd tot 6 april 2017, incidenteel aan de deur heeft gestaan van het supportershome en dat hij daarnaast veelvuldig contact heeft gehad met de medeverdachten. Voor het overige bevindt zich ten aanzien van verdachte [verdachte] in het dossier geen enkel concreet bewijs dat hij zich in de tenlastegelegde periode heeft beziggehouden met de handel in - of het bezit van verdovende middelen, noch voor deelname aan een criminele organisatie die zich bezig hield met drugshandel. De veelvuldige contacten tussen verdachte en (vermeende) leden van [motorclub] maakt dit niet anders.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. F.C. Berg en M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2019.
Buiten staat
Mr. F.C. Berg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.