Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
2016 tot en met 21 juni 2017 te Enschede, gemeente Enschede, en/of elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus
2016 tot en met 21 juni 2017 te Enschede, gemeente Enschede, en/of elders in
Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11, derde, vijfde lid en/of lla Opiumwet.
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
het zijn niet de minste mensen waar ik mee om ben gegaan”. Gelet op het voorgaande is ten aanzien van deze verdachte sprake van deelname aan de criminele organisatie. Het bewijs van de dubbele opzet van verdachte, zowel op de deelname aan de organisatie als op het oogmerk van deze organisatie, volgt uit de bewijsmiddelen en uit de rol van verdachte.