ECLI:NL:RBOVE:2019:1813

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
08-730335-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling en bedreiging van zijn levensgezel met een mes, met TBS en gevangenisstraf als gevolg

Op 28 mei 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 36-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden en TBS met dwangverpleging. De man werd beschuldigd van het mishandelen en bedreigen van zijn levensgezel, waarbij hij haar met een mes tegen de keel hield. De rechtbank oordeelde dat de man zich gedurende enkele maanden schuldig had gemaakt aan herhaaldelijke mishandeling en bedreiging, en dat hij zich niet hield aan een eerder opgelegd contact- en locatieverbod. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld op basis van getuigenverklaringen, aangiften en bevindingen van de politie. De verdachte werd vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank achtte de mishandeling en bedreiging wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de psychische toestand van de verdachte, die als verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd. De rechtbank besloot tot de oplegging van TBS met verpleging van overheidswege, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-730335-18 (P)
Datum vonnis: 28 mei 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1982 in [geboorteplaats 1] ,
wonende te [adres 1] ,
nu verblijvende in PI Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 november 2018, 15 februari 2019 en 14 mei 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Veenendaal en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft gehandeld in strijd met een door de officier van justitie gegeven gedragsaanwijzing;
feit 2:op 6 augustus 2018 zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld;
feit 3:op 6 augustus 2018 [slachtoffer] heeft bedreigd door een mes op haar gericht te houden en tegen haar keel te drukken;
feit 4:op 6 augustus 2018 [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd;
feit 5:in de periode van 20 april 2018 tot en met 28 mei 2018 [slachtoffer] heeft mishandeld;
feit 6:in de periode van 30 maart 2018 tot en met 6 april 2018 [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juni 2018 tot 06 augustus 2018, in de gemeente(n) Enschede en/of Nijmegen en/of Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 31 mei 2018, gegeven door de officier van justitie (van het Openbaar Ministerie Oost Nederland), kort weergegeven inhoudende, dat verdachte gedurende 90 dagen, gerekend vanaf 31 mei 2018:
- zich niet in het gebied van de woning (van [slachtoffer] ) aan [adres 2]
te Enschede, zal ophouden en/of de woning aan [adres 2] te Enschede niet zal betreden en/of zich niet bij en in de nabijheid van die woning zal ophouden en niet in/bij die woning aanwezig zal zijn, en/of
- zich zal onthouden van ieder contact, direct of indirect, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1979 te [geboorteplaats 2] ), immers heeft verdachte toen aldaar in strijd met die gedragsaanwijzing
- zich (telkens) opgehouden in die woning aan [adres 2] te Enschede en/of in de nabijheid van die woning aan [adres 2] te Enschede, en/of
- ( telkens) contact opgenomen en/of onderhouden met genoemde [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum 2] 1979 te [geboorteplaats 2] );
2.
hij op of omstreeks 06 augustus 2018, in de gemeente Enschede, zijn levensgezel, althans een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld,
door genoemde [slachtoffer] (hardhandig/krachtig) bij de haren en/of de keel en/of de arm(en), in elk geval het lichaam, vast te pakken en/of vast te houden, en/of
door genoemde [slachtoffer] (hardhandig) aan de haren te trekken en/of door een hoeveelheid haren van het hoofd van genoemde [slachtoffer] te trekken en/of te knippen en/of te snijden, en/of
door de keel van genoemde [slachtoffer] dicht te drukken en/of (enige tijd) dichtgedrukt te houden, en/of door een (hand)doek in de mond van genoemde [slachtoffer] te drukken, en/of
door genoemde [slachtoffer] (hardhandig) op/tegen een bank te drukken en/of door genoemde [slachtoffer] (hardhandig) tegen de ribben, althans het lichaam, te drukken of te duwen, en/of
door genoemde [slachtoffer] aan haar lichaam over de grond te trekken of te sleuren, en/of
door genoemde [slachtoffer] in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of op/tegen de arm(en) en/of (elders) op/tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of te krabben, en/of
door genoemde [slachtoffer] (hardhandig) bij het hoofd vast te pakken en/of door (hardhandig) aan het hoofd van genoemde [slachtoffer] te draaien en/of te trekken;
3.
hij op of omstreeks 06 augustus 2018, in de gemeente Enschede, een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
immers heeft verdachte - terwijl hij zich samen met genoemde [slachtoffer] in een
woning aan [adres 2] te Enschede bevond - opzettelijk dreigend een (zak)mes ter hand genomen en/of (vervolgens) opengeklapt en/of getoond aan genoemde [slachtoffer] , en/of heeft verdachte (vervolgens) opzettelijk dreigend een (zak)mes gericht en/of gezet op- en/of gehouden bij - en/of gedrukt tegen de keel, althans het lichaam, van genoemde [slachtoffer] ;
4.
hij op of omstreeks 06 augustus 2018, in de gemeente Enschede, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft verdachte met dat opzet
- die [slachtoffer] in een woning aan [adres 2] aldaar opgesloten en/of opgesloten gehouden en/of bewaakt, en/of
- die [slachtoffer] middels fysiek geweld en/of middels het dreigen met geweld
gedwongen in een woning aan [adres 2] aldaar te doen verblijven;
5.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 april 2018 tot en met 28 mei 2018 te Enschede, in elk geval in Nederland, zijn (ex-)levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met enig scherp voorwerp, in de hand van die [slachtoffer] te steken/prikken en/of;
- meermalen, althans enemaal, met een hand de mond van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of de mond van die [slachtoffer] dicht te drukken, in elk geval met een hand enige kracht te zetten in/op het gezicht van die [slachtoffer] en/of;
- meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht/hoofd, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] te slaan/stompen en/of;
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] aan/bij de keel vast te pakken;
6.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 maart 2018 tot en met 6 april 2018 te Enschede, zijn (ex-)levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door (met kracht)
- op of omstreeks 30 maart 2018 die [slachtoffer] op/in/tegen het gezicht te slaan en/of (vervolgens) die [slachtoffer] tegen de borst, althans tegen het lichaam, te duwen ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val kwam en/of (vervolgens) die [slachtoffer] op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of
- op of omstreeks 6 april 2018 die [slachtoffer] aan de haren te trekken ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val kwam en/of (vervolgens) die [slachtoffer] bij de hand en/of arm te pakken en/of (vervolgens) die [slachtoffer] over de grond/vloer te slepen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op onder meer de aangiften, de getuigenverklaringen en de bevindingen van de politie, de aan verdachte tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs vrijgesproken moet worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 4 en 5 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende bewijs dat verdachte het aan hem onder 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Met betrekking tot feit 1
De officier van justitie heeft op 31 mei 2018 aan verdachte op grond van artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een gedragsaanwijzing gegeven waarin door de officier van justitie is bevolen dat verdachte zich onthoudt van ieder contact, direct of indirect, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1979, en dat verdachte zich niet in het gebied van de woning gelegen aan [adres 2] te Enschede zal ophouden en niet in de nabijheid van deze woning aanwezig zal zijn. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 6 augustus 2018 blijkt dat de verbalisant op 6 augustus 2018 verdachte aan de achterzijde van de woning gelegen aan [adres 2] te Enschede heeft zien fietsen. Aangeefster heeft, blijkens het proces-verbaal van aangifte van 9 augustus 2018, verklaard dat verdachte sinds 2 à 3 weken bij haar in de woning was. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 10 augustus 2018 blijkt dat de verbalisant op 20 juli 2018 verdachte samen met aangeefster in Nijmegen heeft gezien. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij samen met aangeefster naar Amsterdam en Nijmegen is geweest.
De rechtbank is, gelet op vorenstaande van oordeel, dat verdachte zich niet gehouden heeft aan de hem door de officier van justitie gegeven gedragsaanwijzing en dat het onder 1 aan verdachte tenlastegelegde bewezen kan worden.
Met betrekking tot de feiten 2 en 3
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar op 6 augustus 2018 bij de keel heeft gepakt zodat zij geen lucht meer kreeg. Aangeefster is door verdachte tegen de grond gesmeten en verdachte heeft een mes gepakt dat door hem tegen de keel van aangeefster is gezet. Uit de verklaring van aangeefster blijkt voorts dat verdachte hard aan de haren van aangeefster heeft getrokken en een handdoek in de mond van aangeefster heeft gedrukt, het hoofd van aangeefster naar links heeft gedrukt en een stuk van de haren van aangeefster heeft afgesneden. Door aangeefster is ter ondersteuning van haar aangifte een door haar opgenomen geluidsopname overgelegd. Uit het proces-verbaal bevindingen blijkt dat de verbalisant op de geluidsopname aangeefster onder meer hoort zeggen, “ga weg met dat mes. Alsjeblieft niet met dat mes. Houd op mij bij de keel te pakken elke keer. Je maakt mij dood. Zet geen mes op mijn keel. Zet geen mes in mijn kut. Houd op mijn haar kapot te snijden”. De verbalisant heeft op de geluidsfragmenten aangeefster wanhopig horen huilen en gillen. Aangeefster heeft op 1 augustus 2018, zo blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen, geconfronteerd met delen van de geluidsfragmenten, verklaard: ”Hij pakte toen een zakmes uit zijn broekzak en hij drukte het mes tegen mijn keel. Hij drukte mij achterwaarts op de bank en drukte hard met zijn handen tegen mijn ribben. Dit deel veel pijn. [verdachte] pakte het zakmes weer uit zijn broekzak en snijdt met het mes een deel van mijn haren af. [verdachte] sleurde mij over de grond, hield mij op de grond vast en propte een handdoek in mijn mond. Hij pakte mijn hoofd vast en draaide mijn hoofd hard naar rechts”. De verbalisant heeft, zo blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 9 augustus 2018, verklaard dat zij de stem die te horen is op de geluidsfragmenten erg veel vindt lijken op de stem van verdachte. Een andere verbalisant herkende bij het afluisteren van de geluidsopname voor 100% de stem van verdachte, zo blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 1 maart 2019. Verbalisanten hebben geconstateerd dat de neus van aangeefster bloedde, dat zij een rode kras op haar rechterooglid en krassen op haar linkerbovenarm had en dat zij huilde. In het dossier bevinden zich ook foto’s van aangeefster waarop letsel is te zien dat aan aangeefster is toegebracht, welk letsel overeenkomt met de bevindingen van de verbalisanten.
De rechtbank komt tot het oordeel dat, gelet op vorenstaande, in onderling verband bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 2 en 3 tenlastegelegde.
Met betrekking tot feit 6
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 30 maart 2018 door verdachte met beide handen in het gezicht is geslagen en door verdachte met veel kracht tegen de borst is geduwd waardoor zij is gevallen en een stekende pijn in haar rug heeft gevoeld. Vervolgens is aangeefster door verdachte met kracht tegen het hoofd geslagen en een aantal keer tegen het hoofd geschopt. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van diverse getuigen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat aangeefster haar op 31 maart 2018 heeft gebeld of ze direct wilde komen en dat aangeefster tegen haar heeft gezegd dat ze mishandeld is door verdachte. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat aangeefster een week voor 6 april 2018 tegen haar heeft gezegd dat zij mishandeld werd door haar nieuwe vriend. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat aangeefster een blauw oog en schaafwonden had.
Aangeefster heeft verder verklaard dat zij op 6 april 2018 door verdachte met kracht aan de haren is getrokken waardoor aangeefster ten val is gekomen en over de grond gesleept. Deze verklaring wordt ondersteund door de getuigenverklaringen van [getuige 4] en [getuige 5] die kort voordien aanwezig waren in de woning en beiden omschrijven dat verdachte agressief was. [getuige 5] heeft de politie gebeld nadat hij aangeefster ‘Help me’ hoorde roepen. In het proces-verbaal van bevingen van 6 april 2018 is door verbalisanten verklaard dat zij naar aanleiding van een melding dat er huiselijk geweld zou plaatsvinden aan [adres 2] te Enschede naar de op dit adres gelegen woning zijn gegaan. De verbalisanten hebben daar verdachte aangetroffen die heeft gezegd dat er ruzie was geweest. De verbalisanten hebben verder gezien dat aangeefster huilend en in elkaar gekrompen op de bank zat en een rode plek op haar voorhoofd en rode vlekken in de nek had.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte aangeefster heeft mishandeld op 30 maart 2018 en 6 april 2018. De rechtbank merkt daarbij op dat wat betreft de mishandeling op 6 april 2018 de door de getuigen [getuige 4] en [getuige 5] afgelegde verklaringen weliswaar niet direct zien op het toegepaste geweld maar wel de gewelddadige setting op 6 april 2018 weergeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank voor wat betreft de processen-verbaal van bevindingen die zien op het door aangeefster overgelegde geluidsfragment en de door aangeefster daarop betrekking hebbende afgelegde aanvullende verklaring zal volstaan met de bronvermelding, wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2018 tot 6 augustus 2018, in de gemeenten Enschede en Nijmegen en Amsterdam, telkens opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 31 mei 2018, gegeven door de officier van justitie (van het Openbaar Ministerie Oost Nederland), kort weergegeven inhoudende, dat verdachte gedurende 90 dagen, gerekend vanaf 31 mei 2018:
- zich niet in het gebied van de woning (van [slachtoffer] ) aan [adres 2]
te Enschede, zal ophouden en de woning aan [adres 2] te Enschede niet zal betreden en zich niet bij en in de nabijheid van die woning zal ophouden en niet in/bij die woning aanwezig zal zijn, en/of
- zich zal onthouden van ieder contact, direct of indirect, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1979 te [geboorteplaats 2] ),
immers heeft verdachte toen aldaar in strijd met die gedragsaanwijzing
- zich telkens opgehouden in die woning aan [adres 2] te Enschede en in de nabijheid van die woning aan [adres 2] te Enschede, en
- telkens contact onderhouden met genoemde [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1979 te [geboorteplaats 2] );
2.
hij op 6 augustus 2018, in de gemeente Enschede, zijn levensgezel, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld, door [slachtoffer] bij de haren en de keel vast te pakken en door [slachtoffer] (hardhandig) aan de haren te trekken en door een hoeveelheid haren van het hoofd van [slachtoffer] te snijden, en door de keel van [slachtoffer] dicht te drukken en enige tijd dichtgedrukt te houden, en door een handdoek in de mond van [slachtoffer] te drukken, en door [slachtoffer] op/tegen een bank te drukken en door [slachtoffer] tegen de ribben te drukken en door [slachtoffer] aan haar lichaam over de grond te sleuren, en door [slachtoffer] in het gezicht te krabben, en door [slachtoffer] hardhandig bij het hoofd vast te pakken en door hardhandig aan het hoofd van genoemde [slachtoffer] te draaien en te trekken;
3.
hij op 6 augustus 2018, in de gemeente Enschede, een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte - terwijl hij zich samen met [slachtoffer] in een woning aan [adres 2] te Enschede bevond - opzettelijk dreigend een zakmes ter hand genomen en heeft verdachte vervolgens opzettelijk dreigend een zakmes gedrukt tegen de keel van [slachtoffer] ;
6.
hij in de periode van 30 maart 2018 tot en met 6 april 2018 te Enschede, zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- op 30 maart 2018 die [slachtoffer] op/in/tegen het gezicht te slaan en vervolgens die [slachtoffer] tegen de borst te duwen ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val kwam en vervolgens die [slachtoffer] op/tegen het hoofd te slaan en te trappen en
- op 6 april 2018 die [slachtoffer] aan de haren te trekken ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val kwam en vervolgens die [slachtoffer] bij de hand te pakken en vervolgens die [slachtoffer] over de grond/vloer te slepen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 6 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 184a, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
feit 2
het misdrijf:
mishandeling begaan tegen zijn levensgezel;
feit 3
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 6
het misdrijf:
mishandeling begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt gelast.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ter zake de op te leggen straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft gedurende een periode van enkele maanden het slachtoffer, zijnde zijn levensgezel, mishandeld en deze met een mes bedreigd door een mes tegen de keel van het slachtoffer te zetten. Verder heeft verdachte zich niet gehouden een aan een door de officier van justitie gegeven gedragsaanwijzing inhoudende dat hij zich niet in de in de woning of in de buurt van de woning van het slachtoffer mocht ophouden en geen contact met het slachtoffer mocht hebben. Verdachte heeft met zijn handelen de persoonlijke integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer aangetast. Juist bij degene met wie het leven wordt gedeeld, moet men zich veilig kunnen voelen. De rechtbank rekent dit verdacht zeer aan.
Bij de bepaling van welke straf een verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank acht geslagen op het door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en
Psychologie (NIFP), locatie Pieter Baan Centrum (PBC) uitgebrachte rapport van 3 mei 2019 en op het door M. Bouius, reclasseringswerker en werkzaam bij Reclassering Nederland uitgebrachte advies van 8 mei 2019.
Uit het rapport van het PBC blijkt het navolgende. Verdachte is van 17 januari 2019 tot 28 februari 2019 opgenomen geweest in het PBC. Verdachte heeft geweigerd zijn medewerking aan het onderzoek te verlenen. Gedurende voornoemde periode is verdachte onderzocht door H.S. Roelfsema, arts-assistent in opleiding tot psychiater, onder supervisie van F.R. Kruisdijk, psychiater en R. Haverman, GZ-psycholoog. De psycholoog is mede op basis van observatiegegevens tot de conclusie gekomen dat op het gebied van intelligentie bij verdachte sprake is van forse beperkingen. Gelet op het functioneren van verdachte op de afdeling en de informatie uit de levensgeschiedenis lijkt sprake van een functioneren op hooguit zwakbegaafd niveau. Verder zijn er aanwijzingen dat de realiteitstoetsing bij verdachte onder druk staat en dat hetgeen uit het onderzoek is gebleken in lijn ligt met een eerder bij verdachte gediagnosticeerde persoonlijkheidsstoornis NAO. De psycholoog is tot de conclusie gekomen dat het functioneren van verdachte dermate beperkt is dat gesproken kan worden van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens.
Ook uit het verrichte psychiatrische onderzoek is het vermoeden ontstaan dat er bij verdachte sprake is van een zwakbegaafd intelligentieniveau. Verder komen er, naast narcistische en paranoïde persoonlijkheidskenmerken, duidelijke aanwijzingen naar voren van antisociale persoonlijkheidstrekken. Verdachte bejegent vrouwen, vooral diegenen met wie hij een intieme relatie onderhoudt, paranoïde, waarbij op een gegeven moment gewelddadige acting-out optreedt. Er is sprake van langdurig disfunctioneren op verschillende levensgebieden. De combinatie van intellectuele beperkingen en persoonlijkheidsproblematiek leidt ertoe dat verdachte situaties niet goed overziet, niet begrijpt of snel verkeerd interpreteert. De spanning die hierdoor ontstaan leidt tot toename van wantrouwen en paranoïdie, waarna verdachte controlerend en acting-out gedrag vertoont.
De psycholoog en de psychiater zijn in onderling overleg tot de conclusie gekomen dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en dat er aanwijzingen zijn voor persoonlijkheidspathologie. De geconstateerde psychopathologie werkte ook door in de ten laste gelegde feiten en geadviseerd wordt het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Wat betreft het recidiverisico: de rapporteurs schatten in dat verdachte snel een intieme relatie zal aangaan en dat het risico op geweld op korte termijn hoog is. Tot slot zijn de rapporteurs gelet op de combinatie van de gebrekkige ontwikkeling, het ontbreken van probleembesef en de beperkte respons op toezicht en begeleiding in combinatie met het hoge recidiverisico en het escalatiegevaar tot de conclusie gekomen dat enkel de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met bevel tot verpleging tot vermindering van het risico kan leiden.
De rechtbank komt op basis van het door het PBC opgemaakte rapport tot het oordeel dat verdachte voor het hem tenlastegelegde verminderd toerekeningsvatbaar is.
Reclasseringswerker M. Bouius heeft in haar rapport van 8 mei 2019 aangegeven zich te kunnen vinden in het door het PBC gegeven advies.
De rechtbank overweegt dat – gelet op de conclusie van de psychiater en de psycholoog - aan de wettelijke voorwaarden voor de oplegging van een maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan. Bij verdachte was tijdens het begaan van de feiten allereerst sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens.
De onder 2 en 6 bewezen verklaarde feiten zijn feiten waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het onder 3 bewezenverklaarde feit is strafbaar gesteld bij artikel 285, eerste lid Sr. Voor al deze feiten kan op grond van artikel 37a Sr de maatregel van terbeschikkingstelling worden opgelegd.
Bovendien eist naar het oordeel van de rechtbank de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de TBS-maatregel. De rechtbank overweegt verder dat er sprake is van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank acht, gelet op ernst van de feiten, de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij in het verleden eerder is veroordeeld voor onder meer mishandeling en bedreiging van een levensgezel, de rapportage van de hiervoor genoemde psychiater en psycholoog en het onderzoek ter terechtzitting, de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege het meest passend. Er is de afgelopen jaren vrijwillig en gedwongen, geprobeerd om het gevaar te verminderen door verdachte te behandelen. Dit is niet gelukt. Verdachte heeft geen inzicht in zijn problematiek, is niet gemotiveerd voor behandeling en houdt zich niet aan afspraken zodat naar het oordeel van de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege de enige manier is om er voor te zorgen dat verdachte een langer durend behandeltraject volgt en het recidiverisico voldoende kan worden beperkt.
Ten slotte zal de rechtbank, naast de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 7.825,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kleding/sieraden € 2.500,00;
- telefoonkosten € 25,00;
- telefoons € 800,00;
- verhuiskosten € 500,00.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 4.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade tot een bedrag van € 525,00 toegewezen kan worden en dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden. De gevorderde immateriële schade kan volgens de officier van justitie in zijn geheel worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, kort weergegeven, op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel niet-ontvankelijk verklaard moet worden onder meer omdat deze onvoldoende onderbouwd is.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De opgevoerde materiële en immateriële schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikel 37a en 37b Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 6 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
feit 2
het misdrijf: mishandeling begaan tegen zijn levensgezel;
feit 3
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 6
het misdrijf: mishandeling begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 6 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat veroordeelde
ter beschikkingwordt gesteld en beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt
verpleegd;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en mr. D.L. Westendorp, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2019.
Mrs. Ellenbroek en Westendorp zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
1.
Een geschrift, zijnde een door de officier van justitie krachtens artikel 509hh Wetboek van Strafvordering gegeven gedragsaanwijzing d.d. 31 mei 2018 (dossiernr. PL0600-2018361690, blz. 25);
2.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 9 augustus 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van aangeefster (dossiernr. PL0600-2018361690 blz. 27);
V: Sinds wanneer was [verdachte] in jouw woning?
A: Sinds 2 à 3 weken
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 augustus 2018, zakelijk weergeven voor zover van belang, inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 1] (dossiernr. PL0600-2018361690, blz. 7):
Op maandag 6 augustus 2018, was ik, verbalisant [verbalisant 1] , belast met algehele
noodhulp-surveillance. Omstreeks 14.45 uur, wilde ik een bezoek brengen aan het adres [adres 2] te Enschede. Het is mij verbalisant [verbalisant 1] ambtshalve bekend dat op het voornoemde adres [slachtoffer] woont en dat zij meerdere keren is mishandeld door haar vriend [verdachte] . Toen ik samen met mijn collega voor de woning stond zei ik tegen mijn collega "rijd maar even naar de achterzijde van de woning. Dan kan jij daar staan en ga ik bij de voordeur aan de bel". Op het moment dat wij net om de woning heen naar de achterzijde wilden rijden zag ik [verdachte] om de hoek uit de richting van de achterzijde van de woning komen fietsen.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 augustus 2018, zakelijk weergeven, inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 2] (dossiernr. PL0600-2018361690, blz. 10):
Op vrijdag 20 juli 2018 omstreeks 11.30 uur stonden collega [verbalisant 3] en ik voor het
[hotel] te Nijmegen, [adres 3] te Nijmegen en hier zagen collega [verbalisant 3]
en ik dat [verdachte] en [slachtoffer] samen uit de richting [straat] aan kwamen lopen.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 8 augustus 2018, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van verdachte (dossiernr. PL0600-2018361690, blz. 50):
Ik kan u verklaren dat ik afgelopen vrijdag in Amsterdam was met [slachtoffer] . Wij zijn dus wel samen naar Nijmegen en Amsterdam geweest.
6.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 6 augustus 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van aangeefster (dossiernr. PL0600-2018354047, blz. 61 en 62);
Ik doe aangifte van mishandeling. Ik ben vanmiddag mishandeld door " [verdachte]
” Geboren [geboortedatum 1] -1982 te [geboorteplaats 1] . Vanmiddag was ik thuis ( [adres 2] te Enschede) samen met [verdachte] .
Hij pakte mij weer bij mijn keel en begon mij te wurgen. Ik was echt bang dat hij mij dood ging maken. Ik kreeg geen lucht meer. Toen ik weer lucht kreeg begon ik te schreeuwen. Toen pakte hij mij nog harder aan. Hij smeet mij naar de grond en ging boven op mij zitten. Hij heeft toen een mes gepakt welk hij altijd op zak draagt. Hij heeft het mes op mijn keel gezet. Hij heeft toen hard aan mijn haren getrokken en een handdoek in mijn mond gedrukt. Vervolgens heeft hij mijn hoofd naar links gedrukt en een stuk van mijn haren met zijn mes
afgesneden. Hij heeft mij ook hard in mijn gezicht gekrabt.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 augustus 2018 (dossiernr. PL0600-2018356378, blz. 29 en 30), betrekking hebbende op het door aangeefster overgelegde geluidsfragment.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 augustus 2018 (dossiernr. PL0600-2018356378, blz. 32 en 33), betrekking hebbende op de door aangeefster gegeven aanvullende verklaring op het door haar overgelegde geluidsfragment;
9.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 augustus 2018 (dossiernr. PL0600-2018356378, blz. 57), zakelijk weergegeven inhoudende, voor zover van belang, als verklaring van de verbalisant:
Tijdens verhoor had ik, verbalisant verdachte geconfronteerd met een geluidfragment
en gevraagd van wie de stem was. Toen verdachte aangaf dat hij dat niet wist heb ik
verdachte gezegd dat ik het heel erg op zijn stem vond lijken.
10.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2019 (dossiernr. PL0600-2018356378-24), zakelijk weergegeven inhoudende, voor zover van belang, als verklaring van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 20 december 2018 ben ik aanwezig geweest bij het verhoor van [verdachte] . Ik heb gedurende dit ruim 2 uur durende verhoor meegekeken en geluisterd in de regiekamer. Bij het afluisteren van de door [slachtoffer] aangeleverde geluidsopname herkende ik voor 100% de stem van [verdachte] .
11.
Geschriften zijn de foto’s betreffende de mishandeling van aangeefster op 6 augustus 2018 (dossiernr. PL600-2018361690, blz. 63 t/m 65);
12.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 augustus 2018 (PL0600-2018354047-2), zakelijk weergegeven inhoudende, voor zover van belang, als verklaring van verbalisant [verbalisant 1] :
Ter plaatse zag ik, verbalisant de voor mij ambtshalve bekende [slachtoffer] in de woning.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat zij huilde en zichtbaar zeer emotioneel was. Ik zag dat ze zichtbaar letsel had in haar gezicht. Ik, zag dat haar neus bloedde en een rode kras op haar rechter ooglid had. Ook zag ik, verbalisant [verbalisant 1] , dat haar linker boven arm onder de krassen zat.
13.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 6 april 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van aangeefster (dossiernr. PL0600-2018461124, blz. 18, 19 en 20);
Ik doe aangifte ter zake zware mishandeling en bedreiging gepleegd door mijn vriend
[verdachte] . Ik heb een relatie met [verdachte] . Op vrijdag 30 maart 2018 ben ik denk ik het zwaarst door hem toegetakeld. Dit was in mijn woning aan [adres 2] te Enschede. [verdachte] duwde mij met kracht op mijn bed en begon toen met beide handen mij in mijn gezicht te slaan. [verdachte] deed dit met zijn platte hand en met kracht. [verdachte] duwde mij wederom met beide handen en met kracht tegen mijn borst. Door deze duw viel ik met kracht op de grond op een verhoging. Hierdoor voelde ik een stekende pijn in mijn rug. [verdachte] heeft mij toen met kracht op mijn hoofd geslagen. [verdachte] sloeg mij een aantal keer met kracht. Hoe vaak ik werd geslagen en of [verdachte] dit met gebalde vuist of platte hand deed weet ik niet. [verdachte] heeft mij toen een aantal keer met zijn voet met kracht tegen mijn hoofd geschopt. Ik voelde toen een stekende pijn in mijn hoofd.
Vandaag, vrijdag 6 april 2018 bevond ik mij in mijn woning aan [adres 2] te Enschede. Ik was in gezelschap van [verdachte] . Ik weet niet met welke hand [verdachte] mijn haren vastgreep. [verdachte] hield mijn haren met kracht vast. Ik voelde op dat moment een stekende pijn in mijn hoofd. [verdachte] trok daarop met kracht mijn haren naar de grond toe. Hierdoor viel ik hard op de grond. [verdachte] hield mijn hand zodanig vast dat het mij pijn deed. [verdachte] sleepte mij keihard mee naar de woonkamer.
14.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende het buurtonderzoek d.d. 6 april 2018, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisant (dossiernr. PL0600-2018146124, blz. 43 en 44):
Getuige [getuige 2] , bewoonster van [adres 4] verklaarde het volgende:
Vorige week, ik weet niet welke dag, sprak ik telefonisch met [slachtoffer] . Zij vertelde
mij dat ze door haar nieuwe vriend was mishandeld.
Ik, verbalisant, sprak telefonisch met getuige [getuige 3] . Zij verklaarde mij het volgende:
Ongeveer twee weken geleden zag ik dat [slachtoffer] een blauw oog had en enkele
schaafwonden in haar gezicht.
15.
Het proces-verbaal van het verhoor van de getuige [getuige 6] d.d. 5 september 2018, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende als verklaring van de getuige (PL0600-2018146124-30):
Op 31 maart 2018 tussen 17.00 uur en 19.00 uur kreeg ik een berichtje van [slachtoffer] op
mijn telefoon. Ze vroeg mij of ik direct naar haar toen kon komen. Ik had direct in de gaten dat dit niet goed was en ben direct naar haar toe gereden. Ik ben met draaiende motor blijven wachten bij haar woning. Ik zag [slachtoffer] gehaast naar buiten komen rennen met [naam 1] op haar arm. Ik zag dat beiden geen jas droegen. Het was koud die dag. [slachtoffer] en [naam 1] sprongen bij mij in de auto. Ik keek [slachtoffer] aan en vroeg haar "foute boel?" "Ja". Antwoordde [slachtoffer] .
Ik zag toen [verdachte] met ontbloot bovenlijf naar buiten komen.
Ik ben toen naar de parkeerplaats gereden en vroeg haar wat er aan de hand was.
[slachtoffer] vertelde mij toen dat [verdachte] haar in elkaar sloeg en mishandelde.
16.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisanten (PL0600-2018146124, blz. 41):
Op vrijdag 6 april waren wij, verbalisanten [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , belast
met een noodhulpdienst in Enschede. Wij reden in een opvallend dienstvoertuig en waren
in uniform gekleed. Omstreeks 10.40 uur kregen wij van het Operationeel Centrum te Hengelo het verzoek om te gaan naar [adres 2] te Enschede. Aldaar zou huiselijk geweld plaatsvinden in de woning.
Wij liepen vervolgens de woning binnen en zagen op de bank een vrouw zitten naar later
bleek dit te gaan om [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2] 1979 te [geboorteplaats 2] . Wij zagen
dat deze vrouw aan het huilen was en in elkaar gekrompen op de bank zat. Wij zagen dat [slachtoffer] een rode plek op haar voorhoofd had en rode vlekken in haar nek had.
17.
Het proces-verbaal van het verhoor van de getuige [getuige 4] d.d. 6 april 2018, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende als verklaring van de getuige (PL0600-2018146124, blz. 39):
Vrijdag 6 april 2018 omstreeks kwamen ik en mijn vriend bij de woning van mijn
moeder [slachtoffer] , aan [adres 2] te Enschede. Het volgende moment zag ik [verdachte] , de vriend van mijn moeder de gang inkomen. Hij begon te schreeuwen tegen mij.
18.
Het proces-verbaal van het verhoor van de getuige [getuige 5] d.d. 6 april 2018, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende als verklaring van de getuige (PL0600-2018146124, blz. 37):
Vanmorgen, vrijdag 6 april 2018, rond 11.00 uur ging ik samen met mijn vriendin [naam 2]
bij haar moeder thuis kijken aan [adres 2] in Enschede. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij mij wilde slaan, dat het hem niets uit zou maken. Toen wij de woning aan [adres 2] hadden verlaten hoorde ik de moeder van [naam 2] 'Help me' zeggen. Ik heb hierop de politie gebeld.