ECLI:NL:RBOVE:2019:1771

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
08-993005-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegale productie en opslag van rooktabak en waterpijptabak met aanzienlijke accijnsontduiking

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 mei 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 58-jarige man en zijn bedrijf, [verdacht bedrijf] B.V., wegens de illegale productie van grote hoeveelheden rooktabak en waterpijptabak. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen in de periode van 1 april 2017 tot en met 24 januari 2018 opzettelijk accijnsgoederen heeft vervaardigd buiten een daartoe aangewezen accijnsgoederenplaats. De verdachte en zijn bedrijf hebben zich schuldig gemaakt aan het ontduiken van de verplichting tot opgave van accijns voor grote bedragen, wat resulteerde in een misgelopen accijns van ongeveer 320.000 euro voor de Staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als bestuurder van het bedrijf, verantwoordelijk was voor het bijhouden van een deugdelijke administratie, maar dat deze ontbrak. Tijdens een doorzoeking op 24 januari 2018 zijn er grote hoeveelheden tabak aangetroffen, evenals bewijs van illegale productie en verkoop. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de markt voor tabakswaren meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-993005-18 (P)
Datum vonnis: 23 mei 2019
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1960 in [geboorteplaats] ,
thans zonder woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E.L. Edens.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
primair:
in de periode van 1 april 2017 tot en met 24 januari 2018 samen met een ander of anderen, accijnsgoederen, te weten 3.780 kilogram rooktabak en 2.383,54 kilogram waterpijptabak buiten een daartoe aangewezen accijnsgoederenplaats heeft vervaardigd;
subsidiair:
feitelijk leiding heeft gegeven aan dat door [verdacht bedrijf] B.V. samen met anderen gepleegde feit;
feit 2:
primair:
op 24 januari 2018 samen met een ander of anderen accijnsgoederen, te weten 3.780 kilogram rooktabak en 2.383,54 kilogram waterpijptabak, voorhanden heeft gehad, terwijl die goederen niet werden opgegeven voor de heffing van accijns;
subsidiair:
feitelijk leiding heeft gegeven aan dat door [verdacht bedrijf] B.V. samen met anderen gepleegde feit;
feit 3:
primair
in maart 2014 samen met een ander of anderen hoeveelheden waterpijptabak en/of rooktabak heeft vervaardigd buiten een accijnsgoederenplaats;
subsidiair
in maart 2014 samen met een ander of anderen hoeveelheden waterpijptabak en/of rooktabak, voorhanden heeft gehad, terwijl die goederen niet zijn opgegeven voor de heffing van accijns.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
primair
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met 24 januari 2018 te
Hapert in de gemeente Bladel, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) accijnsgoederen, te weten (ongeveer) 3780 kilogram (rook)tabak en/of (ongeveer) 2383,54 kilogram (waterpijp)tabak, althans een (grote) hoeveelheid (waterpijp/rook) tabak, heeft vervaardigd buiten een accijnsgoederenplaats, die voor dat soort accijnsgoed(eren) als zodanig is aangewezen;
subsidiair
[verdacht bedrijf] B.V. in of omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met 23
januari 2018 te Hapert in de gemeente Bladel, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) accijnsgoederen, te weten (ongeveer) 3780 kilogram (rook)tabak en/of (ongeveer) 2383,54 kilogram (waterpijp)tabak, althans een (grote) hoeveelheid
(waterpijp/rook)tabak, heeft vervaardigd buiten een accijnsgoederenplaats, die voor dat soort accijnsgoed(eren) als zodanig is aangewezen, zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet samen met een of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
2
primair
hij op of omstreeks 24 januari 2018 te Hapert in de gemeente Bladel, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) accijnsgoederen, te weten (ongeveer) 3780 kilogram (rook)tabak en/of (ongeveer) 2383,54 kilogram (waterpijp)tabak, althans een (grote) hoeveelheid
(waterpijp/rook)tabak, voorhanden heeft gehad, terwijl die tabak niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken;
subsidiair
[verdacht bedrijf] B.V. op of omstreeks 24 januari 2018 te Hapert in de gemeente
Bladel, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) accijnsgoederen, te weten (ongeveer) 3780 kilogram (rook)tabak en/of (ongeveer) 2383,54 kilogram (waterpijp)tabak, althans een (grote) hoeveelheid (waterpijp/rook)tabak, voorhanden heeft gehad, terwijl die tabak niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken, zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet samen met een of meer anderen, tot
bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel
feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
3
primair
hij in of omstreeks de maand maart 2014 in de gemeente Schiedam, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid accijnsgoederen, te weten (waterpijp)tabak en/of (rook)tabak, heeft vervaardigd buiten een accijnsgoederenplaats, die voor dat soort
accijnsgoed(eren) als zodanig is aangewezen;
subsidiair
hij in of omstreeks de maand maart 2014 in de gemeente Schiedam, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid accijnsgoederen, te weten (waterpijp)tabak en/of (rook)tabak, voorhanden heeft gehad, terwijl die tabak niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Feiten 1, 2 en 3
Op 16 januari 2018 ontving de Belastingdienst/Douane informatie van de Duitse autoriteiten inhoudende, kort gezegd, dat zij op 8 januari 2018 een Poolse vrachtwagen hadden gecontroleerd die een lading bij zich had van ongeveer 1.700 kilogram tabak. Volgens de papieren was de tabak door het bedrijf ‘ [bedrijf 1] GmbH’ (gevestigd te Berlijn) verkocht aan een bedrijf dat in Londen gevestigd zou zijn, terwijl op de vrachtbrief stond vermeld dat de tabak op het adres [adres 1] te Hapert in Nederland moest worden afgeleverd.
Naar aanleiding van deze informatie werd genoemd adres op 24 januari 2018 gecontroleerd. Ter plaatse werden goederen, machines en attributen aangetroffen, geschikt voor activiteiten in het kader van een waterpijptabakfabriek.
De Belastingdienst/Douane stelde de FIOD op de hoogte van haar bevindingen. Uit hetgeen de FIOD tijdens een doorzoeking van het pand op 24 januari 2018 aantrof, leidde zij af dat mogelijk sprake is van een illegale waterpijptabakfabriek. Nader strafrechtelijk onderzoek werd ingesteld.
Uit het handelsregister bleek dat op genoemd adres stond ingeschreven: een nevenvestiging van het bedrijf ‘ [verdacht bedrijf] B.V.’ (medeverdachte). Tijdens de doorzoeking op 24 januari 2018 was verdachte, bestuurder van [verdacht bedrijf] B.V., aanwezig.
Tijdens de doorzoeking zijn onder meer de mobiele telefoons van verdachte inbeslaggenomen. De telefoons zijn uitgelezen. Op één van de telefoons zijn chatgesprekken aangetroffen, gevoerd tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] in maart 2014, die - naar later blijkt - gaan over de bereiding van waterpijptabak. Daarnaast zijn op de telefoon foto’s aangetroffen waarop goederen zijn te zien die betrekking hebben op het bewerken van tabak.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard.
De officier van justitie heeft daartoe allereerst aangevoerd – kort en zakelijk weergegeven – dat voor het pand te Hapert, waar tijdens de doorzoeking de grote hoeveelheden rooktabak en waterpijptabak werden aangetroffen geen zogenoemde ‘AGP-vergunning’ was afgegeven en dat die aangetroffen tabaksgoederen ook nergens als accijnsgoederen stonden geregistreerd.
Uit het onderzoek bleek dat bij [verdacht bedrijf] B.V. geen sprake was van een ‘AGP-administratie’ en/of ‘zegeladministratie’, dat het administratiekantoor van [verdacht bedrijf] niet beschikte over enige administratie over de jaren 2016–2017 en voorts dat ook geen sprake was van voorraadadministratie, zodat het bedrijf niet voldeed aan de registratieverplichtingen in het kader van de Wet op de accijns.
In aanvulling daarop heeft de officier van justitie betoogd, dat het dossier bovendien voldoende bewijs bevat waaruit volgt dat verdachte zich reeds in maart 2014, samen met anderen, schuldig maakte aan strafbare gedragingen in het kader van de Wet op de accijns.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [1]
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 primair
De besloten vennootschap [verdacht bedrijf] B.V. werd op 23 juni 2014 opgericht. Enig en zelfstandig bevoegd bestuurder sinds die datum is [verdachte] (hierna: verdachte of [verdachte] ). [2]
De activiteiten van de onderneming bestaan uit ‘het vervaardigen van tabaksproducten, groothandel in tabaksproducten en rokersbenodigdheden’.
Uit een controlerapport van de Belastingdienst/FIOD van 25 juli 2018 blijkt dat [verdacht bedrijf] B.V. voor 25% in handen is van verdachte. De overige 75% is in handen van medeverdachte [medeverdachte] . [3]
Ten aanzien van de door [verdacht bedrijf] B.V. aangevraagde vergunning voor het vervaardigen en voorhanden hebben van tabaksgoederen en de met die vergunning verband houdende verplichtingen in het kader van de Wet op de accijns, blijkt uit het dossier het volgende.
Op 24 oktober 2014 heeft [verdacht bedrijf] B.V. een ‘Vergunning accijnsgoederenplaats voor de vervaardiging van tabaksproducten’ (AGP) aangevraagd voor de vestigingslocatie te Bergschenhoek. Op 23 juni 2015 heeft de Belastingdienst/Douane [verdacht bedrijf] B.V. een vergunning verleend voor de vervaardiging van tabaksproducten (waterpijptabak). [4] In de vergunning is bepaald dat het bedrijf rooktabak (zijnde waterpijptabak) ‘onder schorsing van accijns’ mag vervaardigen in, ontvangen in, voorhanden hebben in en overbrengen uit, de locatie [adres 2] te Bergschenhoek.
Na afgifte van de vergunning zijn geen verzoeken ontvangen om de locatie waarvoor de vergunning was afgegeven te wijzigen, dan wel om ten aanzien van de locatie aanvullend nieuwe locaties op te nemen. Aan de vergunninghouder werd ook niet mondeling toegestaan om op andere locaties dan in de vergunning begrepen, tabaksproducten te vervaardigen of voorhanden te hebben. [5]
Uit een tijdens de doorzoeking aangetroffen huurcontract, opgemaakt tussen [verdacht bedrijf] B.V. (vertegenwoordigd door verdachte) en de verhuurder [verhuurder] B.V., blijkt dat [verdacht bedrijf] B.V. het pand aan de [adres 1] te Hapert voor een periode van twee jaar heeft gehuurd vanaf 1 april 2017. [6]
Tijdens de doorzoeking op 24 januari 2018 heeft de FIOD onder meer aangetroffen en inbeslaggenomen:
 74 74 stuks grote plastic bakken met tabak;
 74 zes stuks kleine plastic bakken met tabak;
 74 195 dozen met tabak;
 74 (..)
 74 meerdere machines, benodigd voor de productie van waterpijp- of rooktabak. [7]
De aangetroffen tabaksgoederen zijn gewogen en nader onderzocht.
Ten aanzien van de aard en samenstelling van de tabakswaren en het gewicht bleek als volgt. [8]
Er werd een hoeveelheid van in totaal 2.383,54 kilogram aan waterpijptabak en 839 kilogram aan rooktabak aangetroffen. Waterpijptabak en rooktabak zijn goederen waarvoor een accijnstarief geldt. [9]
Daarnaast was sprake van een hoeveelheid van 3.031 kilogram aan ruwe tabak. Ruwe tabak is geen accijnsgoed in de zin van artikel 32 van de Wet op de accijns.
Tijdens de doorzoeking in het pand [adres 1] te Hapert bleek dat geen sprake was van een geordende inkoop-, verkoop- en voorraadadministratie. Ook een kasboek werd niet aangetroffen. [10]
De administratie werd opgevraagd bij de boekhouder van [verdacht bedrijf] B.V., [boekhouder] . Uit diens reactie bleek dat enkel over de jaren 2014 en 2015 sprake was van een administratie. Over de jaren 2016 en 2017 had de boekhouder geen stukken van [verdacht bedrijf] B.V. ontvangen. [11]
Tijdens de doorzoeking werd wél aangetroffen: een bon voor de levering van 194 vellen van 24 stuks accijnszegels van 22 september 2017, gericht aan [verdacht bedrijf] B.V. te Bergschenhoek, terwijl die daar op dat moment niet meer gevestigd was.
Daarnaast werden bestelformulieren aangetroffen op naam van het bedrijf ‘ [bedrijf 2] B.V.’ te Tilburg. Uit onderzoek bleek dat in de periode van juni 2017 tot en met januari 2018 door [bedrijf 2] B.V. in totaal 6.596 potjes van 50 gram waterpijptabak waren afgenomen, voor een bedrag van € 48.829,85. In totaal was 329,8 kilo waterpijptabak door [verdacht bedrijf] B.V. aan [bedrijf 2] B.V geleverd. [12]
Tijdens de doorzoeking werden tevens administratieve stukken aangetroffen die betrekking hadden op transporten en de inkoop van geur- en smaakstoffen en andere ingrediënten voor de bereiding van waterpijptabak.
Aan de hand van de aangetroffen en opgevraagde administratie van [verdacht bedrijf] B.V. verrichtte de Belastingdienst/FIOD onderzoek naar de volledigheid van de afdracht van accijns en de juistheid van de (on-)veraccijnsde uitslagen over de periode 23 juni 2015 tot en met 31 januari 2018. Uit het controlerapport blijkt onder meer het volgende. [13]
[verdacht bedrijf] B.V. hield geen zegeladministratie bij; het bedrijf heeft zich daarmee niet aan de voorwaarden van artikel 40 van de Uitvoeringsregeling Accijns gehouden. Voorafgaand aan de vergunningverlening werd met de vertegenwoordiger(s) van het bedrijf, waaronder verdachte, wel - aan de hand van (getoonde) inkoopgoederenlijsten, verkoopgoederenlijsten, voorraadlijsten en zegeladministratielijsten - de te voeren administratie besproken. [14] [verdacht bedrijf] B.V. hield desondanks geen lijsten bij waaruit de inkoop, productie, en verkoop van de accijnsgoederen blijkt. Inkomende en uitgaande zendingen tabak waren niet in een voorraadadministratie opgenomen.
Verdachte is akkoord gegaan met de inhoud van het controlerapport.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de FIOD op 1 mei 2018 - onder meer - het volgende verklaard. [15]
Zijn bedrijf [verdacht bedrijf] B.V. is gevestigd aan de [adres 1] te Hapert. [verdachte] richtte het bedrijf op op 23 juni 2014, samen met [medeverdachte] .
Het doel was: het produceren van tabak voor waterpijpen.
[medeverdachte] was de ‘motor’ van het bedrijf. [verdachte] en [medeverdachte] zijn de enige twee aandeelhouders. [16]
Het bedrijf was eerst gevestigd aan het adres [adres 2] te Bergschenhoek. [17] Aldaar is men begonnen met de inkoop van tabak, de aanschaf van machines en smaakstoffen en het vervaardigen van de waterpijptabak.
Sinds april 2017 vonden de activiteiten plaats op het adres aan de [adres 1] te Hapert. Verdachte heeft het nieuwe bedrijfsadres te Hapert niet doorgegeven aan de Belastingdienst/Douane. [18] Hij erkent dat hij als bestuurder in de eerste plaats zelf verantwoordelijk was voor het bijhouden van een deugdelijke administratie van [verdacht bedrijf] B.V. Het feit dat daarvan geen sprake was wijt hij aan zichzelf . [19]
Voor de productie van de waterpijptabak werden smaakstoffen ingekocht in Duitsland, in India en in Israël. De benodigde glycerine werd in Nederland gekocht. Tabak werd in Italië en Polen ingekocht. Ontvangstbewijzen en facturen voor de grondstoffen werden niet in een administratie verwerkt. [20]
Voor de productie van waterpijptabak zijn smaakstoffen, osmosewater, glycerine en honing of suikerwater nodig. [medeverdachte] hield zich met de productie bezig; daarvoor kwam hij over uit Israël. [21] [medeverdachte] deed ook de bestellingen van de tabak; verdachte zelf onderhield telefonisch contact met de verkopers. De ruwe tabak werd meestal gebruikt voor de productie van waterpijptabak, uitzonderingen daargelaten. [22]
Tabak werd onder meer ingekocht bij een Italiaan, genaamd [naam 1] .
[medeverdachte] kende deze man en verdachte ontmoette hem een keer op een beurs. Verdachte denkt dat ongeveer twee en een half of drie jaar geleden voor de eerste keer bij hem tabak werd ingekocht.
Geconfronteerd met het feit dat de Belastingdienst/Douane had geconstateerd dat door [verdacht bedrijf] B.V. slechts driemaal aangifte accijns werd gedaan, te weten over de maanden juni, juli en augustus 2017, heeft verdachte verklaard dat hij een enkele keer de verschuldigde accijns heeft betaald, één of misschien twee keer. De tabakssnijder ging kapot en er was een nieuwe nodig. Er was geen geld meer over om accijns te betalen.
De accijns werd niet meer betaald. Verdachte wist dat hij een boete riskeerde, maar hij nam dat voor lief. [23]
Het meeste geld dat in [verdacht bedrijf] B.V. werd geïnvesteerd, was afkomstig van [medeverdachte] . Hij was de belangrijkste financier. [24]
De rechtbank acht op grond van genoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met het bedrijf dat hij bestuurde, medeverdachte [verdacht bedrijf] B.V., en medeverdachte [medeverdachte] zich, sinds de verplaatsing van het bedrijf van Bergschenhoek naar een locatie in Hapert vanaf 1 april 2017, schuldig heeft gemaakt aan het meermalen illegaal vervaardigen van grote partijen rooktabak en waterpijptabak, zijnde goederen waarvan de vervaardiging op grond van de Wet op de accijns enkel was toegestaan op een daartoe aangewezen accijnsgoederenplaats.
Daarnaast acht de rechtbank op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte zich samen met [verdacht bedrijf] B.V. en [medeverdachte] op 24 januari 2018 - de datum van de doorzoeking - schuldig heeft gemaakt aan het illegaal voorhanden hebben van grote hoeveelheden rooktabak en waterpijptabak, nu die goederen niet waren geregistreerd en opgegeven voor heffing in het kader van de Wet op de accijns.
Nu uit het dossier blijkt dat een deel van de aangetroffen tabak, te weten een hoeveelheid van 3.031 kilogram ruwe tabak betrof, terwijl ruwe tabak geen accijnsgoed is, zal de rechtbank verdachte vrijspreken ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van feit 3
In aanvulling op voorgaande bewijsoverwegingen is de rechtbank - evenals de officier van justitie - van oordeel dat ook het aan verdachte onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend moet worden bewezen verklaard. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Tijdens de controle en doorzoeking van het pand te Hapert op 24 januari 2018 zijn inbeslaggenomen de telefoon van verdachte en nóg twee telefoons, aangetroffen in een tas met persoonlijke eigendommen van verdachte. [25] Verdachte kende het nummer van de eerstgenoemde telefoon uit zijn hoofd (06- [telefoonnummer 1] ).’ [26]
Het telefoonnummer 06- [telefoonnummer 1] stond op naam van [bedrijf 3] , gevestigd te Rotterdam. Dit bleek een avondwinkel (supermarkt) te zijn, gevestigd te Rotterdam en tot 14 juni 2016 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, als eenmanszaak en met als eigenaar verdachte. [27]
De in de telefoons aanwezige data werden door de FIOD gekopieerd en aan het onderzoeksteam ter beschikking gesteld. [28]
In de telefoon met nummer 06- [telefoonnummer 1] werden chatberichten aangetroffen, gevoerd in de Hebreeuwse taal, tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Deze zijn uitgeprint en vertaald. [29]
Op
27 maart 2014vinden de volgende gesprekken plaats tussen verdachte en [medeverdachte] :
(Gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is [verdachte] .)
(Gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] is [medeverdachte] . [30] )
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [verdachte] : Appel zoetigheid! Het lijkt me klaar voor verkoop!
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [verdachte] : Later zal ik met [naam 2] de smaak met een waterpijp
uitproberen.
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net: Waarom 120 ?
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [verdachte] : Het doosje weegt 15 gr. . dus 115 gram.
Wat ik je stuurde is als voorbeeld om je te laten zien.
[telefoonnummer 2] @.whatsapp.net: Heel goed!
[telefoonnummer 1] @.whatsapp.net [verdachte] : Mee eens. We gaan roken en beslissen.
[telefoonnummer 1] ©s.whatsapp.net [verdachte] : Goed, we hebben de zoete appel gerookt.
Goede smaak! Uitstekende rook!
Wel nog wat vloeibaar aan de kop van de waterpijp.
Nog een dag mengen en is het klaar voor verdeling.
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp. Net: Uitstekend!
En:
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [verdachte] : De smaak is goed, niet sterk en niet zwak...
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net: Succes!!!!!!
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net: Heel goed....dat wilde ik horen.
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [verdachte] : We zijn erin geslaagd, nu blijft nog de verkoop.
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net: Daar gaan we zeker in slagen...
Op
28 maart 2014vinden gesprekken plaats met de volgende inhoud:
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net: Hebben jullie vandaag geroerd? Nog vochtig of
wordt het minder?
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [verdachte] : We hebben geroerd, nog steeds vochtig maar
minder.
[telefoonnummer 2]
@s.whatsapp.net: Heel goed...
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net: Maak een foto als je daar bent.
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [verdachte] : We hebben de mintcitroen gerookt, fantastisch.. .de
hele bovenverdiep vulde zich met rook, hahaha
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net: Het is ons gelukt...
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [verdachte] : voor honderd procent.
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [verdachte] : Vandaag beginnen we met het uitdelen van monster
aan negen shisha-clubs.
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [verdachte] : Ik hoop morgen reacties te ontvangen
Ook uit andere gesprekken die op
28 en 29 maart 2014worden gevoerd blijkt dat verdachte van [medeverdachte] instructies krijgt ten aanzien van het productieproces:
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [verdachte] : Smaak van zoete appel, een beetje te weinig geur....
Wat gaan we doen? Kan er wat smaak aan worden
toegevoegd?
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [verdachte] : De andere smaken hebben een prima geur!!
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net: Ja, voeg snoep (zoetigheid) toe
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net: Maar waaraan moet het toegevoegd worden? Aan de
teil of aan de badkuip?
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [verdachte] : de badkuip
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net: Voeg 200 tot 300 gram toe
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net: Uitstrooien en roeren.
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net: Weeg op de kleine weegschaal en schenk er 200-300
gram uit.
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net: [verdachte] Gisteren hebben we aan tien klanten uitgedeeld...
wachten op hun reactie hoe het beviel. (..)
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net: Ik begrijp het. Hoor graag hoe ze het vonden.
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net: Het is belangrijk om te weten of er iets aan moet
worden verbeterd, behalve de verbeteringen die wij
gaan aanbrengen.
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [verdachte] : Tot nu toe was iedereen enthousiast.. we gaan
wachten op bestellingen..
In aanvulling op voornoemde chatgesprekken bevat het dossier gegevens met betrekking tot foto’s, die zijn aangetroffen op de onder verdachte inbeslaggenomen mobiele telefoons.
Op de telefoon met nummer [telefoonnummer 1] werd een foto aangetroffen van een vat, voorzien van een etiket van [bedrijf 4] Nederland B.V. dat vermeldt dat het vat 262 kilo glycerine bevat. [31] De zich in het dossier bevindende bijbehorende afleverbon van [bedrijf 4] Nederland B.V. is gedateerd 18 maart 2014. [32]
Daarnaast zijn op de telefoon van verdachte foto’s aangetroffen, waarop is te zien: [33]
 ruwe tabak (datum 18 maart 2014);
 kleur- en smaakstoffen, zoals die worden gebruikt bij de productie van
waterpijptabak (datum 29 maart 2014);
 badkuipen, die vermoedelijk zijn gevuld met waterpijptabak (datum 29 maart 2014);
 plastic bakken, vermoedelijk gevuld met waterpijptabak (29 maart 2014);
 kleine plastic bakjes, vermoedelijk gevuld met waterpijptabak. Een van de bakjes is voorzien van een etiket met de vermelding G.G.H. (datum 28 maart 2014).
Uit onderzoek bleek dat de coördinaten van de foto’s (afgezien van die, die horen bij de foto van de ruwe tabak) verwijzen naar [adres 3] in Schiedam als de locatie. [34] [adres 3] te Schiedam is ook de straat waar blijkens de afleverbon de hiervoor beschreven zending glycerine van [bedrijf 4] werd afgeleverd.
Uit door het Douane Informatiecentrum (DIC) verschafte gegevens is gebleken dat voor een locatie aan [adres 3] te Schiedam nimmer een AGP-vergunning is afgegeven. [35]
De rechtbank acht op grond van het voorgaande - in onderlinge samenhang bezien - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich reeds in maart 2014, tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] , bezighield met (illegale) productie van waterpijptabak.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
primair
hij in de periode van 1 april 2017 tot en met 24 januari 2018 te Hapert in de gemeente Bladel, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk grote hoeveelheden accijnsgoederen, te weten 839 kilogram rooktabak en 2.383,54 kilogram waterpijptabak heeft vervaardigd buiten een accijnsgoederenplaats, die voor dat soort accijnsgoederen als zodanig is aangewezen;
2
primair
hij op 24 januari 2018 te Hapert in de gemeente Bladel, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk grote hoeveelheden accijnsgoederen, te weten 839 kilogram rooktabak en 2.383,54 kilogram waterpijptabak voorhanden heeft gehad, terwijl die tabak niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing was betrokken;
3
primair
hij in of omstreeks de maand maart 2014 in de gemeente Schiedam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een hoeveelheid accijnsgoederen, te weten waterpijptabak en rooktabak, heeft vervaardigd buiten een accijnsgoederenplaats, die voor dat soort accijnsgoederen als zodanig is aangewezen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 5 lid 1 onder a en b van de Wet op de accijns.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 lid 1 sub a van de Wet op de accijns opgenomen verbod;
feit 2 primair
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 lid 1 sub b van de Wet op de accijns opgenomen verbod;
feit 3 primair
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 lid 1 sub a van de Wet op de accijns opgenomen verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, het aantal feiten en de persoon van de verdachte.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een bedrijf, medeverdachte [verdacht bedrijf] B.V., samen met zijn mede-aandeelhouder schuldig gemaakt aan handelen in strijd met een tweetal in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verboden, te weten het produceren van grote hoeveelheden rooktabak en waterpijptabak buiten de daarvoor in de vergunning aangewezen accijnsgoederenplaats, en het voorhanden hebben van partijen accijnsgoederen terwijl die buiten het systeem van de heffing van accijns werden gehouden.
Het illegaal vervaardigen en voorhanden hebben van accijnsgoederen verstoort de reguliere markt voor tabakswaren en werkt ontwrichtend op het systeem van de economische ordening van het land en, voor zover sprake is van internationale handel, ten aanzien van de ordening van de Europese economische markt.
Verdachte en de medeverdachte(n) hebben zich daarmee schuldig gemaakt aan ontduiking van de verplichting tot opgave van accijns voor grote bedragen en daarmee aan oneerlijke concurrentie ten opzichte van die handelaren/bedrijven, die wel aan hun verplichtingen in het kader van de Wet op de accijns voldoen.
De rechtbank acht het handelen van verdachte(n) brutaal en ondermijnend. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking de langdurige periode waarbinnen de strafbare gedragingen zich hebben voorgedaan en het feit dat het grote hoeveelheden accijnsgoederen betrof.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie gedateerd 30 oktober 2018.
Uit die documentatie blijkt dat verdachte in het – zij het verre - verleden eerder - onherroepelijk - is veroordeeld ter zake van (een tweetal) economische delicten tot een geldboete; veroordelingen die in 2003 en 2002 zijn uitgesproken. In zoverre was hij een gewaarschuwd man.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank voorts rekening met de hoogte van het aan de orde zijnde benadelingsbedrag en de oriëntatiepunten van de LOVS ten aanzien van fraudedelicten.
In dit geval is aan de hand van de (tijdens de doorzoeking) aangetroffen accijnsgoederen berekend dat in elk geval sprake is geweest van fiscaal benadelingsbedrag ter hoogte van
€ 319.837,10.
De LOVS oriëntatiepunten houden voor gevallen waarbij sprake is van een benadelingsbedrag tussen € 250.000,00 en € 500.000,00 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in van 12 tot 18 maanden.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, tot oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van een duur als hierna vermeld.
Die straf acht de rechtbank, alles afwegende, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.
Daarnaast berust deze beslissing op artikel 97 van de Wet op de accijns en artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 lid 1 sub a van de Wet op de accijns opgenomen verbod;
feit 2 primair:
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 lid 1 sub b van de Wet op de accijns opgenomen verbod:
feit 3 primair
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 lid 1 sub a van de Wet op de accijns opgenomen verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. M. Melaard, en mr. M. Aksu rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2019.
Mr. Melaard en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland in het onderzoek ‘Twijgje’ met pv-nummer
2.Uittreksel KvK, bedrijfsprofiel [verdacht bedrijf] B.V., Doc-062, pag. 380 e.v en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [verdachte] , pag. 430.
3.Controlerapport Belastingdienst / FIOD, Doc-063, pag. 383, en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [verdachte] , pag. 431 en 446.
4.Vergunningverlening belastingdienst 23 juni 2015, Doc-008, pag. 180 e.v., met bijlage.
5.Schrijven van [verbalisant] van de Belastingdienst/ douane Amsterdam 25 januari 2018, Doc-003, pag. 166 e.v.
6.Huurovereenkomst, Doc-060, pag. 367 e.v.
7.Proces-verbaal doorzoeking, AMB-001, pag. 043 e.v. en proces-verbaal ‘Tellen, wegen en monstername inbeslaggenomen (waterpijp)tabak’, AMB -004, pag. 054 e.v.
8.Proces-verbaal ‘Tellen, wegen en monstername inbeslaggenomen (waterpijp)tabak’, AMB -004, pag. 54 e.v. en het proces-verbaal van bevindingen ‘Uitslag monsteronderzoeken’, AMB-011, pag 074 e.v.
9.Proces-verbaal van bevindingen AMB-011, pag. 74; zie ook Doc-032 tot en met Doc-044: uitslagen monsteronderzoeken, laboratorium Douane, maart 2018.
10.Overzichtsproces-verbaal, 4.4.1., pag. 14.
11.Aanvangsproces-verbaal, AMB-008, pag. 064, e.v. , i.h.b. pag. 066 en pv Verstrekking gevorderde digitale gegevens, BOB-001c, pag. 103 e.v..
12.Proces-verbaal van bevindingen administratie [bedrijf 2] B.V., pag 084 e.v., i.h.b. pag. 086.
13.Controlerapport Belastingdienst/ Douane, pag. 383 – 398, Doc-063.
14.zie ook het proces-verbaal van verhoor van getuige [verbalisant] , medewerker Belastingdienst/ Douane, G-002-01, pag. 463, pag. 464 bovenaan en pag.466 bovenaan.
15.Proces-verbaal verhoor verdachte, V-002-01, pag. 428 e.v.
16.Pag. 430.
17.Pag. 432.
18.Pag. 432.
19.Pag. 433.
20.Pag. 434.
21.Pag. 434.
22.Pag. 435.
23.Pag. 435.
24.Pag. 446.
25.Proces-verbaal doorzoeking, AMB-001, pag 043, met als bijlagen lijst inbeslaggenomen goederen, pag. 048 en inbeslagnamenummer fouill.V.01.
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte, V-002-01, pag. 429.
27.Overzichtsproces-verbaal, pag. 024 en BOB-010a.
28.AMB-016, proces-verbaal Vastleggen gegevens, pag. 087.
29.Doc-067, zie ook het overzichtsproces-verbaal, pag. 24 – 26.
30.Overzichtsproces-verbaal, pag. 024.
31.Doc-066, pag. 404.
32.Doc-065, 1-2.
33.Doc-066, pag. 405, 406, 407, 408, 409.
34.Overzichtsproces-verbaal, pag. 016.
35.Overzichtsproces-verbaal, pag. 16 onderaan.