ECLI:NL:RBOVE:2019:1767

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
08-770216-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met 4-jarig kind in Staphorst

Op 23 mei 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige man, die werd verdacht van het tonen van zijn geslachtsdeel aan een 4-jarig kind in een speeltuin in Staphorst op 23 maart 2018. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat uit de verklaringen van het kind en een buurjongen niet kon worden vastgesteld dat de verdachte de dader was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had primair gevorderd dat het feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdachte en zijn raadsman ontkenden dat hij de tenlastegelegde handelingen had verricht. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het kind en de buurjongen niet voldoende bewijs boden om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de handelingen had gepleegd, en sprak hem daarom vrij. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-770216-18 (P)
Datum vonnis: 23 mei 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de deels gesloten terechtzitting van 9 mei 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Zwartjes en van wat door verdachte en de raadsman mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
23 maart 2018 met ontuchtig oogmerk zijn ontblote geslachtsdeel heeft laten zien aan een vierjarig kind, dan wel dat hij hiermee de eerbaarheid heeft geschonden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Primair
hij op of omstreeks 23 maart 2018 te Staphorst, althans in Nederland, een persoon ( [kind] van toen 4 jaar oud), van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van (zijn, verdachtes) seksuele handelingen, door in het bijzijn en/of in de directe nabijheid en/of voor het oog van die [kind] zijn broek te laten zakken en haar zijn ontblote geslachtsdeel te tonen;
Subsidiair
hij op of omstreeks 23 maart 2018 te Staphorst, althans in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten een speeltuin nabij het [straatnaam] , door aldaar zijn broek te laten zakken en zijn ontblote geslachtsdeel te tonen;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie heeft subsidiair verzocht om aanhouding van de zaak voor het nader horen van getuigen bij de rechter-commissaris.
4.2
Het standpunt van de verdachte en zijn raadsman
Verdachte ontkent dat hij heeft gedaan waar hij van verdacht wordt. Volgens de raadsman is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het ten laste gelegde feit en moet verdachte worden vrijgesproken van zowel het primaire als het subsidiair ten laste gelegde. Indien het verzoek van de officier van justitie om getuigen (nader) te horen wordt toegewezen, verzoekt de raadsman om ook andere getuigen nogmaals te laten horen door de rechter-commissaris.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
[kind] (destijds vier jaar oud) heeft over het incident op 23 maart 2018 verklaard dat zij buiten op het speelveldje was. Zij zag op enig moment dat
een jongen bij de schutting stond, zijn broek naar beneden deed en zijn piemeltje liet zien. Over de dader vertelt ze dat
hij bruin, beetje geel haar heeft, een blanke huid heeft en een zwarte jas droeg.
[kind] heeft, zo lijkt uit het dossier te kunnen worden afgeleid, aan haar buurjongen [buurjongen] verteld wat er was gebeurd. [kind] heeft aan getuige [getuige 1] verteld: “een jongetje deed zijn broek naar beneden”. [buurjongen] vertelde aan deze getuige dat het de hem bekende achterbuurman was geweest. [buurjongen] en [kind] hebben samen aan getuige [getuige 1] laten zien waar de dader had gestaan en [buurjongen] heeft getuige [getuige 2] een signalement gegeven van die persoon, namelijk dat hij een donkerblauwe broek, een zwart shirt en een bril droeg. [getuige 2] heeft vervolgens waargenomen dat het door zijn zoon gegeven signalement overeenkwam met de kleding en het uiterlijk van verdachte, behalve dat deze op dat latere moment een pet droeg.
De rechtbank twijfelt niet aan de verklaring die [kind] heeft afgelegd tegen [buurjongen] . Ook twijfelt de rechtbank er niet aan dat [buurjongen] een signalement heeft gegeven dat overeenkwam met hoe verdachte er op die dag uit zag. De rechtbank is echter van oordeel dat deze verklaringen in onderlinge samenhang bezien, te ver van elkaar verwijderd zijn om te kunnen komen tot de conclusie dat er wettig en overtuigend bewijs is dat het verdachte is die de tenlastegelegde handelingen heeft gepleegd ten opzichte van [kind] Uit de verklaring van [kind] aan de ene kant en de verklaring van [buurjongen] aan de andere kant, blijkt niet zonder meer dat het verdachte moet zijn geweest die zijn broek heeft laten zakken en zijn geslachtsdeel heeft laten zien in de speeltuin. In de eerste plaats is van belang dat [kind] zelf spreekt over een
jongetjeen niet over een man. Gezien de leeftijd van verdachte is moeilijk voorstelbaar dat [kind] verdachte
een jongetjezou noemen. Daarnaast is [buurjongen] zijn verklaring niet op zijn eigen bevindingen gebaseerd. Hij heeft zelf niet gezien dat iemand zijn broek heeft laten zakken, maar heeft het gehoord van [kind] Ook blijkt niet dat hij zelf verdachte bij de schutting of in het speelveldje heeft zien staan die dag. Waarop zijn conclusie, inhoudende dat het verdachte moet zijn geweest die aan [kind] zijn geslachtsdeel heeft laten zien, is gebaseerd, blijft dan ook onduidelijk. De overige getuigen verklaren enkel wat zij [kind] of [buurjongen] hebben horen zeggen en kunnen dan ook geen ondersteuning bieden voor deze conclusie.
De rechtbank acht daarom niet bewezen wat aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt komt zij niet toe aan de verzoeken van de officier van justitie en de raadsman om getuigen (nader) te horen.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart niet bewezen dat verdachte het primaire of subsidiaire tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. M.J.C.M. Manders en
mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2019.