ECLI:NL:RBOVE:2019:1724

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
22 mei 2019
Zaaknummer
7271999 \ CV EXPL 18-3469
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding in Dexia-zaak met afstand van rechten

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een vordering ingesteld tegen Dexia Nederland B.V. naar aanleiding van effectenleaseovereenkomsten die hij op 2 oktober 2001 heeft gesloten. Eiser vordert onder andere de vernietiging van de overeenkomsten op grond van bedrog en dwaling, alsook schadevergoeding van € 9.943,85. Dexia heeft in haar conclusie van antwoord aangevoerd dat eiser niet ontvankelijk is in zijn vorderingen, omdat hij in 2003 het Dexia-aanbod heeft getekend en daarmee afstand heeft gedaan van zijn rechten. Eiser heeft in zijn repliek de stellingen van Dexia niet betwist, maar heeft enkel zijn vorderingen verder toegelicht.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser gebonden is aan het Dexia-aanbod en de daarin opgenomen bepalingen over afstand van recht. Hierdoor kon de kantonrechter niet inhoudelijk op de vorderingen van eiser ingaan. De kantonrechter heeft eiser niet ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen en hem veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Dexia, begroot op € 400,00 voor gemachtigdesalaris. Dit vonnis is uitgesproken op 16 april 2019.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 7271999 \ CV EXPL 18-3469
Vonnis van 16 april 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. N. Boerman-Bove ,
tegen
de besloten vennootschap
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde partij, hierna te noemen Dexia,
gemachtigde: USG Legal Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 juli 2018 namens 8 eisende partijen, waar onder [eiser] ;
- de beschikking d.d. 11 oktober 2018 waarbij de procedure is gesplitst in 8 afzonderlijke procedures;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten en het geschil

2.1.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] met (de rechtsvoorgangster van) Dexia
een tweetal effectenleaseovereenkomsten genaamd Profit Effect heeft gesloten d.d. 2 oktober 2001 (contractnummers [1] en [2] ).
2.2.
[eiser] vordert op de diverse gronden als vermeld in de dagvaarding, kort weergegeven:
Primair: voor recht te verklaren dat de overeenkomsten op grond van bedrog vernietigd zijn;
Subsidiair: voor recht te verklaren dat de overeenkomsten op grond van dwaling vernietigd zijn;
Meer subsidiair: voor recht te verklaren dat Dexia schadeplichtig is wegens de aanzienlijke tekortkomingen in diens nakoming van de overeenkomsten;
Meer subsidiair: voor recht te verklaren dat Dexia heeft gehandeld in strijd met het recht alsmede in strijd met de redelijkheid en billijkheid danwel in strijd met het maatschappelijk verkeer, alsmede wanprestatie heeft gepleegd;
Meer subsidiair: voor recht te verklaren dat Dexia jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld en dat Dexia om deze reden schadeplichtig is wegens schending van de bijzondere zorgplicht en schending van artikel 25 NR dan wel artikel 41 NR 1999.
Voorts dient Dexia in verband hiermee veroordeeld te worden tot (terug)betaling van een bedrag van € 9.943,85 aan [eiser] , op grond van schadevergoeding/onverschuldigde betaling.
2.3.
Dexia heeft hierop een conclusie van antwoord genomen, strekkende tot niet ontvankelijk verklaring van [eiser] in zijn vorderingen. [eiser] heeft begin 2003 het Dexia- aanbod getekend (productie 5 conclusie van antwoord) en daarmee afstand gedaan van zijn rechten. [eiser] kan niet ontkennen dat hij al op de hoogte is van de bindende kracht van deze vaststellingsovereenkomst. Zo heeft hij in december 2012 nog een brief gestuurd aan Dexia betreffende schadevergoeding conform het Hofmodel. Dexia heeft [eiser] er toen op gewezen dat hij reeds gebonden was aan het Dexia Aanbod (productie 6 conclusie van antwoord).

3.Beoordeling

[eiser] heeft deze stellingen van Dexia in zijn conclusie van repliek niet betwist. De conclusie van repliek gaat slechts nader in op de vorderingen van [eiser] en de gronden daarvan.
De kantonrechter is gelet op de acceptatie van [eiser] van het Dexia Aanbod en de daarin staande bepalingen over afstand van recht met Dexia van oordeel dat [eiser] niet ontvankelijk moet worden verklaard. [eiser] is aan het Dexia Aanbod gebonden. Aan een inhoudelijke behandeling komt de kantonrechter daarom niet toe.

4.De beslissing

De kantonrechter
Verklaart [eiser] niet ontvankelijk in zijn vorderingen.
Veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Dexia begroot op
€ 400,00 gemachtigdesalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.L. Alers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2019.