ECLI:NL:RBOVE:2019:1676

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
21 mei 2019
Zaaknummer
08-960012-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en bedreiging met een vuurwapen

Op 21 mei 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 36-jarige man, die samen met twee medeverdachten een oudere man op straat heeft beroofd van zijn koffer. De beroving vond plaats op 16 februari 2018 in Heerlen, waarbij gebruik werd gemaakt van een (nep)wapen en het slachtoffer in zijn gezicht werd geslagen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en een schadevergoeding van 250 euro aan het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij niet zelf de overval heeft gepleegd, wel als medepleger kan worden aangemerkt, omdat hij het plan heeft bedacht en de medeverdachten heeft voorzien van informatie en middelen. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van het tweede feit, omdat de klacht te laat was ingediend. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen, onder andere op basis van verklaringen van medeverdachten en getuigen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-960012-18 (P)
Datum vonnis: 21 mei 2019
Vonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 januari 2019 en 7 mei 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K.W. van Damme en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.E.W. Luiten, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er , kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: d.d. 16 februari 2018, primair tezamen en in vereniging een diefstal met geweld heeft gepleegd jegens [slachtoffer] en subsidiair die diefstal met geweld bij zijn medeverdachten heeft uitgelokt;
feit 2: in de periode van 16 februari 2018 tot en met 22 februari 2018, heeft gepoogd, tezamen en in vereniging [slachtoffer] af te dreigen met het openbaar maken van een geheim.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1. primair
Hij, op of omstreeks 16 februari 2018 te Heerlen, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zwarte aktekoffer van het merk Samsonite, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om hij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- op korte afstand naderen van die [slachtoffer] en/of
- (dreigend) plaatsen/zetten op het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] van een op

een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of

- (dreigend) richten op en/of tonen aan die [slachtoffer] van een op een vuurwapen

gelijkend voorwerp en/of

- (met kracht) , een of meermalen, slaan met een houten stok tegen de hand, althans lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- (met kracht) rukken/trekken van voornoemde aktekoffer uit de hand(en) van die [slachtoffer] en/of
- (daarbij) aan die [slachtoffer] toevoegen van de woorden: “Go back to the office” en/of “1 will shoot you”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking; ten gevolge waarvan die [slachtoffer] de koffer heeft losgelaten,
1. subsidiair
ter zake dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 16 februari 2018 te Heerlen, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een zwarte aktekoffer met inhoud van het merk Samsonite, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat die voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] opzettelijk gewelddadig en dreigend
- die [slachtoffer] op korte afstand heeft/hebben genaderd en/of
- op/tegen het gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben geplaatst/gezet en/of
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op en/of

getoond aan die [slachtoffer] en/of

- (met kracht) , een of meermalen, die [slachtoffer] met een houten stok tegen de hand, althans lichaam, heeft/hebben geslagen en/of
- (met kracht) de voornoemde aktekoffer uit de hand(en) van die [slachtoffer] heeft/hebben gerukt/getrokken en/of
- (daarbij) aan die [slachtoffer] heeft/hebben toegevoegd de woorden: “Go back to the office”” en/of “1 will shoot you”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] de koffer heeft losgelaten; welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 15 februari 2018 tot en met 16 februari 2018 te Heerlen, althans (elders) in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door beloften, en door het verschaffen van
gelegenheid en inlichtingen, welke opzettelijke uitlokking hieruit heeft bestaan dat verdachte voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] :
- heeft verzocht tot het plegen van een diefstal met geweld, en/of
- informatie heeft verstrekt dat voornoemde [slachtoffer] regelmatig grote hoeveelhe(i)d(en) geld aanwezig heeft, en/of
- in gelegenheid heeft gesteld die [slachtoffer] te overvallen door [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ,

een of meermalen, naar de woning van die [slachtoffer] te rijden, en/of

- een geldbedrag c.q. een evenredig gedeelte van de buit in het vooruitzicht te stellen;
2.
Hij, in of omstreeks de periode van 16 februari 2018 tot en met 22 februari 2018 te Heerlen, althans (elders) in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van (een) geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 500.000,- euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
met zijn mededader(s) , althans alleen, aan voornoemde [slachtoffer] het/de volgende (via Wliatsapp) bericht(en) heeft verstuurd:
- “23:30 o’clock today 500.00,00 Rotterdam Central Station. No money or reaction all papers go to the police. No discussion possiblel For further instructions you can cail or Wliatsapp me”, en/of
- inhoudende een of meer afbeeldingen van de auto en/of (privé-ingang van de) woning van voornoemde [slachtoffer] ; en/of
- foto’s van documenten die zich in de zwarte aktekoffer bevonden; en/of

een of meerdere keren die [slachtoffer] heeft gebeld, waarbij er in het Engels (en dreigend) werd gesproken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

Het onder feit 2 tenlastegelegde
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niet is voldaan aan het klachtvereiste genoemd in artikel 318, derde lid van het Wetboek van Stafvordering. De raadsman heeft aangevoerd dat conform het bepaalde in artikel 66 van het Wetboek van Strafrecht de klacht dient te worden gedaan binnen drie maanden nadat bij klager het strafbare feit bekend is geworden.
De raadsman heeft aangevoerd dat klager geen klacht heeft ingediend binnen de daarvoor gestelde termijn en verzoekt de rechtbank, onder verwijzing naar ECLI:NL:HR:2018:2242 alsook ECLI:NL:RBDNG:2018:15097, het openbaar ministerie niet ontvankelijk te verklaren in de vervolging.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie wel ontvankelijk is in de vervolging omdat uit de aangifte van de aangever valt af te leiden dat aangever vervolging heeft gewenst. De officier van justitie verzoekt de rechtbank het verweer te verwerpen.
De rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit artikel 318, derde lid, Sr voortvloeit dat het misdrijf zoals dat is tenlastegelegd onder feit 2 niet wordt vervolgd dan op klacht van hem tegen wie het gepleegd is. Op grond van art. 66 Sr dient een klacht gedurende drie maanden “na de dag waarop de tot klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit” te worden ingediend. Die termijn is fataal en een overschrijding van die termijn leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, zoals de Hoge Raad nog zeer recent heeft bevestigd (ECLI:NL:HR:2018:2242).
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de klacht van aangever [slachtoffer] te laat is ingediend. Aangever heeft conform het bepaalde in artikel 66 van het Wetboek van Strafrecht op 16 februari 2018 kennis genomen van het gepleegde feit. De vervaldatum voor het indienen van een klacht was derhalve 17 mei 2018, terwijl de klacht eerst op 7 juni 2018 is ingediend. De termijn is aldus niet gehaald. De rechtbank zal het Openbaar Ministerie aldus niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging voor wat het onder 1 tenlastegelegde betreft, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Feit 1
Op 16 februari 2018 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van een diefstal met geweld.
Hij heeft verklaard dat hij zelfstandig ondernemer is en een kantoor heeft op [adres 2] te Heerlen. Hij heeft een internationaal consulting bedrijf genaamd [bedrijf] met voornamelijk klanten in het buitenland.
Vrijdag 16 februari 2018 heeft hij de hele dag gewerkt voor een klant in Nederland. Deze klant zou hij de volgende dag ontmoeten in Breukelen.
Op vrijdag 16 februari 2018, omstreeks 21.30 uur is hij vanuit zijn kantoor naar zijn woning gelopen. Deze afstand is ongeveer 200 meter. Hij had zijn zwarte aktekoffer op wieltjes, van het merk Samsonite, bij zich. In deze koffer bevonden zich:
• drie klappers met stukken voor de afspraak in Breukelen;
• een telefoon van het merk Samsung;
• een crypto telefoon voor contact met de internationale klant.
De aangever maakte gebruik van een wandelstok in verband met jicht. Omstreeks 21.45 uur was hij vlak bij zijn woning toen er een man op hem afstapte. Deze man kwam via de oprit van de garage van het buurhuis op aangever aflopen. De man richtte een pistool op het gezicht van de aangever. De man sprak aangever aan in goed Engels en zei: "go back to the office" en "I will shoot you". De aangever was bang dat de man daadwerkelijk zou schieten en voelde zich bedreigd. Op dat moment kwam een tweede man achter de aangever staan, die aan de koffer begon te trekken. Ook begonnen de twee mannen de aangever te slaan,
onder andere met zijn eigen stok. Nadat aangever gevallen was heeft hij de koffer los gelaten. Aangever zag en hoorde vervolgens dat het pistool op de grond viel. De mannen zijn met de koffer weggerend.
Volgens de aangever betroffen de stukken in de koffer vertrouwelijke informatie.
De medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben een bekennende verklaring afgelegd.
Zij hebben tevens verklaard dat het idee om [slachtoffer] te beroven van verdachte afkomstig was en dat zij samen met verdachte en nog een ander naar het huis van [slachtoffer] zijn gereden. Nadat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het slachtoffer hadden beroofd hebben zij, naar eigen zeggen, de koffer aan verdachte overhandigd waarna verdachte de papieren uit de koffer haalde. Daarna zijn zij weg gereden.
Verdachte heeft de beschuldigingen ontkend en heeft verklaard dat de opdrachtgever van het slachtoffer van hem “af wil” en dat hij daarom ten onrechte wordt beschuldigd van de beroving.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde nu de officier van justitie deze feiten wettig en overtuigend bewezen acht. Daarbij heeft hij zich onder meer gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer] , de bekennende verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] alsook op de verklaring van getuige [getuige] .
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde bewijsuitsluiting van de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bepleit op basis van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de medeverdachten zich als getuige hebben beroepen op hun verschoningsrecht waardoor het ondervragingsrecht is geschonden nu de raadsman de getuigen niet effectief heeft kunnen ondervragen. Naar de mening van de raadsman is onvoldoende steunbewijs in het dossier aanwezig en is aldus sprake van ‘sole en decisive evidence’. Met bewijsuitsluiting van de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. De raadsman heeft aldus vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsuitsluiting conform artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 359a Sv luidt:
1. De rechtbank kan, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat:
a. de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van het verzuim, zal worden verlaagd, indien het door het verzuim veroorzaakte nadeel langs deze weg kan worden gecompenseerd;
b. de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het tenlastegelegde feit;
c. het openbaar ministerie niet ontvankelijk is, indien door het verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet.
2. Bij de toepassing van het eerste lid, houdt de rechtbank rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
De rechtbank overweegt vervolgens dat volgens vaste jurisprudentie bewijsuitsluiting als een in art. 359a Sv voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen wordt toegepast. Daarvoor is alleen plaats wanneer een belangrijk strafvorderlijk voorschrift, waarbij gedacht moet worden aan voorschriften die de grondrechten raken, in aanzienlijke mate is geschonden.
De rechtbank is van oordeel dat een dergelijk geval zich niet voordoet.
De raadsman is in de gelegenheid gesteld de verdachten ter terechtzitting als getuige te horen. De getuigen (medeverdachten) waarop de raadsman doelt hebben zich echter, net als de cliënt van de raadsman, beroepen op hun wettelijk verschoningsrecht. Beslissend is dan of de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dit steunbewijs dient betrekking te hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaringen die door de verdachte zijn betwist. Met andere woorden dient de rechtbank te beoordelen of er sprake van is dat de belastende verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ten aanzien van verdachte ‘sole and desicive’ zijn.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte deelnam aan de overval in die zin, dat verdachte samen met nog een ander, in de auto heeft zitten wachten tot dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de overval hadden gepleegd.
Medeverdachte [medeverdachte 1] bevestigt de verklaring van [medeverdachte 2] met uitzondering van de identiteit van degenen die in de auto zaten te wachten. [medeverdachte 1] heeft het over meneer X die de tipgever zou zijn geweest.
[medeverdachte 2] heeft tevens verklaard dat zij de koffer na de overval aan verdachte hebben overhandigd.
In de koffer zaten naast een aantal papieren 2 telefoons, te weten een crypto-telefoon en een andere mobiele telefoon met imei-nummer [nummer 1] .
Uit de historische verkeersgegevens van het IMEI-nummer kan worden opgemaakt dat deze telefoon tot en met 5 januari 2018 in gebruik was bij aangever [slachtoffer] . Deze mobiele telefoon is later aangetroffen bij [getuige] .
[getuige] heeft verklaard dat hij die betreffende telefoon van verdachte heeft gekregen in het weekend van 24 op 25 februari 2018 en dat verdachte het simkaartje heeft verwisseld.
Daarnaast blijkt uit het dossier dat de gestolen telefoon reist op 17 februari 2018 en 19 februari 2018 met verdachte mee. Daarna wordt de gestolen telefoon wordt door verdachte aan [getuige] overhandigd
De telefoons van verdachte en [getuige] stralen op 24 februari 2018 dezelfde
telefoonpalen aan tussen ongeveer 13:00 uur en 17:00 uur.
Deze telefoons/telefoonnummers bevonden zich die dag onder andere in Beek en Donk. Barendrecht en Rotterdam.
Voorts overweegt de rechtbank dat op 13 maart 2018 tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte een briefje is aangetroffen met daarop de gegevens van de Skype-accounts van aangever, de vrouw van aangever en van een oud medewerkster alsook een door [slachtoffer] geschreven telefoonnummer. Aangever heeft verklaard dat het briefje hoogstwaarschijnlijk in de gestolen koffer heeft gezeten en herkent zijn handschrift.
Tot slot overweegt de rechtbank dat uit het dossier valt op te maken dat rond de tijd dat de gewapende overval plaatsvond, tussen 21:30 uur en 22:00 uur, de telefoonnummers in gebruik bij verdachte, en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geen telefoonmasten aan hebben gestraald.
De rechtbank overweegt dat, gelet op het voorgaande, sprake is van voldoende steunbewijs met betrekking tot de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Aldus kan ten aanzien van hun verklaringen niet gesproken worden van ‘sole and desicive evidence’.
De rechtbank is aldus van oordeel dat niet tot de conclusie kan worden gekomen dat een belangrijk strafvorderderlijk voorschrift in aanzienlijke mate is geschonden. De rechtbank verwerpt het verweer. Bewijsuitsluiting is niet aan de orde.
Uit het dossier valt naar het oordeel van de rechtbank op te maken dat de telefoon uit de gestolen koffer door verdachte aan [getuige] is gegeven en het papiertje met Skype-gegevens bij verdachte in huis is aangetroffen. Daarnaast bevat het dossier de belastende verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dat verdachte de overval heeft medegepleegd.
Naar het oordeel van de rechtbank valt verder niet uit het dossier op te maken dat aangever [slachtoffer] en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] belang hebben gehad bij het belastend verklaren over verdachte omdat de medeverdachten met die verklaring tevens zichzelf hebben geïncrimineerd.
Daarnaast bevat het dossier telefoongegevens waaruit valt op te maken dat de telefoons van zowel verdachte als de medeverdachten op het tijdstip van de overval geen enkele mast aanstraalden. De rechtbank trekt daaruit de conclusie dat de telefoons op dat moment waarschijnlijk waren uitgeschakeld. Dit wordt ook door medeverdachte [medeverdachte 2] bevestigd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Hoewel verdachte de overval niet in persoon gepleegd heeft, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met zijn medeverdachten tot het plegen van de diefstal met geweld. Verdachte heeft het plan van de overval bedacht en informatie verstrekt aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] omtrent het beoogde slachtoffer en de mogelijke buit. Verdachte heeft [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op de plaats delict gebracht en aan [medeverdachte 2] het (nep)wapen verstrekt. Voorts heeft verdachte direct na de overval de buit in handen gekregen. De rechtbank is aldus van oordeel dat sprake is van ‘ medeplegen’, zodat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1. primair
Hij, op 16 februari 2018 te Heerlen, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zwarte aktekoffer van het merk Samsonite, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond(en) uit het:
- op korte afstand naderen van die [slachtoffer] en
- (dreigend) plaatsen/zetten op het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en
- (dreigend) richten op en/of tonen aan die [slachtoffer] van een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp en
- (met kracht) , een of meermalen, slaan met een houten stok tegen de hand, althans lichaam, van die [slachtoffer] en
- (met kracht) rukken/trekken van voornoemde aktekoffer uit de hand(en) van die [slachtoffer] en
- (daarbij) aan die [slachtoffer] toevoegen van de woorden: “Go back to the office” en/of “1 will shoot you”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking; ten gevolge waarvan die [slachtoffer] de koffer heeft losgelaten.
Indien in de bewezenverklaring taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren onvoorwaardelijk met aftrek van de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, een onvoorwaardelijk strafdeel bepleit gelijk aan de periode die zijn cliënt in voorarrest heeft doorgebracht bepleit met een eventueel voorwaardelijk strafdeel van substantiële duur, al dan niet aangevuld met een taakstraf.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat in positieve zin dient te worden meegewogen dat er geen sprake is van ernstig letsel bij het slachtoffer, dat zijn cliënt nagenoeg een blanco strafblad heeft en dat terugplaatsing in detentie geen preventief strafdoel dient.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De verdachte is medepleger van een beroving waarbij zijn mededaders een oudere man op straat van zijn koffer hebben beroofd. Er is bij die beroving gebruik gemaakt van een (nep)wapen en het slachtoffer is in zijn gezicht geslagen. Het slachtoffer heeft op enig moment zijn koffer afgegeven. Terwijl verdachte in de auto zat te wachten hebben zijn medeverdachten de koffer buitgemaakt en aan verdachte overhandigd.
De rol van verdachte was volgens de rechtbank een meer leidende dan de rol van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Hun rol ziet de rechtbank meer als uitvoerend.
De verdachte heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van delicten als deze nog geruime tijd kunnen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hun is aangedaan. Blijkens de verklaring van het slachtoffer zoals bij de politie afgelegd heeft hij de overval als zeer beangstigend en bedreigend ervaren.
Daar komt nog bij dat dit soort delicten zorgen voor gevoelens van onveiligheid bij eventuele getuigen en bij de maatschappij in zijn geheel.
De rechtbank overweegt vervolgens dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en eveneens niet aanwezig is geweest bij de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak.
Ten aanzien van de persoon van verdachte overweegt de rechtbank dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van d.d. 3 mei 2019, niet eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld.
Alles afwegende, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.050,- [éénduizend en vijftig], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- 1 samsonite koffer t.w.v. € 150,-;
- 1 crypto-telefoon t.w.v. € 500,-;
- 1 mobiele telefoon t.w.v. € 100,- en
- meerdere zakelijke klappers t.w.v. € 300,-.
De benadeelde partij heeft geen immateriële schade gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de rechtbank verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 550,- alsook de schadevergoedingsmaatregel conform artikel 36f van het Wetboek van strafrecht hoofdelijk op te leggen en de vordering voor het overige af te wijzen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit de vordering van de benadeelde partij af te wijzen voor wat betreft de posten inzake de koffer; de mobiele telefoon en de klappers nu de posten volgens de raadsman onvoldoende zijn onderbouwd.
De raadsman heeft verzocht de post inzake de crypto-telefoon af te wijzen nu deze schade niet door benadeelde is geleden omdat die telefoon niet aan benadeelde toebehoorde.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten ter zake de koffer en de mobiele telefoon zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 250,- te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 16 februari 2018.
De onder de post “klappers” opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het alsnog in de gelegenheid stellen de vordering te onderbouwen is een onevenredige belasting van het strafproces. De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De vordering zal voor het overige, te weten de crypto-telefoon worden afgewezen nu naar aanleiding van de vordering is komen vast te staan dat de crypto-telefoon niet aan de benadeelde toebehoorde en hij derhalve die schade niet heeft geleden.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27 en 36f Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
Ontvankelijkheid officier van justitie
verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk voor het onder feit 2 tenlastegelegde;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 primair
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk
om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of
andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte
hoofdelijktot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1): van een bedrag van € 250,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2018) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt
hoofdelijkde
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 250,-te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 5 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor een deel van € 300,- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor een deel van € 500,- wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter en mr. R.M. van Vuure en
mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2019.
Mr. R.M. van Vuure en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid Dienst Landelijke Recherche met nummer: LEREA18002/26TEAGUE. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 17 februari 2018, pagina’s 57 tot en met 60.
(..)
Ik ben zelfstandig ondernemer en heb een kantoor op [adres 2] te Heerlen.
(..)
Vandaag vrijdag 16 februari 2018, omstreeks 09:00 uur, ben ik naar mijn kantoor gegaan om te werken.
(..)
Omdat ik dus vroeg op moest omdat ik met de trein naar Breukelen wilde, ben ik op vrijdag 16 februari 2018, omstreeks 21:30 uur, vanuit kantoor naar mijn woning
gelopen.
(..)
Ik had mijn aktekoffer op wielen bij mij. Dit betrof een zwart kleurig koffer op
wielen het merk Samsonite, vervaardigd van nep leder. Hierin had ik drie klappers
zitten met stukken omtrent de afspraak welke ik morgen in Breukelen had. Verder
in mijn koffer een tweede telefoon van mij van het merk Samsung en een krypto
telefoon.
(..)
Toen ik op vrijdag 16 februari 20 8, ik denk rond :45 uur, nagenoeg bij mijn woning was zag ik een man mij afstappen.
(..)
Ik zag dat deze man over de oprit van deze garage naar mij toe gelopen kwam. Ik zag dat deze mij direct een pistool op mijn gelaat richtte. Ik schrok hier hevig van en draaide mijn hoofd even weg. man sprak direct in de Engelse taal tegen mij en zei: "go back the office". Ik vond dat deze persoon een zeer goede Engelse uitspraak had. Ik spreek zelf zeer goed Engels en hoor wel of iemand met een accent spreekt. Ik zei dat ik niet terug naar kantoor wilde waarna ik hoorde deze man zei: "I will shoot you".
(..)
Ik zag inmiddels dat een tweede man er bij was gekomen en achter mij ging staan. Deze man zei verder niets. Op een gegeven moment begon de tweede aan mijn koffer te trekken maar ik hield deze stevig vast. Waarschijnlijk omdat ze het koffer niet los kregen begonnen beiden mannen mij te slaan en te duwen. k voelde dat de tweede man mijn wandelstok afpakte en hiermee begon te slaan. Ik voelde en zag dat beide mannen mij vastpakten waardoor ik het evenwicht verloor en op de grond viel. Ik voelde dat de tweede man mij met kracht op mijn linkerhand sloeg met de wandelstok, kennelijk mijn aktekoffer los te krijgen.
(..)
Ik kon mijn koffer niet meer vasthouden en ik zag dat een van deze mannen koffer
pakte.

Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 9 juli 2018, inhoudende een bekennende verklaring, pagina’s 410 tot en met 422.
(..)
V: Wij hebben van uw advocaat begrepen dat u een verklaring wilt afleggen; wat wilt u
verklaren?
A: Ik wil verklaren dat ik een aandeel heb gehad aan de straatroof. Dat ik daarbij betrokken
ben. Ik ben de persoon die jullie verdenken.
(..)
De overval of straatroof, hoe jullie het ook noemen, daar ben ik voor gevraagd door [medeverdachte 2]
. Ik ben daar op ingegaan. Ik had drie maanden huurachterstand en ik zag geen
andere oplossing meer voor. Ik heb er dus 'ja' op gezegd. Er waren nog twee personen bij
die ik graag niet bij namen wil noemen. De tas die we hebben open gemaakt, de koffer die
we hebben meegenomen.
(..)
V: Wie waren er allemaal betrokken bij de overval?
A: Er waren nog twee anderen bij die als tipgever hebben gediend of als ik weet niet wat. Ik
ben er later pas bij gekomen. Er waren nog twee andere mensen bij in de auto maar die
namen wil ik niet noemen. Ik kan van hieruit geen represailles voorkomen.
(..)
V: Hoe is de overval precies gegaan?
A: Ik zal vertellen hoe het gegaan is. [slachtoffer] kwam het huis uit. [medeverdachte 1] en ik zijn
achter hem aangelopen . [medeverdachte 1] trok een pistool of een wapen en op reactie daarvan sloeg
die man [medeverdachte 1] met de wandelstok. [medeverdachte 1] pakte de wandelstok af waarop ik de koffer
pakte. Hierna zijn wij weggerend.
(..)
V: Wat stond er tegenover?
A: Er zou 25.000 euro aanwezig. Dat is mij gezegd. Hoe het met de verdeling zat daar
hebben we het niet precies over gehad. Dat lijkt me ook wel logisch. Ik had geld nodig en
daarom deed ik mee.
(..)
V: Wat gebeurde er precies nadat het licht in dat gebouw uit ging?
A: [medeverdachte 1] en ik liepen weg van de woning. We liepen weg van het adres; ongeveer een
metertje of 20 30. [medeverdachte 1] nam het voortouw. [medeverdachte 1] liep achter [slachtoffer] aan en ik
achter [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] liep op [slachtoffer] af en trok het pistool. Volgens mij zei hij nog
wat en hij gebaarde dat hij terug moest naar het kantoor. [slachtoffer] was er niet van
onder de indruk en wilde niet meegaan. Hij probeerde [medeverdachte 1] te slaan met zijn wandelstok.
[medeverdachte 1] pakte de wandelstok af en sloeg hem terug. [medeverdachte 1] laat zich niet slaan. Er is niet
bewust geweld gebruikt maar [slachtoffer] zette hiertoe aan door [medeverdachte 1] te willen slaan
met de stok. Het doel was om de tas te pakken. Ik probeerde deze los te rukken maar
[slachtoffer] had deze stevig beet. In de verklaring staat dat [medeverdachte 1] hem op zijn hand
sloeg. Dit weet ik zelf niet meer. [slachtoffer] liet de koffer los. Hierna zijn we
weggerend. Dit ging over in lopen.
(..)
V: Wat is er bij de overval weggenomen?
A: Twee telefoons, de koffer en twee multomappen met documenten. Alles zat in de
koffer.
(..)
V: Waarom hebben jullie precies deze man overvallen?
A: Schijnbaar zou er geld liggen. Er had geld moeten liggen. De dingen die ik heb gehoord,
heb ik van [medeverdachte 1] gehoord.
(..)
V: Waar waren de andere twee personen?
A: Die zaten in de auto.
(..)
V: Wat is er met de inhoud gebeurd?
A: Dat weet ik ook niet.
V: Ik vind het bijzonder; je geeft aan dat het koffertje mee gaat de auto in . Wat is er
gebeurd met het koffertje op het moment dat jullie weggingen.
A: Die is met meneer X mee gegaan . Meneer X is één van de twee andere personen.
(..)

Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 juli 208, inhoudende een bekennende verklaring, pagina’s 301 tot en met 313.
(..)
Deze klus kwam van [verdachte] ; als die echt [verdachte] heet. Ik kende hem alleen als [verdachte] . Hij stond in mijn telefoon als [bijnaam verdachte] . Ik kan hem als volgt omschrijven:
(..)
Het was een goede prater. Ook had hij een hele dure Rolex om. Een echte Yachtmaster van 25.000 euro.
In februari zei hij: 'we gaan die 'ouwe' binnen halen. Wil je dat voor mij doen. Ik vroeg hem
wat ik dan moest doen. Hij vertelde mij: 'er is een man in Heerlen die werkt voor een man waarvoor ik gewerkt heb. (..)
Wij zetten je in de buurt af en dan neem je een pistool mee. Dan ga je naar boven. Het touwtje hangt uit de brievenbus. En boven is zijn vrouw. Deze zit in een rolstoel. Als je dan het pistool op haar hoofd zet dan gaat hij je alles geven. Honderd procent zeker.
(..)
Ik zei: 'weet je wat, morgen om acht uur in Barendrecht. Gaan we naar Heerlen doe ik het'. Daarom waren die drie telefoons ook uit. Ik had met die maat van me 'het is heel simpel, we doen niks, we hoeven niemand pijn te doen. We gaan naar boven toe en het is
We waren om half 11/11 uur in Heerlen. We wilden het touwtje open trekken, dat hij de trap afliep. Die vriend van mij de andere kant op en we zeiden niets meer. Maar het moest
We zagen dat hij de deur uit liep. Deed de deur op slot. In rechterhand had hij een koffer. Ik keek die maat van mij aan die aan de andere kant stond. Ik schudde ja.
[verdachte] had gezegd: 'dit is zijn kantoor en naast het kantoor staat een wit huis, dat is zijn huis. Dus hij loopt een stukje en gaat dan naar binnen toe: Dus hij kwam zijn pand uit en hij rechtsaf of linksaf en huis Hij stak de straat over en hij liep 100 meter van zijn kantoortje af. Ik deed een teken naar die maat van me van: 'ik aan de voorkant, jij aan de achterkant'. Ik pakte dat ding uit mijn zak en ik kwam aanlopen. Ik zei: 'hallo [slachtoffer] '. [slachtoffer] he. Ik ben echt eerlijk. Ik zei: ' [slachtoffer] ' en ik zette hem op hoofd. Het was gewoon een balletjes pistool. Ik zette hem op zijn hoofd en hij schrok nog geen eens. Nou, als je een man van 73 bent en ik zet dat ding op je hoofd, nou, dan weet ik wel zeker dat je door je knieën Ik zette dat ding op zijn hoofd en ik vroeg hem, alles in het Engels: 'I want your suitcase'. Ik had met mijn vriend ook afgesproken dat we alles in het Engels deden.
Waarom we alles in het komt zo wel. Eerst het verhaal. En hij had een wandelstok bij
zich. zei één keer in het Duits 'hilfe' [slachtoffer] is een Duitser. Hij wilde mij met die
wandelstok slaan. Dus ik hem een tik met het vuurwapen, heel zachtjes en niet hard, en wilde slaan en ik pakte zijn wandelstok. Ik hem twee keer met die wandelstok. Niet eens hard, maar gewoon een ferme tik. Die maat van mij pakte de koffer, trok aan die koffer, maar hij liet die koffer niet los. Wat doe je dan? Dan je hem een klap op klauw. Dan laat je zeker los. Ik sloeg op vingers en liet die koffer los en wij lopen. We renden geen eens weg, we liepen gewoon. Die man riep nog geen eens hard: hilfe'.
(..)
Die [verdachte] wist echt alles. In die koffer zat heel de bedrijfsvoering van 14 bedrijven.
(..)
We hadden het gedaan. Ik had die stok weggegooid en [verdachte] kwam hier, met
die Hagenees, aangereden. We waren met z'n vieren.
(..)
We reden weg, we keken heel de weg of we niet gevolgd werden en bij Eindhoven gingen we eraf. (..) We maakten de koffer open. Gewoon een grote koffer We haalden de papieren eruit. Ik had handschoenen aan. (..) Wij dachten echt dat er geld in zat. [verdachte] pakte die spullen aan en stond te kijken. Hij zei: we worden miljonair'.
(..)
De papieren lagen niet in huis bij [medeverdachte 1] . In de koffer zat een witte telefoon en een telefoon, ik had nog nooit van het merk gehoord, geen Blackberry met een zware code erop. We hadden eerst beide telefoons aan [verdachte] meegegeven.
(..)
We zouden met z'n vieren, dus die [naam] , [verdachte] ik en [medeverdachte 1] alles splitsen.
(..)
We hadden heel die die koffer, de inhoud aan [verdachte] gegeven.
(..)

Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 26 maart 2018, pagina’s 446 tot en met 448.
(..)
V: Op 24 en 25 februari 2018 is de Simkaart die bij uw telefoonnummer [nummer 2] hoort, in de gestolen telefoon gestopt. U heeft dus die gestolen telefoon in handen gehad. Het gaat om een Samsung Galaxy Grand Neo. Wat is uw reactie hierop?
A: Daar sta ik versteld van. Ik leen niemand mijn telefoon uit; ook niet mijn simkaart. Ik kan er verder geen antwoord op geven.
V: Bent u dat weekend misschien uw telefoon kwijt geweest of dat u hem uitgeleend heeft?
A: Ik heb een paar keer afgesproken met een vriend, daar hoor ik ook al een tijdje niets meer van, die heeft ook wel een paar keer in mijn telefoon lopen rotzooien.
(..)
A: Hij heeft mij wel een andere telefoon aangeboden. Ik ben alleen atechnisch. Deze telefoon heb ik overigens wel boven liggen. Maar is die persoon dan ook aangehouden? Ik kan wel vertellen wie deze persoon is. Dat is [verdachte] .
(..)

Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 26 maart 2018, pagina’s 449 tot en met 455.
(..)
V: U gaf aan dat u de telefoon via een vriend, u noemde hem [verdachte] , hebt gekregen. Leg nog eens wanneer u die telefoon voor het eerst zag en waarom [verdachte] die telefoon aan u liet zien.
A: Een paar dagen ervoor liet hij al doorschemeren dat hij een andere telefoon voor mij heeft. Die telefoon van mij vond hij oud en niet modern. Die zaterdag van dat weekend had hij die telefoon bij zich. Op dat moment heeft hij allerlei dingen met die telefoon gedaan en is mijn sim kaart erin geweest. Hij heeft toen allerlei dingen ingesteld zoals wachtwoorden. Zodat ik met die witte telefoon zou kunnen bellen. Hij was toen bij mij.
(..)

Proces-verbaal van bevindingen inzake telefoongegevens d.d. 15 mei 2018, pagina’s 178 tot en met 183.
Proces-verbaal inzake imei-nummer en histogegevens voor wat betreft het aanstralen van masten.

Proces-verbaal van bevindingen inzake in beslag genomen briefje met Skype-gegevens alsook de herkenning daarvan door [slachtoffer] , d.d. 21 maart 2018, pagina 125.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 april 2018, pagina 157.
(..)
De gestolen telefoon reist op 17-02-2018 en 19-02-2018 met [verdachte] mee.
De gestolen telefoon wordt door [verdachte] aan [getuige] overhandigd
De van [verdachte] en [getuige] op 24-02-2018 dezelfde
telefoonpalen aanstraalden tussen ongeveer 13:00 uur en 17:00 uur.
Deze telefoons/telefoonnummers zich die dag onder andere in Beek en Donk. Barendrecht
en Rotterdam bevonden.
(..)