ECLI:NL:RBOVE:2019:1655

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
17 mei 2019
Zaaknummer
08-994508-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwaarlozing van runderen door veehouder met strafrechtelijke gevolgen

Op 17 mei 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 65-jarige veehouder uit Wanneperveen, die werd beschuldigd van het verwaarlozen van zijn runderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, waaronder 13 en 25 februari 2019, zijn runderen niet de nodige zorg heeft geboden. Dit omvatte het onthouden van voldoende voedsel, water en een hygiënische leefomgeving. Tijdens inspecties door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) werd geconstateerd dat de stallen vervuild waren met mest en dat de dieren niet de juiste verzorging kregen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld, gezien zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uur, waarvan 90 uur voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast kreeg de verdachte een voorwaardelijke geldboete van 350 euro. De rechtbank benadrukte de verantwoordelijkheid van de veehouder voor het welzijn van zijn dieren en de ernst van de verwaarlozing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-994508-19 (P)
Datum vonnis: 17 mei 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1953 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.V. van Overbeeke en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 13 en 25 februari 2019 zijn runderen de nodige verzorging heeft onthouden door er onder meer niet voor te zorgen dat de runderen een toereikende behuizing hadden onder voldoende hygiënische omstandigheden;
feit 2:op 13 februari 2019 niet heeft gezorgd voor voldoende drinkwater van passende kwaliteit voor zijn runderen;
feit 3:op 13 februari 2019 zijn runderen heeft gehouden in een stal waar scherpe en puntige delen aanwezig zijn;
feit 4:op 13 en 25 februari 2019 zijn runderen buiten heeft gehouden, terwijl er scherpe en losliggende delen buiten lagen waar die dieren bij konden;
feit 5:niet binnen 48 uur heeft gemeld dat er een kadaver van een kalf op zijn erf was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 13 februari 2019 en/of 25 februari 2019, te Wanneperveen,
gemeente Steenwijkerland,
als houder van respectievelijk 89 en 12, althans (telkens) een aantal
rund(eren), (telkens) al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor heeft
gedragen dat (een deel van) deze runder(en),
-over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden,
en/of
-niet een voor die runderen toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en
de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van die runderen,
aangezien
(een deel van) die runderen niet de beschikking had(den) over een voldoende
schone, droge en/of hygiënische ligplaats en/of huisvesting,
immers
1
waren op of omstreeks 13 februari 2019:
A. in de oud Hollandse stal alle hokken met roostervloer en de strohokken
sterk bevuild met natte en opgedroogde mest, in en rondom de hokken was
veel opgedroogde mest aanwezig,
en/of
B. in de ligboxenstal alle hokken met ligboxen en roostervloer bevuild met
natte en/of opgedroogde mest en/of waren de ligplaatsen bevuild met natte
mest,
en/of
C. in de oud Hollandse stal en/of de ligboxenstal en/of voor de voerkuilen
de voerplaatsen sterk bevuild met oude voerresten en/of mest en/of
waren er oude beschimmelde voerresten aanwezig en/of liepen in de oud
Hollandse stal runderen los op de voergang;
en
2
waren/was op of omstreeks 25 februari 2019,
A. achterin de oud Hollandse stal de ligplaatsen van 12 runderen, bevuild met
veel mest
en/of
B. op de voergangen en op de voerplaatsen direct voor het voerhek van de lig- boxenstal en de oud Hollandse stal, mest aanwezig, er was verse mest op de voerplaatsen aanwezig, de 4 runderen die buiten op het erf liepen, hadden
direct toegang tot de voornoemde voergangen,
een koe met kalf dat vastgebonden voorin de ligboxenstal werd gehuisvest,
op de voergang deponeerde mest en urineerde op de voergang en op de
plaatsen waar deze koe zelf moest vreten;
zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van
een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet
dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2.
hij op of omstreeks 13 februari 2019 te Wanneperveen, gemeente
Steenwijkerland, als houder van -in totaal- 56-, althans een aantal runderen,
al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat deze 56 (althans
een deel van deze) rund(eren) toegang had(den) tot een toereikende hoeveelheid
water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water
konden voldoen, aangezien
A. de waterbakjes in de oud Hollandse stal niet werkten, bij het indrukken
van de klepels was er geen watertoevoer en/of hadden de runderen die buiten
liepen alleen toegang tot vuil water, aanwezig op het erf en in de sloten
rondom het bedrijf;
en/of
B. de bakken aanwezig in de ligboxenstal, voorzien van iets water maar de
watertoevoer was afgesloten, het aanwezige water was onvoldoende voor de aanwezige dieren;
zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van
een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet
deren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3.
hij op of omstreeks 13 februari 2019, te Wanneperveen, gemeente
Steenwijkerland, (telkens) al dan niet opzettelijk 42, althans een aantal
runderen heeft gehouden in een behuizing, met name de oud Hollandse stal
terwijl die behuizing, waaronder begrepen de vloer, scherpe randen en/of
uitsteeksels bevatte waaraan die runderen zich konden verwonden, immers
-waren roostervloeren zeer ongelijk (er was een hoogteverschil van enkele
centimeters tussen 2 naast elkaar gelegen roosterbalken)
en/of
-stonden een aantal tussenhekken schuin waardoor de runderen met de poten tussen de hekken konden komen (en zich daardoor konden bezeren en/of verwonden)
en/of
-zat bij het rund op de grup een groot gat in de roostervloer;
zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van
een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet
dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
4.
hij op of omstreeks 13 februari 2019 en/of 25 februari 2019 te Wanneperveen,
gemeente Steenwijkerland, als houder van respectievelijk 12, althans een
aantal runderen en 4, althans een aantal runderen, (telkens) al dan niet
opzettelijk, die runderen, die niet in een gebouw werden gehouden en die los
liepen op het erf en/of rondom de kuilvoerbulten en/of de omliggende percelen
grasland, geen bescherming heeft geboden tegen gezondheidsrisico's,
aangezien (telkens) op het erf en de percelen grasland losliggende materialen,
zoals werktuigen, hekken, stenen, een stoel en/of losse draden, lagen/stonden
waaraan de dieren zich konden bezeren en/of verwonden;
zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van
een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet
dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
5.
hij te Wanneperveen, gemeente Steenwijkerland, als houder van een aangewezen
dierlijk bijproduct, te weten het kadaver van een kalf, niet zo spoedig
mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgend op de dag waarop dat
bijproduct was ontstaan, aangifte heeft gedaan bij de ondernemer, als bedoeld
in artikel 3.1 van de Regeling dierlijke producten, immers was op 13 februari 2019 van voornoemd kadaver, afkomstig van een kalf
dat op die dag reeds meer dan 48 uur dood was, (nog) geen melding gedaan; zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding voor wat betreft de feiten 1 tot en met 4 nietig dient te worden verklaard, omdat de tenlastelegging onvoldoende concreet en duidelijk is. Telkens wordt gesproken over verschillende aantallen runderen, maar nergens worden de dieren nader gespecificeerd door middel van oornummers. Hierdoor wordt uit de tekst van de tenlastelegging onvoldoende duidelijk op welke runderen precies wordt gedoeld.
De raadsman heeft eveneens gesteld dat de dagvaarding voor wat betreft feit 5 nietig dient te worden verklaard, nu in dat feit geen pleegdatum staat genoemd.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer dient te worden verworpen, omdat de raadsman met zijn uitgebreide pleidooi duidelijk heeft gemaakt dat hij wel degelijk weet waartegen hij zich dient te verdedigen. Daarbij heeft de officier van justitie gesteld dat de feiten ook niet gaan om specifieke runderen, maar over omstandigheden op een boerderij. Ten aanzien van feit 5 heeft de officier van justitie gesteld dat de datum ‘13 februari 2019’ duidelijk staat vermeld in de tenlastelegging.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding ziet op omstandigheden die de gehele bedrijfsvoering en alle runderen betreffen en dat ook op zitting duidelijk was waar de verdenkingen op zagen. De tenlastelegging voldoet naar het oordeel van de rechtbank dan ook aan de eisen gesteld door artikel 261, eerste lid, Sv, nu het voor alle procespartijen duidelijk is wat de inzet van het geding is. Ten aanzien van feit 5 is de rechtbank van oordeel dat voldoende concreet is op welke tijd en datum het gemaakte verwijt betrekking heeft. In de tekst van de tenlastelegging staat duidelijk “
immerswas op 13 februari…”. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman omtrent de nietigheid van de dagvaarding en stelt vast dat deze geldig is.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten op basis van het proces-verbaal van de NVWA en de veterinaire verklaring wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor de feiten 1 tot en met 4 vrijspraak van de misdrijf-variant bepleit, omdat het niet ging om een opzettelijke – en dus bedoelde – gedraging van verdachte. Daarnaast heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 gesteld dat de foto’s niet een overtuigend beeld van onhygiënische omstandigheden laten zien. De feitelijke uitwerking ten aanzien van het voer, zoals ten laste gelegd onder 1, kan niet tot een veroordeling leiden nu het gemaakte verwijt ziet op de soort en hoeveelheid voer. De raadsman heeft tevens gesteld dat de dieren volgens de veearts in prima conditie waren, wat een contra-indicatie is voor de verwijten gemaakt onder 1 en 2, zodat verdachte van die feiten dient te worden vrijgesproken. Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat doordat er sprake was van een ongelijke vloer en tussenhekken die schuin waren, nog niet bewezen kan worden dat er sprake was van scherpe randen/uitsteeksels, zodat verdachte eveneens van dit feit dient te worden vrijgesproken. Tot slot heeft de raadsman zich voor wat betreft de feiten 4 en 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 13 februari 2019 heeft bij het agrarische bedrijf van verdachte, gevestigd aan [adres] in Wanneperveen, een inspectie plaatsgevonden, uitgevoerd door [verbalisant 1] , ambtenaar bij de NVWA, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, en toezichthoudend dierenarts [naam] . Tijdens de controle werd het volgende aangetroffen.
Het bedrijf van verdachte beschikt over meerdere gebouwen, te weten een zogenaamde ‘oud Hollandse stal’, een ligboxenstal en een kapschuur. Op het moment van de controle werden in de kapschuur geen runderen gehouden.
In de oud Hollandse stal en de ligboxenstal waren onvoldoende schone, droge en hygiënische ligplaatsen en huisvesting. Alle hokken waren sterk bevuild met nat en opgedroogd mest en ook de vacht aan de flanken, poten, buiken en staarten van de runderen waren bevuild met zowel natte als ingedroogde mest.
In de oud Hollandse stal was er bij het indrukken van de klepels geen watertoevoer, waardoor de runderen niet de beschikking hadden over een toereikende hoeveelheid schoon en vers drinkwater. Een waterbak stond volledig droog. In de ligboxenstal was nog wel een kleine hoeveelheid water in de bakken aanwezig, maar de watertoevoer was afgesloten en het aanwezige drinkwater was onvoldoende voor de aanwezige dieren.
De roostervloeren in de oud Hollandse stal waren zeer ongelijk – soms was er sprake van een verschil van meerdere centimeters – waardoor er scherpe ongelijke delen aanwezig waren, waaraan de runderen zich konden bezeren of verwonden. Ook stonden meerdere tussenhekken schuin, waardoor de runderen met hun poten tussen de hekken zouden kunnen komen en zich zouden kunnen bezeren of verwonden.
Op de grupstal, waar één rund werd gehouden, zat een groot gat in de roostervloer dat zodanig groot was dat het rund er met een poot in zou kunnen wegzakken. Op het erf en de percelen grasland rondom de kuilvoerbulten lagen en stonden vele losliggende materialen zoals werktuigen, hekken, stenen en losse draden. De runderen die buiten rondliepen konden zich bezeren of verwonden aan deze losliggende en uitstekende delen.
De voerplaatsen in de oud Hollandse stal, de ligboxenstal en bij de voerkuilen waren sterk bevuild met oude (beschimmelde) voerresten en mest. In de oud Hollandse stal liepen de runderen los over de voergang.
In de ligboxenstal lag een dood kalf, in staat van ontbinding. De ogen van het kalf lagen diep in de oogkassen en het kalf was al zeker langer dan 48 uur dood.
Naar aanleiding van de bevindingen besloot de NVWA (spoed-) bestuursdwang toe te passen en in dat kader zijn er 52 runderen (van de ongeveer 100) afgevoerd. [bedrijf] , een bedrijf in agrarische dienstverlening, is ingeschakeld om de situatie op het bedrijf van verdachte te verbeteren. Zij hebben onder meer de voergangen, waterbakken en ligplaatsen schoongemaakt, afrasteringen hersteld en hekwerken geplaatst, zodat de loslopende runderen geen toegang meer hadden tot de openbare weg. Na de verrichte werkzaamheden was de toestand op het bedrijf acceptabel.
Op 25 februari 2019 heeft de NVWA opnieuw een controle uitgevoerd bij het bedrijf van verdachte. Op die dag was opnieuw sprake van een verwaarloosde toestand. Er was nog altijd onvoldoende drinkwater beschikbaar. Evenmin was sprake van voldoende schone, droge en hygiënische ligplaatsen in de oud Hollandse stal. Runderen waren sterk vervuild door mest en ook op de voerplaatsen was veel verse mest aanwezig. Op en rondom het erf was sprake van veel losliggende en uitstekende delen. De afrastering die door [bedrijf] was aangebracht om te voorkomen dat de runderen toegang hadden tot de openbare weg, was weggehaald, waardoor de runderen opnieuw toegang hadden tot de openbare weg.
4.3.2
Conclusies
De rechtbank stelt op basis van het hiervoor overwogene vast dat de huisvesting en de verzorging van de runderen volstrekt onvoldoende was en dat door de situatie in de stallen de gezondheid en het welzijn van de dieren ernstig werd benadeeld.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de door verdachte ter zitting getoonde foto’s van zijn boerderij, dat zij niet kan vaststellen wanneer en onder welke omstandigheden deze foto’s zijn gemaakt en wat daar mogelijk aan vooraf is gegaan, zodat de rechtbank meer waarde hecht aan de als bijlage bij het proces-verbaal van de NVWA gevoegde foto’s.
Verdachte is bij vonnissen van 14 april 2017 en 3 december 2018 al eens veroordeeld voor soortgelijke feiten en wist dus heel goed dat hij als veehouder verantwoordelijk was voor de leefomstandigheden van zijn runderen en wat het vereiste niveau van welzijn is, zodat de rechtbank hieruit afleid dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld. De rechtbank wordt gesterkt in haar oordeel dat verdachte de ten laste gelegde feiten opzettelijk heeft gepleegd doordat op 25 februari 2019 bleek dat verdachte een aantal door [bedrijf] op 13 februari 2019 gedane aanpassingen ongedaan had gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 13 februari 2019 en 25 februari 2019, te Wanneperveen, gemeente Steenwijkerland, als houder van runderen, telkens opzettelijk er geen zorg voor heeft
gedragen dat (een deel van) deze runderen,
-over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden,
en
-niet een voor die runderen toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en
de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van die runderen, aangezien (een deel van) die runderen niet de beschikking had(den) over een voldoende schone, droge en hygiënische ligplaats en huisvesting, immers
waren op 13 februari 2019:
A. in de oud Hollandse stal alle hokken met roostervloer en de strohokken sterk bevuild met natte en opgedroogde mest, in en rondom de hokken was veel opgedroogde mest aanwezig, en
B. in de ligboxenstal alle hokken met ligboxen en roostervloer bevuild met natte en opgedroogde mest en waren de ligplaatsen bevuild met natte mest, en
C. in de oud Hollandse stal en de ligboxenstal en voor de voerkuilen de voerplaatsen sterk bevuild met oude voerresten en mest en waren er oude beschimmelde voerresten aanwezig en liepen in de oud Hollandse stal runderen los op de voergang;
en
waren op 25 februari 2019,
A. achterin de oud Hollandse stal de ligplaatsen van 12 runderen, bevuild met
veel mest en
B. op de voergangen en op de voerplaatsen direct voor het voerhek van de lig- boxenstal en de oud Hollandse stal, mest aanwezig, er was verse mest op de voerplaatsen aanwezig, de 4 runderen die buiten op het erf liepen, hadden
direct toegang tot de voornoemde voergangen, een koe met kalf dat vastgebonden voorin de ligboxenstal werd gehuisvest, op de voergang deponeerde mest en urineerde op de voergang en op de plaatsen waar deze koe zelf moest vreten;
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2.
hij op 13 februari 2019 te Wanneperveen, gemeente Steenwijkerland, als houder van runderen, opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat deze (een deel van deze) runderen toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, aangezien
A. de waterbakjes in de oud Hollandse stal niet werkten, bij het indrukken van de klepels was er geen watertoevoer en hadden de runderen die buiten liepen alleen toegang tot vuil water, aanwezig op het erf en in de sloten rondom het bedrijf; en
B. de bakken aanwezig in de ligboxenstal, voorzien van iets water maar de
watertoevoer was afgesloten, het aanwezige water was onvoldoende voor de aanwezige dieren;
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3.
hij op 13 februari 2019, te Wanneperveen, gemeente Steenwijkerland, telkens opzettelijk 42 runderen heeft gehouden in een behuizing, met name de oud Hollandse stal terwijl die behuizing, waaronder begrepen de vloer, scherpe randen en uitsteeksels bevatte waaraan die runderen zich konden verwonden, immers
-waren roostervloeren zeer ongelijk (er was een hoogteverschil van enkele centimeters tussen 2 naast elkaar gelegen roosterbalken)
en
-stonden een aantal tussenhekken schuin waardoor de runderen met de poten tussen de hekken konden komen (en zich daardoor konden bezeren en/of verwonden)
en
-zat bij het rund op de grup een groot gat in de roostervloer;
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
4.
hij op 13 februari 2019 en 25 februari 2019 te Wanneperveen, gemeente Steenwijkerland, als houder van runderen, telkens opzettelijk, die runderen, die niet in een gebouw werden gehouden en die los liepen op het erf en rondom de kuilvoerbulten en de omliggende percelen grasland, geen bescherming heeft geboden tegen gezondheidsrisico's, aangezien telkens op het erf en de percelen grasland losliggende materialen, zoals werktuigen, hekken, stenen, een stoel en losse draden, lagen/stonden waaraan de dieren zich konden bezeren en/of verwonden;
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
5.
hij te Wanneperveen, gemeente Steenwijkerland, als houder van een aangewezen
dierlijk bijproduct, te weten het kadaver van een kalf, niet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgend op de dag waarop dat bijproduct was ontstaan, aangifte heeft gedaan bij de ondernemer, als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling dierlijke producten, immers was op 13 februari 2019 van voornoemd kadaver, afkomstig van een kalf dat op die dag reeds meer dan 48 uur dood was, nog geen melding gedaan; zulks terwijl voornoemde overtreding plaatsvond in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2.2 en 3.4 van de Wet dieren. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4
telkens het misdrijf: overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 2.2 van de wet Dieren, opzettelijk begaan;
feit 5
de overtreding: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3.4 van de Wet dieren.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake de feiten 1 tot en met 4 te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van tien jaren. Aan het voorwaardelijk deel dienen als bijzondere voorwaarden te worden verbonden dat verdachte bedrijfsmatig geen dieren meer mag houden, hij hobbymatig maximaal vijf dieren mag houden – met uitzondering van runderen – en hij dient mee te werken aan controles van de NVWA. Ter zake feit 5 heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van € 350,-- met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de zaak af te doen met een schuldigverklaring, zonder oplegging van straf of maatregel, ex artikel 9a Sr. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de zwaarste straf die hij kon krijgen al heeft gehad, te weten het verlies van zijn dieren en daarmee zijn bedrijf en dagelijkse bezigheid. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat een beperkte werkstraf een passende straf zou zijn.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich bij herhaling schuldig gemaakt aan een economisch delict door op 13 en 25 februari 2019 niet de zorg te geven aan zijn runderen die op grond van geldende wet en regelgeving is vereist. Verdachte heeft sinds jaar en dag een veebedrijf. Uit het door de verbalisanten van de NVWA opgemaakte proces-verbaal komt van de onderneming van verdachte een beeld naar voren van een boer die het werk boven zijn hoofd groeit en zijn vee geen passende zorg en verzorging (meer) kan geven. De bij het proces-verbaal gevoegde foto’s laten daarbij zien hoe ernstig de situatie voor de dieren is en bevestigen de beschreven schrijnende situatie. Zo staan dieren in de mest en hebben zij geen droge en schone ligplaats tot hun beschikking. Ook het voer en het drinkwater zijn ver onder de maat.
Als veehouder is verdachte verantwoordelijk voor de zorg van zijn dieren. Hij heeft de absolute zorg voor het leven en de leefomstandigheden van zijn dieren en hij moet ervoor zorgen dat de dieren op een zodanige wijze gehouden worden dat aan het streef(minimum)niveau van het dierenwelzijn wordt voldaan. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een structureel probleem. Verdachte heeft weliswaar vele jaren werkervaring, maar hij wordt ouder, werkt alleen en doet het werk volledig op zijn eigen manier. Daar komt ook bij dat verdachte zich niet wil conformeren aan de voorschriften en adviezen die de NVWA hem bij de controles heeft gegeven. De rechtbank begrijpt dat het boerenbedrijf arbeidsintensief is. Verdachte runt het bedrijf alleen, waardoor hij zijn vee niet meer de vereiste verzorging kan geven waar de dieren recht op hebben. Hierdoor heeft hij het welzijn van de dieren benadeeld. In de gevolgen die het gebrek aan verzorging van de dieren heeft, lijkt verdachte geen inzicht te hebben. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
De rechtbank neemt verdachte dit te meer kwalijk, omdat hij blijkens een uittreksel van zijn justitiële documentatie tweemaal eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Gebleken is dat de situatie niet wezenlijk verandert en de problematiek voor de dieren blijft bestaan. Verdachte handelt hierin ook kennelijk bewust; een aantal door [bedrijf] gedane aanpassingen heet hij immers bewust weer ongedaan gemaakt.
De rechtbank overweegt voorts bij de strafoplegging in verlichtende zin rekening te houden met het feit dat verdachte zijn arbeidsleven lang heeft gewerkt op de boerderij en daar is geboren, waardoor hij zich zodanig heeft vereenzelvigd met het bedrijf en moeilijk lijkt in te zien dat hij niet meer in staat is het bedrijf alleen te runnen, hetgeen de rechtbank als invoelbaar ervaart.
De rechtbank neemt in aanmerking dat reeds de stillegging van de onderneming van verdachte is bevolen en dat hij al zijn dieren al kwijt is, hetgeen verdachte als een forse straf ervaart. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een gevangenisstraf niet aan de orde is.
Alles afwegende acht de rechtbank passend en geboden aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uren, waarvan de helft voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk deel zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde stellen dat verdachte gedurende de proeftijd bedrijfsmatig geen dieren meer mag houden, hobbymatig maximaal vijf dieren mag houden – dit mogen in afwijking van de eis van de officier van justitie ook runderen zijn – en tot slot dient verdachte mee te werken aan controles van de NVWA. Voor de overtreding, zijnde het niet tijdig melden van een kadaver, legt de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke geldboete van € 350,-- op.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 62 Sr, 1, 1a, 2, 6, 7 van de Wet op de economische delicten (WED) en 8.11 en 8.12 van de Wet Dieren.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4
telkens het misdrijf:overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 2.2 van de wet Dieren, opzettelijk begaan;
feit 5
de overtreding:overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3.4 van de Wet dieren;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte ter zake de feiten 1, 2, 3 en 4 tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
90 (negentig) uren(subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis)
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- gedurende de proeftijd bedrijfsmatig geen dieren zal houden;
- gedurende de proeftijd hobbymatig niet meer dan vijf dieren zal houden;
- zal meewerken aan controles van de NVWA en zich zal houden aan de regels die door of namens de toezichthouder van de NVWA zullen worden gegeven;
- draagt de NVWA op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte ter zake feit 5 tot een
geldboeteter hoogte van
350,00 (driehonderdvijftig) euro bij gebreke van betaling te vervangen door 7 dagen vervangende hechtenis;
- bepaalt dat deze geldboete
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2019.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, Team Dierenwelzijn Noord. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1
1.
Het proces-verbaal naar aanleiding van een inspectie in het kader van Welzijn meldingen van buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , van 14 februari 2019, pagina 4, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de oud Hollandse stal hadden niet alle runderen de beschikking over een schone, droge en hygiënische ligplaats en huisvesting. Ik zag dat alle hokken met volledig roostervloer en de strohokken met runderen sterk bevuild waren met natte en opgedroogde mest. Ik zag dat de roostervloeren bevuild waren met natte mest. Ik zag dat er rondom in de hokken veel opgedroogde mest aanwezig was. Ik zag dat de koe op de grup, die vast stond aan een paal, ook geen beschikking had over een schone en droge ligplaats. Ik zag dat er veel natte en opgedroogde mest onder en rondom dit rund aanwezig was. Ik zag dat de vacht van de flanken, poten, buiken en staarten, van de runderen bevuild was met zowel ingedroogde als natte mest. Ik stelde door telling vast dat in deze stal zeker 42 runderen niet de beschikking hadden over een voldoende schone, droge en hygiënische ligplaats en huisvesting. In de ligboxenstal hadden alle runderen niet de beschikking over een schone, droge en hygiënische ligplaats en huisvesting. Ik zag dat alle hokken met ligboxen en roostervloer sterk bevuild waren met natte en opgedroogde mest. Ik zag dat de ligplaatsen bevuild waren met natte mest. Ik zag dat de vacht van de flanken, poten, buiken en staarten, van deze meerdere runderen was bevuild met zowel ingedroogde als natte mest.
2.
Het proces-verbaal naar aanleiding van een inspectie in het kader van Welzijn meldingen van buitengewoon opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , van 25 februari 2019, pagina’s 3 en 4, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de oud Hollandse stal hadden niet alle runderen de beschikking over een schone, droge
en hygiënische ligplaats en huisvesting. Wij zagen dat de ligboxen bij de 12 runderen achterin de stal in het hok met ligboxen en roostervloer niet de beschikking hadden over een
schone, droge en hygiënische ligplaats en huisvesting. Wij zagen dat de ligplaatsen bevuild
waren met veel mest. Wij zagen dat er in de ligboxen geen enkele vorm van strooisel
aanwezig was. Wij dat de vacht van de flanken, poten, buiken en staarten, van meerdere
runderen was bevuild met zowel ingedroogde als natte mest. In de ligboxenstal hadden alle runderen niet de beschikking over een schone, droge en hygiënische ligplaats en huisvesting. Ik zag dat alle hokken met ligboxen en roostervloer sterk bevuild waren met natte en opgedroogde mest. Ik zag dat de ligplaatsen bevuild waren met natte mest. Ik zag dat de vacht van de flanken, poten, buiken en staarten, van deze runderen was bevuild met zowel ingedroogde als natte mest.
In de ligboxenstal, oud Hollandse stal en voor de voerkuilen waren de voerplaatsen en
de voergang bevuild met verse mest. Wij zagen dat er op de voergangen en op de voerplaatsen direct voor het voerhek van de ligboxenstal en oud Hollandse stal mest aanwezig was. Wij zagen dat er verse mest op de voerplaatsen aanwezig was. Wij zagen dat de 4 runderen die buiten op het erf liepen direct toegang hadden tot de voergang van de ligboxenstal en de oud Hollandse stal. Wij zagen dat de koe met kalf dat vastgebonden voorin de ligboxenstal werd gehuisvest mest en urineert op de voergang en op de plaatsen waar deze koe zelf moet vreten.
3.
De veterinaire verklaring van [naam] , toezichthoudend dierenarts van 14 februari 2019, pagina 9, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de oud Hollandse stal zag ik dat de roostervloeren vervuild waren met een laag dunne mest. Ik zag dat aan de randen van de hokken opeenhopingen van mest aanwezig waren. Ik zag dat de vacht ter hoogte van de poten, buik, flanken en staart van alle runderen (ernstig) vervuild was met zowel natte als ingedroogde mest. Op de gehele oppervlakte van de voergang zag ik een dikke laag voerresten met oud en deels beschimmeld en rot voer liggen, tevens zag ik op verschillende plekken mest liggen, Ik zag een jong kalf (werknummer 0079) op de voergang loslopen, ik zag dat dit kalf een touw om de nek had zitten met hieraan een loshangend langer touw. Daarnaast zag ik een rund (werknummer 9877) wat los op de voergang liep, Ik zag dat deze dieren de voergang nog verder vervuilde met mest en urine. Ik zag dat aan de linkerzijde en aan de rechterzijde runderen werden gehouden op een roostervloer met aan de achterzijde ligboxen. Ik zag dat de roostervloer bevuild was met een laag dunne mest. Ik zag dat de ligboxen bevuild waren met mest, Ik zag dat de vacht ter hoogte van de poten, buik, flanken en staart van vrijwel alle runderen vervuild was met zowel natte als ingedroogde mest. Op de voergang zag ik een dikke laag voerresten met oud en deels beschimmeld en rot voer liggen. Ook zag ik mest op de voergang liggen.
Ten aanzien van feit 2
1.
Het proces-verbaal naar aanleiding van een inspectie in het kader van Welzijn meldingen van buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , van 14 februari 2019, pagina 4, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de oud Hollandse stal hadden de runderen niet de beschikking over vers drinkwater. In de ligboxenstal was te watertoevoer naar de waterbakken afgesloten en de runderen die buiten liepen hadden alleen toegang tot vuil water wat op het erf lag of in de sloten rondom het bedrijf. Ik zag dat de waterbakjes in de oud Hollandse stal niet werkten. Ik zag dat bij het indrukken van de klepels er geen watertoevoer was. Ik zag dat de waterbak bij het strohok volledig droog was. Ik zag en stelde door telling vast dat in de oud Hollandse stal alle 56 runderen niet de beschikking hadden tot een toereikende hoeveelheid schoon en vers drinkwater. Ik zag bij aanvang van de controle dat er in de ligboxenstal nog wel iets water in de bakken aanwezig was maar dat de watertoevoer was afgesloten. Het aanwezige water
was onvoldoende voor de aanwezige dieren.
2.
De veterinaire verklaring van [naam] , toezichthoudend dierenarts van 14 februari 2019, pagina 9, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de Hollandse stal zag en voelde ik dat de automatische drinkbakken in de hokken aan de linkerzijde niet functioneerden, bij het indrukken van de klepel kwam er geen water uit de bak. Ik zag dat enkele automatische drinkbakken kapot waren en in het geheel niet meer konden functioneren door afwezigheid van de bak en/of klepel. Aan de rechterzijde van de stal zag ik, achterin enkele strohokken, in het middengedeelte een grupstal met daarop 1
rund aangebonden, in het voorste gedeelte weer een hok met roostervloer. Ik zag en voelde dat de automatische drinkbakken in de hokken aan de rechterzijde niet functioneerden, bij het indrukken van de klepel kwam er geen water uit de bak.
Ten aanzien van feit 3
1.
Het proces-verbaal naar aanleiding van een inspectie in het kader van Welzijn meldingen van buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , van 14 februari 2019, pagina 5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de oud Hollandse stal waren in alle hokken de roostervloeren zeer ongelijk waardoor er scherpe ongelijke delen aanwezig zijn waaraan de runderen zich kunnen bezeren en/of verwonden en waardoor deze runderen een ongelijke ligplaats hadden. Ik zag dat aan de rechterkant, van achteruit gezien, de roostervloeren zeer ongelijk waren. Ik zag dat er een hoogteverschil van enkele centimeters was tussen 2 naast elkaar gelegen roosterbalken. Ik zag dat er meerdere tussenhekken schuin stonden waardoor de runderen met de poten tussen de hekken konden komen en zich daardoor konden bezeren of verwonden. Ik zag dat bij het rund op de grup een groot gat zat in de roostervloer.
2.
De veterinaire verklaring van [naam] , toezichthoudend dierenarts van 14 februari 2019, pagina 9, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de Hollandse stal zag ik dat de dieren aan de linkerzijde op een roostervloer werden gehouden. Ik zag dat in het tweede en derde hok aan de linkerkant de roostervloer op
verschillende plaatsen aanzienlijk was verzakt, Ik zag dat hierdoor een ongelijke vloer is ontstaan, Ik zag dat de houten achterzijde van dit hok naar buiten uitpuilde. Ik zag dat deze hokken deels waren gecreëerd door losse hekken welke stonden vastgebonden aan elkaar. Ik
zag dat op enkele plekken deze hekken scheef stonden en deels onderuit gezakt waren. In het middengedeelte van de Hollandse zag ik een grupstal, ik zag dat hierop 1 rund was aangebonden. Ik zag dat het rund met de achterhand op de roosters stond, Ik zag dat deze roosters kapot waren en zag een gat in de roosters zitten. Ik zag dat dit gat zodanig groot was dat er een rund in weg zou kunnen zakken met een poot.
Ten aanzien van feit 4
1.
Het proces-verbaal naar aanleiding van een inspectie in het kader van Welzijn meldingen van buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , van 14 februari 2019, pagina 5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op het erf, rondom de kuilen en de percelen lagen veel losliggende en uitstekende delen waaraan de runderen zich konden bezeren of verwonden. Ik zag en stelde door telling vast dat er 12 runderen los liepen rondom de kuilvoerbulten en de omliggende percelen grasland. Ik zag dat er overal op het erf en de percelen grasland rondom de kuilvoerplaten losliggende materialen lagen of stonden. Ik zag dat er werktuigen, hekken, stenen, stoel, losse draden enz. aanwezig waren waaraan de dieren zich konden bezeren of verwonden.
2.
De veterinaire verklaring van [naam] , toezichthoudend dierenarts van 14 februari 2019, pagina’s 8 en 9, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aangekomen op het bedrijf zag en telde ik 12 runderen loslopen. Ik zag een rund met een
poot achter losliggend draad vast zitten, ik zag dat het rund zich probeerde los te krijgen en zag dat dit uiteindelijk lukte. Ik zag op meerdere plekken losliggend draad, losliggend ijzerdraad, afgebroken palen en allerlei losliggende en uitstekende delen. Ik zag dat het erf nauwelijks was afgezet, ik zag dat de runderen op diverse plekken vrij toegang tot de openbare weg hadden.
3.
Het proces-verbaal naar aanleiding van een inspectie in het kader van Welzijn meldingen van buitengewoon opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , van 25 februari 2019, pagina 3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op het erf, rondom de kuilen en de percelen lagen veel losliggende en uitstekende delen
waaraan de runderen zich konden bezeren of verwonden. Wij zagen en stelde door telling
vast dat er 4 runderen los liepen rondom de kuilvoerbulten en de omliggende percelen
grasland. Wij zagen dat er overal op het erf en de percelen grasland rondom de
kuilvoerplaten losliggende materialen lagen of stonden. Wij zagen dat er werktuigen, hekken, stenen, stoel, losse draden enz. aanwezig waren waaraan de dieren zich konden bezeren of verwonden. De toegangswegen van het erf naar de openbare weg waren op woensdag 14 februari 2019 door medewerkers van [bedrijf] en ons, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , afgezet zodat de runderen die losliepen op het erf geen toegang meer hadden tot de openbare weg. Wij zagen dat de afzetting tussen de ligboxenstal en de afrastering rondom het perceel weer was verwijderd zodat de loslopende runderen weer toegang hadden tot de openbare weg. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid dat er runderen op de openbare weg komen en deze gevaar opleveren voor de veiligheid van de weggebruikers en de runderen. Wij zagen op het gazon en in de berm voor de woning en de ligboxenstal meerdere pootafdrukken van runderen wat betekent dat er runderen op of langs de openbare weg lopen.
Ten aanzien van feit 5
1.
Het proces-verbaal naar aanleiding van een inspectie in het kader van Welzijn meldingen van buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , van 14 februari 2019, pagina 5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag in de ligboxenstal een dood kalf liggen. Ik zag dat de ogen van dit kalf diep in de oogkassen lagen. Ik zag dat dit kalf al langere tijd geleden was gestorven maar al zeker langer dan 48 uur dood was.
2.
De veterinaire verklaring van [naam] , toezichthoudend dierenarts van 14 februari 2019, pagina 10, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In een gang achter de ligboxenstal zag ik een dood kalf liggen. Aan het uiterlijke aspect van dit kalf (deels verdroogd, ogen diep in de oogkassen) constateerde ik dat dit kalf al gedurende lagere tijd (minimaal 48 uur) dood was.