3.1.[eiser] vordert – samengevat:
I. NWG te gebieden om uiterlijk binnen twee dagen na de datum van dit vonnis:
Het bezwaar van [eiser] tegen de boventalligverklaring inhoudelijk te behandelen conform de regels uit het Sociaal Statuut van kaderpersoneel van 1 juli 2104;
Een gecertificeerd loopbaanadviseur in te schakelen ten einde een begin te maken met het van werk naar werk traject als bedoeld in art. 10d:15 CAR/UWO;
De ten behoeve van [eiser] betaalde advocaatkosten niet van [eiser] terug te vorderen dan wel te verrekenen;
Aan [eiser] diens volledige loon te betalen, totdat aan zijn dienstverband rechtsgeldig en onherroepelijk een einde zal zijn gekomen;
Al haar medewerkers per e-mail te informeren als volgt:
“Op last van de kantonrechter te Assen deel ik u mede dat in tegenstelling tot mijn eerdere berichtgeving [eiser] niet alleen veel voor NWG heeft betekend, maar nu nog steeds een gewaardeerd medewerker is van NWG. Het staat een iedere van u volkomen vrij met hem contact op te nemen en te onderhouden.”
Alles op straffe van verbeurte van een direct opeisbare en aan [eiser] verschuldigde dwangsom van € 5.000,= per overtreding en € 1.000,00 per dag dat NWG in gebreke blijft aan (een onderdeel van) het vonnis te voldoen, zulks met een maximum van € 100.000,= althans op straffe van verbeurte van een zodanige dwangsom als de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren.
II. NWG te veroordelen om aan [eiser] :
De 10% van zijn loon die hem vanaf 3 maart 2019 bij wijze van korting is onthouden te betalen, te vermeerderen met 50% wettelijke verhoging, (hoofdsom en verhoging) en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2019 althans de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
De buitengerechtelijke incassokosten ad € 462,50 te voldoen;
een en ander met veroordeling van NWG in de proceskosten en de nakosten.