ECLI:NL:RBOVE:2019:1609

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
13 mei 2019
Zaaknummer
08-994521-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling directeur aannemingsbedrijf voor vervalsing van meetgegevens bij baggerwerkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de directeur van een aannemingsbedrijf. De directeur is veroordeeld tot 180 uur taakstraf voor het opzettelijk gebruik maken van vervalste documenten in het kader van baggerwerkzaamheden aan de Heafeart in Friesland. De vervalste documenten betroffen een dwarsprofieltekening en meetgegevens die als bewijs dienden voor de uitvoering van de werkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat de directeur, door deze vervalste documenten in te dienen bij de Provincie Friesland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de waarheid. Het aannemingsbedrijf zelf kreeg een boete van 25.000 euro, terwijl een medewerker van het bedrijf werd vrijgesproken omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk betrokken was bij de vervalsingen. De rechtbank concludeerde dat de directeur op de hoogte was van de vervalsingen, mede op basis van e-mailcorrespondentie die zijn betrokkenheid bevestigde. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien het vertrouwen dat in het handelsverkeer gesteld moet worden in de juistheid van documenten die tot bewijs dienen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-994521-18 (P)
Datum vonnis: 10 mei 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 april 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. van Ieperen en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.G. Pekkeriet, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:opzettelijk gebruikt heeft gemaakt van een vervalste dwarsprofieltekening waarop verkeerde baggerdieptes waren aangegeven;
feit 2:opzettelijk gebruikt heeft gemaakt van een document met daarin valse meetgegevens.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
verdachte op of omstreeks 14 januari 2016, in de gemeente Zwartewaterland,
althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk
opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen, te weten een dwarsprofieltekening (bijlage 02-B01doc 14, pagina 125
van het procesdossier AD/ZD) met daarin / daarop negen dwarsprofielen waarin
de hoogte van de bodem van (een deel van) de uitgebaggerde Heafeart was
aangegeven / vermeld, althans een document met daarin / daarop negen
dwarsprofielen, waarin de hoogte van de bodem van (een deel van) de
uitgebaggerde Heafeart was aangegeven / vermeld, als ware deze
dwarsprofieltekening, althans dit document, echt en onvervalst, bestaande dat
gebruik maken hierin dat verdachte die dwarsprofieltekening, althans dat
document, als bijlage bij de transactie met het volgnummer 0050 van het
communicatieprogramma / communicatiesysteem VISI (pagina 123 van het
procesdossier Ad/ZD) ter beschikking heeft gesteld, althans heeft verstuurd,
aan de Provincie Friesland, en bestaande die valsheid en/of die vervalsing
hierin dat in die dwarsprofieltekening, althans dat document, in strijd met de
waarheid was aangegeven / vermeld dat (zie geel gearceerde kopie van pagina
125 op pagina 152) in zeven van die dwarsprofielen (in totaal) 46 keer,
althans een of meerdere keren, de bodem op de plaats(en) waarop (de meetpunten
in) die dwarsprofielen betrekking hadden, een bepaalde hoogte had(den),
terwijl in werkelijkheid de bodem hoger was (en dus minder diep uitgebaggerd)
dan op dat (die) dwarsprofiel(en) was aangegeven, althans waarop in strijd met
de waarheid was aangegeven / vermeld was dat (zie geel gearceerde kopie van
pagina 125 op pagina 152) de bodem op de plaats(en) waarop (de meetpunten in)
die dwarsprofielen betrekking hadden, een bepaalde hoogte had(den), terwijl in
werkelijkheid de bodem hoger was (en dus minder diep uitgebaggerd) dan op dat
(die) dwarsprofiel(en) was aangegeven;
2
verdachte op of omstreeks 5 februari 2016, in de gemeente Zwartewaterland,
althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk
opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen, te weten een bestand met de naam [document] .txt (bijlage
02-B01 doc 32 pagina 127 tot en met 130 van het procesdossier AD/ZD), als ware
dit bestand echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken hierin dat
verdachte dat bestand als bijlage bij de transactie met het volgnummer 0053
van het communicatieprogramma / communicatiesysteem VISI (pagina 126) van het
procesdossier Ad/ZD) ter beschikking heeft gesteld, althans heeft verstuurd,
aan de Provincie Friesland en bestaande die valsheid en/of die vervalsing
hierin dat in dat bestand (in totaal) 46 keer, bij/achter de nummers
(op de kopieën van pagina 127 tot en met 130, te weten pagina 155 tot en met
158 de handgeschreven volgnummers 9 tot en met 16, 31 tot en met 39, 67 tot en
met 69, 85 tot en met 93, 156 tot en met 160, 180 en 181, 186 en 187, 201 tot
en met 205 en 210 tot en met 212)
187727.778,557761.852 en/of
187727.303,557759.986 en/of
187727.168,557758.731 en/of
187726.636,557757.360 en/of
187726.175,557755.946 en/of
187725.803,557754.359 en/of
187725.696,557752.589 en/of
187725.689,557750.517 en/of
188661.242,558004.942 en/of
188661.685,558004.043 en/of
188662.401,558003.366 en/of
188662.944,558002.035 en/of
188663.934,558000.866 en/of
188664.707,557999.531 en/of
188665.309,557998.572 en/of
188665.849,557997.353 en/of
188666.492,557996.431 en/of
189494.133,558576.141 en/of
189495.177,558574.243 en/of
189496.441,558572.266 en/of
190388.547,559023.891 en/of
190388.828,559022.615 en/of
190389.173,559021.312 en/of
190389.760,559019.935 en/of
190390.346,559018.161 en/of
190391.289,559016.129 en/of
190392.329,559014.053 en/of
190392.988,559012.675 en/of
190393.701,559010.725 en/of
192403.983,561017.353 en/of
192405.097,561016.989 en/of
192407.079,561017.063 en/of
192408.107,561017.164 en/of
192409.257,561016.868 en/of
192568.460,561783.192 en/of
192569.372,561782.659 en/of
192576.280,561780.091 en/of
192577.936,561779.701 en/of
193033.726,562678.747 en/of
193034.771,562678.151 en/of
193036.106,562677.486 en/of
193037.765,562676.875 en/of
193039.130,562676.384 en/of
193045.757,562672.959 en/of
193047.063,562672.388 en/of
193047.874,562671.736,
althans een aantal malen, in de laatste kolom een lagere waarde van de
(gemeten) hoogte van de uitgebaggerde bodem van (een deel van) de Heafeart
was aangegeven / vermeld dan de werkelijke (gemeten) diepte van de
uitgebaggerde bodem van (een deel van) de Heafeart.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd, summier samengevat, dat beide feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde verklaard dat hij op verzoek van verdachte de tekening van [bedrijf] heeft aangepast. Dat [medeverdachte] dat heeft gedaan op verzoek van verdachte volgt tevens uit het e-mailbericht van 13 december 2015 van [medeverdachte] aan [verdachte] en de eerdere, daaraan voorafgegane mailwisseling tussen [medeverdachte] en verdachte. Ten aanzien van feit 2 geldt dat verdachte het bestand met meetgegevens heeft opgevraagd en het vervolgens ook, in aangepaste vorm, naar de provincie heeft gestuurd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak voor beide ten laste gelegde feiten bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd, summier samengevat, dat verdachte niet wist dat de dwarsprofieltekening en het bestand genaamd ‘ [document] txt’ vals waren toen zij deze indiende bij de provincie. Verdachte heeft door het indienen van die tekening en dat bestand evenmin bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een vervalst geschrift(en) zou gebruiken. Het is [medeverdachte] die de dwarsprofieltekening en het controlebestand van [bedrijf] heeft aangepast. Van een opdracht van [verdacht bedrijf] B.V. (hierna: [verdacht bedrijf] ) aan [medeverdachte] daartoe is geen sprake geweest. Er bestond voor verdachte ook geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat [medeverdachte] die tekening en dat bestand van [bedrijf] zou aanpassen. Er op vertrouwend dat [medeverdachte] zijn werkzaamheden goed had gedaan, heeft verdachte na ontvangst van de stukken van [medeverdachte] deze één op één ingediend bij de provincie. Derhalve kan niet worden bewezen dat verdachte opzettelijk gebruikt heeft gemaakt van valse geschriften. Verdachte had ook geen belang bij het gebruiken van valse documenten, omdat [verdacht bedrijf] de onderaannemer had kunnen aanspreken, indien de werkzaamheden niet goed of voldoende waren verricht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van feit 1
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De provincie Friesland heeft in 2015 een aanbesteding gedaan voor het uitbaggeren van de provinciale vaarweg A20 ‘Heafeart’. De aanbesteding is gegund aan [verdacht bedrijf] . De werkzaamheden hielden in dat een deel van de vaarweg op -2.02 meter onder Normaal Amsterdams Peil (NAP) gebaggerd moest worden en een ander deel op NAP -2.42 meter. [1] Verdachte, middellijk directeur van [verdacht bedrijf] , was leidinggevende van dit project. [verdacht bedrijf] heeft medeverdachte [medeverdachte] , die een technisch tekenbureau exploiteert, opgedragen om tijdens de werkzaamheden dieptemetingen te verrichten en tekeningen te maken. Volgens het meetprotocol dat deel uitmaakt van het tussen de provincie Friesland en [verdacht bedrijf] gesloten aannemingscontract van 3 juli 2015 dient na afloop van de baggerwerkzaamheden de opdrachtnemer een meting ter controle van de uitmeting van het werk te laten uitvoeren door een andere persoon dan welke de eerdere eindmeting heeft uitgevoerd. Deze controlemeting is door [verdacht bedrijf] opgedragen aan het bedrijf [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ). Die controlemeting is uitgevoerd op 9 december 2015. De resultaten hiervan zijn als bijlagen bij een e-mail van 11 december 2015 door [bedrijf] aan [verdacht bedrijf] gestuurd. Die resultaten betreffen een dwarsprofieltekening met negen dwarsprofielen. Vervolgens is door verdachte, namens [verdacht bedrijf] , op 14 januari 2016 het opleverdossier bij de provincie ingediend. Van de tekening die toen, als onderdeel van dat dossier, werd ingediend als zijnde de voornoemde dwarsprofieltekening van [bedrijf] , is nadien gebleken dat deze niet gelijk is aan de dwarsprofieltekening, die door [bedrijf] op 11 december 2015 aan [verdacht bedrijf] was toegestuurd. Kort gezegd, staat op de bij de provincie door verdachte namens [verdacht bedrijf] ingediende tekening [2] de bodem van de ‘Haefeart’ op 46 plaatsen dieper ingetekend dan op de originele tekening, die [bedrijf] op 11 december 2015 aan [verdacht bedrijf] heeft gestuurd. Door deze aanpassingen in de diepte voldeed [verdacht bedrijf] op papier aan het contract met de provincie. [3]
[medeverdachte] heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard, kort gezegd, dat hij de op 11 december 2015 aan [verdacht bedrijf] gestuurde dwarsprofieltekening van [bedrijf] in opdracht van verdachte heeft bijgesteld. Verdachte heeft betwist dat hij die opdracht aan [medeverdachte] heeft gegeven. Volgens hem wist hij niet dat de tekening van [bedrijf] , toen hij die bij de provincie indiende op 14 januari 2016, aangepast was. Hierin wordt verdachte echter niet gevolgd door de rechtbank. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de voormelde verklaring van [medeverdachte] ; met name, omdat het e-mailbericht van 13 december 2015 van [medeverdachte] aan verdachte de juistheid van zijn verklaring bevestigt. Daarin bericht hij, kort samengevat, dat hij de aangepaste tekening via Wetransfer aan verdachte heeft toegestuurd en dat hij in opdracht van [verdacht bedrijf] alle metingen zowel van hemzelf als van [bedrijf] heeft bijgesteld. Verdachte heeft bij de politie weliswaar verklaard dat hij die e-mail van 13 december 2015 nooit gezien heeft en dat, als hij die e-mail gelezen zou hebben, hij [medeverdachte] daar zeker op aangesproken zou hebben, maar die verklaring overtuigt geenszins. Niet alleen is de verklaring van verdachte dat hij het e-mailbericht nooit gezien heeft op zichzelf al weinig geloofwaardig, bovendien is ter terechtzitting genoegzaam komen vast te staan dat verdachte op het litigieuze e-mailbericht van 13 december 2015 wél heeft gereageerd, te weten bij zijn (door [medeverdachte] bij gelegenheid van die zitting overgelegde) e-mailbericht van 18 december 2015 aan [medeverdachte] . Dat dit e-mailbericht op iets anders zou zien dan hetgeen [medeverdachte] aan [verdachte] bij zijn e-mailbericht van 13 december 2015 had bericht en toegestuurd, gelijk namens [verdacht bedrijf] en verdachte is bepleit, is de rechtbank onvoldoende gebleken. Bij dit alles komt nog dat niet valt in te zien wat het belang van [medeverdachte] zou zijn geweest om de tekening te vervalsen, terwijl [verdacht bedrijf] en verdachte daarentegen een evident belang hadden om de tekening van [bedrijf] bij te stellen. Door die tekening bij te stellen, zou [verdacht bedrijf] , waarvan genoegzaam is komen vast te staan dat zij begin december 2015 in nood verkeerde om het werk op tijd (uiterlijk op 4 december 2015) af te krijgen, bij gebreke waarvan zij boetes zou gaan verbeuren, het werk alsnog op tijd en deugdelijk kunnen opleveren, op papier althans.
De rechtbank heeft temeer geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de voormelde verklaring van [medeverdachte] en zijn, die verklaring bevestigend e-mailbericht van 13 december 2015, nu [medeverdachte] heeft verklaard dat hij ook zijn eigen tekeningen heeft moeten aanpassen in opdracht van [verdacht bedrijf] en dit ook blijkt uit de door de officier van justitie in zijn schriftelijke requisitoir op pagina 12 vermelde e-mailcorrespondentie tussen [verdachte] en [medeverdachte] . Dat [medeverdachte] die tekeningen steeds heeft moeten aanpassen, omdat [verdacht bedrijf] opnieuw had gebaggerd, zoals door [verdacht bedrijf] en verdachte is aangevoerd, is niet aannemelijk geworden. Van dergelijke nieuwe baggerwerkzaamheden wordt in die correspondentie geen gewag gemaakt en is ook overigens niets gebleken.
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte wist dat de tekening was vervalst op het moment dat hij deze naar de provincie stuurde en er aldus gebruik van maakte.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.2
Ten aanzien van feit 2
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij e-mail van 3 februari 2016 heeft [bedrijf] aan [verdacht bedrijf] , op verzoek van verdachte, toegestuurd twee identieke ‘txt’-bestanden met, kort gezegd, controlemeetgegevens behorende bij de door [bedrijf] op 11 december 2015 aan [verdacht bedrijf] gestuurde dwarsprofieltekening. [4] Op 5 februari 2016 is door [verdacht bedrijf] bij de provincie het bestand ‘ [document] txt’ ingediend als zijnde de voormelde controlemeetgegevens van [bedrijf] . [5] Nadien is gebleken dat de controle meetgegevens uit dit bestand ‘ [document] txt’ afwijken van de door [bedrijf] op 3 februari 2016 aan verdachte toegestuurde meetgegevens. In het bestand ‘ [document] txt’ wijken 46 dieptewaardes af van de dieptewaardes van controlemeetgegevens, die [bedrijf] op 11 december 2015 aan [verdacht bedrijf] heeft gestuurd. Door de aanpassingen van die dieptewaardes uit de controlemeetgegevens lijkt het dat de bodem van de ‘Haerfeart’dieper is uitgebaggerd dan in werkelijkheid het geval is. [6]
De rechtbank stelt voorop dat verdachte geen enkele aannemelijke verklaring heeft gegeven hoe het kan dat de door hem namens [verdacht bedrijf] op 5 februari 2016 bij de provincie ingediende controlemeetgegevens afwijken van de originele controlemeetgegevens, die [verdacht bedrijf] op 3 februari 2016 door [bedrijf] zijn toegestuurd. Ook hiervan lijkt hij (duidelijk hierin is hij niet) [medeverdachte] de schuld in de schoenen te willen schuiven. Dat [medeverdachte] debet is geweest aan die aanpassing is echter niet aannemelijk geworden. Dat blijkt uit niets. Nu voorts verdachte zelf de originele meetgegevens opvroeg bij [bedrijf] en daarop ook ontving, en hij ook degene was die vervolgens het bestand met de aangepaste meetgegevens instuurde naar de provincie, moet verdachte zich op zijn minst bewust zijn geweest van de aanmerkelijke kans dat de door hem ingediende gegevens niet strookten met de werkelijkheid en dus vervalst waren, een kans die hij op de koop toe heeft genomen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
verdachte op 14 januari 2016, in de gemeente Zwartewaterland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een dwarsprofieltekening met daarin negen dwarsprofielen waarin de hoogte van de bodem van (een deel van) de uitgebaggerde Heafeart was vermeld, als ware deze
dwarsprofieltekening onvervalst, bestaande dat gebruik maken hierin dat verdachte die dwarsprofieltekening, als bijlage bij de transactie met het volgnummer 0050 van het
communicatieprogramma/communicatiesysteem VISI ter beschikking heeft gesteld, aan de Provincie Friesland, en bestaande die vervalsing hierin dat in die dwarsprofieltekening, in strijd met de waarheid was vermeld dat (zie geel gearceerde kopie van pagina 125 op pagina 152) in zeven van die dwarsprofielen in totaal 46 keer, de bodem op de plaatsen waarop (de meetpunten in) die dwarsprofielen betrekking hadden, een bepaalde hoogte hadden, terwijl in werkelijkheid de bodem hoger was (en dus minder diep uitgebaggerd) dan op dat (die) dwarsprofiel(en) was aangegeven.
2.
verdachte op 5 februari 2016, in de gemeente Zwartewaterland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een bestand met de naam [document] .txt, als ware dit bestand onvervalst, bestaande dat gebruik maken hierin dat verdachte dat bestand als bijlage bij de transactie met het volgnummer 0053 van het communicatieprogramma/communicatiesysteem VISI ter beschikking heeft gesteld, aan de Provincie Friesland en bestaande die valsheid en/of die vervalsing hierin dat in dat bestand in totaal 46 keer, bij/achter de nummers
187727.778,557761.852 en
187727.303,557759.986 en
187727.168,557758.731 en
187726.636,557757.360 en
187726.175,557755.946 en
187725.803,557754.359 en
187725.696,557752.589 en
187725.689,557750.517 en
188661.242,558004.942 en
188661.685,558004.043 en
188662.401,558003.366 en
188662.944,558002.035 en
188663.934,558000.866 en
188664.707,557999.531 en
188665.309,557998.572 en
188665.849,557997.353 en
188666.492,557996.431 en
189494.133,558576.141 en
189495.177,558574.243 en
189496.441,558572.266 en
190388.547,559023.891 en
190388.828,559022.615 en
190389.173,559021.312 en
190389.760,559019.935 en
190390.346,559018.161 en
190391.289,559016.129 en
190392.329,559014.053 en
190392.988,559012.675 en
190393.701,559010.725 en
192403.983,561017.353 en
192405.097,561016.989 en
192407.079,561017.063 en
192408.107,561017.164 en
192409.257,561016.868 en
192568.460,561783.192 en
192569.372,561782.659 en
192576.280,561780.091 en
192577.936,561779.701 en
193033.726,562678.747 en
193034.771,562678.151 en
193036.106,562677.486 en
193037.765,562676.875 en
193039.130,562676.384 en
193045.757,562672.959 en
193047.063,562672.388 en
193047.874,562671.736,
in de laatste kolom een lagere waarde van de (gemeten) hoogte van de uitgebaggerde bodem van (een deel van) de Heafeart was aangegeven / vermeld dan de werkelijke (gemeten) diepte van de uitgebaggerde bodem van (een deel van) de Heafeart.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 2
telkens het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 180 uren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor wat betreft de strafmaat geen inhoudelijk verweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gebruik maken van vervalste geschriften. Er werd gebruik gemaakt van een vervalste tekening en een vervalst bestand met meetresultaten, zodat [verdacht bedrijf] op papier -in strijd met de werkelijkheid- zou kunnen voldoen aan haar contractuele verplichtingen jegens de provincie. De strafbare gedragingen vonden binnen de cultuur van het bedrijf plaats en hadden kennelijk tot doel te voorkomen dat verdachte dwangsommen zou verbeuren. Zo moest het werk volgens het aannemingscontract van 3 juli 2015 op 4 december 2015 zijn afgerond, had [verdacht bedrijf] op 20 november 2015 nog om uitstel van de oplevering tot eind december 2015 verzocht, en niet gekregen, en zou [verdacht bedrijf] volgens het aannemingscontract bij niet tijdige oplevering dwangsommen verbeuren. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, wordt echter het vertrouwen aangetast dat (met name in het handelsverkeer) gesteld moet kunnen worden in de juistheid van stukken die tot enig bewijs dienen in het omgevingsrecht, zoals de onderhavige technische tekeningen en meetgegevens. De handelwijze van verdachte is dan ook laakbaar.
Het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) heeft geen oriëntatiepunt vastgesteld voor valsheid in geschrift, zodat de rechtbank bij het bepalen van de straf de strafoplegging in soortgelijke zaken zal betrekken. Daarnaast houdt de rechtbank bij de straftoemeting rekening met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke straf geen strafrechtelijk doel dienen en acht zij passend en geboden aan verdachte op te leggen louter een onvoorwaardelijke straf, te weten een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 2
telkens het misdrijf:opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. M.J.C.M. Manders en mr G.H. Meijer, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2019.

Voetnoten

1.Documentnummer 02-B01 Doc 01, pagina 30.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 167; Documentnummer 15-02-B08, pagina 173.
3.Het proces-verbaal analyse bestanden en tekeningen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van 27 juni 2017, pagina’s 135 tot en met 138.
4.Documentnummer 15-02-B05, pagina 141; documentnummer 15-02-B06, pagina 146.
5.Documentnummer 02-B01, DOC-17, bijlage 10, pagina 126; Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, persoonsdossier [verdachte] , pagina 15.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 168; Het proces-verbaal analyse bestanden en tekening van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van 27 juni 2017, pagina’s 135 tot en met 138.