Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De feiten
ze mij meedeelde dat ze wilde stoppen en haar baan opzeggen.Ze trok het niet. Het lukte haar niet om en te zorgen voor haar kinderen, en het werk te managen. Ik heb haar nog gevraagd of ze definitief helemaal ging stoppen en niet bijvoorbeeld tijdelijk minder dagen wilde kunnen gaan werken, maar dat wilde ze niet. Ook heb ik nog gevraagd of het financieel wel allemaal haalbaar was, om te stoppen met werken. Ze verzekerde mij dat het financieel uit kon, met het bedrijf van [X] (haar man) ging het immers heel goed. Ze zou natuurlijk wel wat concessies moeten doen, maar dat zag ze niet als een probleem.
Ik herinner me nog dat ze heel opgelucht was dat ze een knoop had doorgehakt.(onderstrepingen en cursivering ktr)
deed de deur dicht en kondigde aan ‘een vervelende mededeling’ te hebben. Zij wilde stoppen bij [verweerster]. Ze gaf aan veel aan haar hoofd te hebben: haar vader was ziek en haar pasgeboren kind ( [Y] ) sliep slecht. Zij kon/wilde dit niet combineren met een baan bij [verweerster] en/of in de advocatuur in algemene zin. Ze gaf aan begin 2019 te willen stoppen. Ze wilde geen nieuwe zaken meer innemen (dat zou geen zin hebben) en zij wilde de resterende tijd gebruiken om haar praktijk (voor zover nodig, direct na haar zwangerschapsverlof) goed over te dragen.
Ook wilde zij richting clienten communiceren dat zij zou stoppen bij [verweerster] .Van een ziekmelding was geen sprake.
Ze was toen heel resoluut in haar standpunt: ze wilde stoppen met de advocatuur in het geheel,eerst enkele maanden helemaal niets doen en daarna kijken of er wellicht weer wat zou gaan kriebelen. Ook financieel zou dit allemaal kunnen omdat haar echtgenoot een goedlopend bedrijf had/heeft.
Wij
3.Het verzoek
1 november 2018 danwel daarna niet voldoende in staat was haar wil te bepalen en dat [verweerster] haar voornemen om op te zeggen, althans de opzegging, niet als zodanig had mogen begrijpen en zeker niet had mogen accepteren.
4.Het verweer
5.De beoordeling
- heeft [verzoekster] haar arbeidsovereenkomst opgezegd of was slechts sprake van een voornemen?
- als [verzoekster] niet heeft opgezegd, dient dan het handelen van [verweerster] aangemerkt te worden als een opzegging ex artikel 7:681 BW?
- als er wel sprake was van een duidelijke en ondubbelzinnige opzegging, ligt dan aan die opzegging een wilsgebrek als gevolg van een tijdelijke geestesstoornis (overspannenheid/surmenage) ten grondslag?
- als het antwoord op voormelde vraag bevestigend moet worden beantwoord, had [verzoekster] dan geen andere grondslag moeten aanvoeren en met een ander processtuk (dagvaarding) een procedure moeten inleiden?