ECLI:NL:RBOVE:2019:158

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
22 januari 2019
Zaaknummer
08-952673-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke vrijheidsberoving met geweld en bedreiging met een vuurwapen

Op 22 januari 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 29-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 182 dagen voor opzettelijke vrijheidsberoving van zijn ex-vriendin in Enschede. De man heeft zijn ex-vriendin onder dwang in een auto meegenomen en haar verteld dat hij een pistool bij zich had. Tijdens de vrijheidsberoving, die ongeveer 7 uur duurde, heeft hij fysiek geweld gebruikt en haar in een pand in Duitsland vastgehouden. Naast de gevangenisstraf is de man ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van ruim 1600 euro aan het slachtoffer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. G. Steeghs, heeft de vordering ingediend, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. U. Ural, heeft zich verzet tegen de beschuldigingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen in overweging genomen en is tot de conclusie gekomen dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de justitiële documentatie van de verdachte in overweging genomen, waaruit blijkt dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de immateriële schade is vastgesteld op 500 euro. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding te betalen, met wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-952673-18 (P)
Datum vonnis: 22 januari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende in [adres] ,
nu verblijvende in Grave, huis van bewaring Grave (unit A +B).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 januari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Steeghs en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. U. Ural, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 23 juli 2018 [slachtoffer] van haar vrijheid heeft beroofd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 juli 2018 in de gemeente Enschede en in overige
gemeenten, in ieder geval in Nederland en in Duitsland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd
gehouden, door
- met een auto naast voornoemde [slachtoffer] (die met haar hond op straat liep) te
stoppen en/of tegen die [slachtoffer] te zeggen ' [slachtoffer] , ik wil gewoon een goed
gesprek met jou.', in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking
en/of (vervolgens) uit de auto te stappen en naar die [slachtoffer] te lopen en/of
- de riem van de hond te pakken en/of (vervolgens) de hond in de auto te
zetten en/of die [slachtoffer] vast te pakken en/of mee te trekken en/of op te tillen
en/of
- tegen die [slachtoffer] (dreigend) te zeggen dat zij sowieso mee ging en/of zijn,
verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer] te leggen/duwen en/of
- die [slachtoffer] met kracht in een sloot en/of in bosschages te gooien en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] weer vast te pakken en/of in de richting van de auto
te trekken en/of
- die [slachtoffer] in de auto te zetten en/of tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij een
pistool had en zou schieten als dat moest, in ieder geval woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens) met die auto te gaan rijden
en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en/of uit te zetten en/of
- op enig moment uit de auto te stappen en/of die [slachtoffer] vast te pakken en/of
vast te houden en/of weg te rennen en/of boos tegen die [slachtoffer] te zeggen dat
zij door moest lopen en/of
- die [slachtoffer] in een (andere) auto te zetten en/of bij een pand gekomen
die [slachtoffer] uit de auto te halen en dat pand in te brengen en/of op een bank
neer te leggen en/of constant bij die [slachtoffer] te zijn/blijven en/of
- die [slachtoffer] naar beneden te brengen/tillen;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit, met uitzondering van het onderdeel dat het feit “tezamen en in vereniging met een ander of anderen” is gepleegd, bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 januari 2019 voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juli 2018, blz. 154, 155, 156 en 157.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzing bevat dat verdachte het bewezen verklaarde feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 23 juli 2018 in de gemeente Enschede en in Duitsland, opzettelijk
[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft
gehouden, door
- met een auto naast voornoemde [slachtoffer] te stoppen en tegen die [slachtoffer] te zeggen ' [slachtoffer] , ik wil gewoon een goed gesprek met jou.', in ieder geval woorden van gelijke strekking
en vervolgens uit de auto te stappen en naar die [slachtoffer] te lopen en
- de riem van de hond te pakken en de hond in de auto te
zetten en die [slachtoffer] vast te pakken en mee te trekken of op te tillen
en
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zij sowieso mee ging en zijn,
verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer] te leggen en
- die [slachtoffer] weer vast te pakken en in de richting van de auto
te trekken en
- die [slachtoffer] in de auto te zetten en tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij een
pistool had en vervolgens met die auto te gaan rijden
en
- de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en uit te zetten en
- op enig moment uit de auto te stappen en die [slachtoffer] vast te pakken en
vast te houden en weg te rennen en boos tegen die [slachtoffer] te zeggen dat
zij door moest lopen en
- die [slachtoffer] in een andere auto te zetten en bij een pand gekomen
die [slachtoffer] uit de auto te halen en dat pand in te brengen en op een bank
neer te leggen en constant bij die [slachtoffer] te zijn en
- die [slachtoffer] naar beneden te brengen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf;
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een locatieverbod en een contactverbod als bedoeld in artikel 38v Sr wordt opgelegd en dat deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar moeten worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf gelijk aan de duur die verdachte op de datum van de uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht een passende straf is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft het slachtoffer van haar vrijheid beroofd door haar onder dwang mee te nemen in een auto. Verdachte heeft daarbij fysiek geweld toegepast en gezegd dat hij een pistool bij zich had. Hij heeft het slachtoffer vervolgens meegenomen naar Duitsland en na een periode van ongeveer 7 uur door een kennis van verdachte terug laten brengen naar Nederland. Dit alles is voor het slachtoffer een zeer beangstigende situatie geweest die grote impact heeft gehad op haar persoonlijke levenssfeer. Het slachtoffer heeft zich, zo blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring, onder medische behandeling moeten laten stellen om de psychische gevolgen van de vrijheidsberoving te verwerken. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen rekening heeft gehouden met de gevoelens van het slachtoffer.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf die aan verdachte moet worden opgelegd acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. In het voordeel van de verdachte laat de rechtbank ook meewegen dat verdachte ter terechtzitting heeft getoond het kwalijke van zijn handelen te zien en naar de indruk van de rechtbank zijn oprechte spijt heeft betuigd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur een passende straf is. De rechtbank ziet geen reden om het door de officier van justitie gevorderde locatie- en contactverbod op te leggen.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende te [woonplaats] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.137,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reiskosten € 12,54;
- kosten crisisopvang € 267,00;
- inkomstenverlies € 858,44.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toegewezen zou moeten worden.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij voor zover deze ziet op de materiele schade toegewezen kan worden. Voor zover de vordering ziet op geleden immateriële schade zou de vordering gematigd moeten worden.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde materiële schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De door de benadeelde partij opgevoerde immateriële schade dient naar het oordeel van de rechtbank te worden vastgesteld op
€ 500,00.
De benadeelde partij zal voor een deel van € 500,00 niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal het gevorderde toewijzen tot een bedrag van € 1.637,98 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 36f Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
182dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 1.637,98(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2018);
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.637,98,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
26dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor een deel van
€ 500,00niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

opheffing bevel voorlopige hechtenis

- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. J.H. Olthof en
mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2019.
Mr. Jordaans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.