ECLI:NL:RBOVE:2019:1563

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 mei 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
08/770013-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met vuurwapen en bezit van munitie in Enschede

Op 9 mei 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 36-jarige man die werd beschuldigd van een poging tot afpersing met een vuurwapen en het voorhanden hebben van munitie. De verdachte had op 17 januari 2019 geprobeerd een tankstation in Enschede te overvallen. Hij verklaarde dat hij de overval wilde plegen om cocaïne te kunnen kopen. Tijdens de rechtszitting op 25 april 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. C.Y. Huang, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. P.S. Wibbelink, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft de feiten bekend, wat leidde tot de bewezenverklaring van de poging tot afpersing en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte had een wapen gebruikt en was onder invloed van drugs en alcohol. De rechtbank heeft de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen voor de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770013-19 (P)
Datum vonnis: 9 mei 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de BRP en verblijvende in de P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 april 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.Y. Huang en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. P.S. Wibbelink,
advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan:
feit 1:een poging tot afpersing dan wel tot diefstal met geweld;
feit 2:het voorhanden hebben van een vuurwapen en gas- en knalpatronen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1. primair
hij op of omstreeks 17 januari 2019,
in de gemeente Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
een persoon, genaamd [slachtoffer] (in/tijdens zijn functie van/als
verkoopmedewerker bij (tankstation) [tankstation] , gelegen aan de [adres] ),
te dwingen tot de afgifte van (een) geld(bedrag) en/of (een) goed(eren),
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (tankstation)
[tankstation] , gelegen aan de [adres] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte:
-zich voorzien van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
naar/in (de shop van) voornoemd tankstation te begeven en/of
-(vervolgens) (de loop van) het pistool, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, door de (zogenaamde) schuiflade van de
(kassa)balie/ruimte (waarachter voornoemde [slachtoffer] op dat moment stond)
te steken, althans het pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp in de schuiflade van de (kassa)balie/ruimte te leggen (waarna die [slachtoffer]
(met veel kracht) die schuiflade heeft terug-/dicht geduwd),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 17 januari 2019,
in de gemeente Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
(een) geld(bedrag) en/of (een) goed(eren),
dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan (tankstation) [tankstation] ,
gelegen aan de [adres] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte,
weg te nemen in/uit (de shop van) voornoemd tankstation,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of
te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een persoon,
genaamd [slachtoffer] (in/tijdens zijn functie van/als verkoopmedewerker
van/bij voornoemd tankstation),
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
-zich voorzien van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
naar/in (de shop van) voornoemd tankstation heeft begeven en/of
-(vervolgens) (de loop van) het pistool, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, door de (zogenaamde) schuiflade van de (kassa)balie/ruimte
(waarachter voornoemde [slachtoffer] op dat moment stond) heeft gestoken,
althans het pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de
schuiflade van de (kassa)balie/ruimte heeft gelegd (waarna die [slachtoffer]
(met veel kracht) die schuiflade heeft terug-/dicht geduwd),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 17 januari 2019 en/of 18 januari 2019,
in de gemeente Enschede,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een gaspistool (merk Walther) (model P99) (kaliber 9mm P.A.K.),
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of
munitie van categorie III, te weten:
- 4 gaspatronen (merk PTS) (kaliber 9mm PA.CS) en/of
- 6 knalpatronen (merk GECO en RWS) (kaliber 9mm P.A.K.), voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
  • de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 25 april 2019;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] namens [tankstation] Enschede van 20 januari 2019 (pagina’s 9-12);
  • het (afzonderlijk opgemaakte) proces-verbaal onderzoek wapen van 31 januari 2019, met nummer PL0600-2019026848-36.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan met dien verstande dat:
1. primair
hij op 17 januari 2019 in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer] (in/tijdens zijn functie van/als verkoopmedewerker bij tankstation [tankstation] , gelegen aan de [adres] ),
te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan tankstation [tankstation] , gelegen aan de [adres] :
- zich voorzien van een pistool naar/in de shop van voornoemd tankstation heeft begeven en
- vervolgens het pistool in de schuiflade van de (kassa)balie heeft gelegd (waarna die [slachtoffer] (met veel kracht) die schuiflade heeft dicht geduwd), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 17 januari 2019 en 18 januari 2019 in de gemeente Enschede een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool (merk Walther, model P99, kaliber 9mm P.A.K.), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
munitie van categorie III, te weten:
- 4 gaspatronen (merk PTS, kaliber 9mm PA.CS) en
- 6 knalpatronen (merk GECO en RWS, kaliber 9mm P.A.K.),
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 317 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
poging tot afpersing;
feit 2
ten aanzien van het vuurwapen het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
ten aanzien van de munitie het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, waarbij de bijzondere voorwaarden worden gesteld zoals genoemd in het reclasseringsrapport.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank aan te sluiten bij de uitspraak van de Rechtbank Zutphen (ECLI:NL:RBZUT:2009:BJ3840) en verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, waarbij de bijzondere voorwaarden worden gesteld zoals genoemd in het reclasseringsrapport.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing en het in het bezit hebben van een vuurwapen en munitie. Hij heeft onder invloed van cocaïne, alcohol en weed thuis een wapen gepakt en is daarmee naar een tankstation gefietst. Daar heeft hij een medewerker proberen af te persen door zijn vuurwapen in de kassalade te leggen. Door het kordate handelen van die medewerker is het bij een poging gebleven. Verdachte heeft verklaard dat hij de overval wilde plegen om cocaïne te kunnen kopen. Hij heeft verklaard spijt te hebben van zijn daad. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zijn eigen belangen voorop heeft gesteld en niet heeft nagedacht over de mogelijk schadelijke gevolgen voor de medewerker van het tankstation.
Bij het bepalen van de straf heeft rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor een overval op een benzinestation, met licht geweld/bedreiging, geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren. Voor een overval op een benzinestation met ander geweld dan licht geweld/bedreiging, geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Het gebruik van een wapen door verdachte in deze zaak wordt door de rechtbank qua geweldgebruik beoordeeld als vallend tussen genoemde categorieën. Omdat in dit geval sprake is van een poging, zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden als uitgangspunt nemen. Verdachte heeft daarnaast dit wapen en munitie ook voorhanden gehad.
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van
26 maart 2019. Hieruit blijkt dat verdachte op 21 februari 2018 een transactie heeft gekregen wegens een winkeldiefstal. Afgezien daarvan is verdachte niet eerder veroordeeld wegens het plegen van (gewelddadige) vermogensdelicten. In een verder verleden is verdachte wel voor verboden wapenbezit veroordeeld.
Verder blijkt dat verdachte op 16 april 2018 verplicht reclasseringscontact opgelegd heeft gekregen voor feiten die verband hielden met zijn verslaving, zoals de reclassering schrijft in het reclasseringsadvies. Met dat reclasseringsadvies, van 2 april 2019, houdt de rechtbank ook rekening. Verdachte stond ten tijde van het delict onder toezicht van Tactus Verslavingszorg. Hoewel het toezicht aanvankelijk niet altijd positief verliep, leek het de weken voor het delict beter te gaan met verdachte. Zijn ambulante behandeling was opgestart en verdachte had passende dagbesteding gevonden. Verdachte zelf zegt dat zijn cocaïneverslaving meer op de voorgrond stond dan iedereen dacht. Verdachte wil nu iedere vorm van behandeling aanpakken om van zijn verslavingen af te komen. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld, gelet op de nog onbehandelde verslavingsproblematiek. Zij adviseert de rechtbank een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, klinische opname, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een harddrugsverbod. Verdachte heeft, ook ter terechtzitting, gezegd daarvoor gemotiveerd te zijn.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan een deel voorwaardelijk kan zijn. Bij het bepalen van de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de straf heeft de rechtbank zwaar getild aan het feit dat verdachte een wapen heeft meegenomen en gebruikt bij de poging tot afpersing. Daarom zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 21 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Zij zal tevens de voorwaarden stellen zoals die zijn geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van de medicatieverplichting.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primairhet misdrijf:
poging tot afpersing;
feit 2 ten aanzien van het vuurwapenhet misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
feit 2 ten aanzien van de munitiehet misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig vindt;
- zich laat opnemen in een nog nader te bepalen forensische instelling of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt maximaal twaalf maanden of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich (aansluitend aan de klinische opname) ambulant laat behandelen door Justact of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Indien sprake is van een terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- ( aansluitend aan de klinische opname) verblijft in een nader te bepalen instelling of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- geen harddrugs gebruikt en meewerkt aan controles op dit verbod. De controles geschieden aan de hand van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2019.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit in de regel pagina’s uit het dossier van de politie regionale eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2019026848, onderzoek ANKARA / ON2R019007. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.