ECLI:NL:RBOVE:2019:1536

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
08/770039-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging en diefstal met geweld

Op 7 mei 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 31-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar voor openlijke geweldpleging en diefstal. De man heeft op 22 januari 2017 in Deventer, samen met anderen, openlijk geweld gepleegd tegen een slachtoffer, waarbij hij deze heeft geslagen en geschopt. Tevens heeft hij een mobiele telefoon uit de auto van het slachtoffer weggenomen. De rechtbank legde naast de gevangenisstraf ook een taakstraf op van 120 uur en een schadevergoeding van 576 euro aan het slachtoffer. De rechtbank overwoog dat het geweld zich op een openbare weg heeft afgespeeld en dat dit bijdraagt aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en heeft na zijn aanhouding positieve veranderingen in zijn leven aangebracht, waaronder het stoppen met drugsgebruik. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde feiten is toegebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770039-17 (P)
Datum vonnis: 7 mei 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 april 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. van Dijck en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:openlijk geweld jegens een persoon;
feit 2:(gekwalificeerde) diefstal van een mobiele telefoon.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2017 te Deventer, althans in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Dapperstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- richten en/of tonen en/of voorhouden van een alarmpistool, althans een op een alarmpistool gelijkend voorwerp, in de richting van die [slachtoffer] en/of
- zich opdringen aan die [slachtoffer] en/of
- vastpakken en/of vast grijpen bij de kleding van die [slachtoffer] en/of
- slaan en/of schoppen en/of trappen op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2017 te Deventer, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (personen)auto (merk BMW, type 218D met kenteken [kenteken 1] ) heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Iphone), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding [1]
Op zondag 22 januari 2017 omstreeks 00:45 uur kwamen er bij de politie meerdere meldingen binnen dat er in de Dapperstraat in Deventer werd gevochten door een aantal mannen en dat na de ruzie een auto van het merk Audi met het kenteken [kenteken 2] was weggereden. [2]
Ter plaatse trof de politie aangever [slachtoffer] aan met een bebloed gezicht en zagen zij dat de autoruit aan de passagierszijde van de auto van aangever was vernield. Aangever verklaarde dat hij door drie mannen in elkaar was geslagen, dat hij door een dikke man met een zilverkleurig vuurwapen was bedreigd en dat zijn telefoon was weggenomen. Eén van de mannen zou volgens aangever aan [adres 2] in Deventer wonen. [3]
De Audi met het kenteken [kenteken 2] bleek ten naam gesteld van medeverdachte [medeverdachte 1] , wonende aan [adres 2] in Deventer. De politie trof deze auto, waarvan de motorkap nog warm aanvoelde, kort na het incident aan in de nabijheid van [adres 2] in Deventer. Bij de woning werden vervolgens verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aangehouden. [4]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
4.3
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft bekend zich schuldig gemaakt te hebben aan de aan hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend- conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van verbalisant [verbalisant] d.d. 22 januari 2017, met bijlagen [5]
- het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 23 april 2019, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 22 januari 2017 te Deventer, met anderen, op of aan de openbare weg, Dapperstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- richten van een alarmpistool in de richting van die [slachtoffer] en
- zich opdringen aan die [slachtoffer] en
- vastpakken of vast grijpen hij de kleding van die [slachtoffer] en
- slaan en schoppen of trappen op/tegen het gezicht en hoofd en lichaam van die [slachtoffer] ;
2.
hij op 22 januari 2017 te Deventer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (personen)auto (merk BMW, type 218D met kenteken [kenteken 1] ) heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Iphone), toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 141, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft geen standpunt ingenomen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Samen met zijn mededaders heeft verdachte de confrontatie gezocht met het slachtoffer, waarbij ook een wapen is gebruikt. Verdachte heeft daarbij een substantiële bijdrage geleverd aan het geweld door te slaan en te schoppen. Daarnaast heeft hij een telefoon weggenomen uit de auto waarin het slachtoffer reed.
De rechtbank weegt mee dat het geweld zich op de openbare weg heeft afgespeeld. Diverse omwonenden zijn getuige geweest van dit geweld. Voorts is het feit gepleegd in de nachtelijke uren. Dergelijke geweldplegingen dragen bij aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving en bezorgen directe getuigen gevoelens van angst. Uit de verklaringen van de omwonenden blijkt dat daarvan in dit geval ook daadwerkelijk sprake is geweest.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op het strafblad van de verdachte d.d. 4 maart 2019 waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake soortgelijke strafbare feiten.
Wat betreft de persoon van de verdachte houdt de rechtbank rekening met een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 28 maart 2019. Hieruit komt naar voren dat verdachte ten tijde van het delict voor de tweede keer in zijn leven verslaafd was aan cocaïne. De verslaving had een negatieve uitwerking op diverse leefgebieden. Na zijn aanhouding heeft het leven van verdachte een andere, positieve wending genomen. Hij lijkt zijn leven nu op alle gebieden goed op de rit te hebben en er lijken geen risicovolle factoren (meer) te bestaan die de kans op hernieuwd delictgedrag doen vermoeden. Verdachte heeft een betaalde baan en doet daarnaast vrijwilligerswerk. Hij is inmiddels getrouwd en er is een tweede kind op komst. Sinds 2,5 jaar heeft verdachte geen drugs meer gebruikt en sinds 1,5 jaar drinkt hij geen alcohol meer. Verdachte en zijn vrouw zijn bezig om te emigreren naar Namibië, waar zij een oom willen helpen met ontwikkelingswerk vanuit christelijke overtuiging. Het sociale netwerk van verdachte speelt zich af in de gemeenschap van [plaats] , waar hij en zijn vrouw deel uitmaken van de kerkelijke gemeenschap. Geadviseerd wordt om een voorwaardelijke straf op te leggen. Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf.
Voor de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor openlijke geweldpleging tegen personen, met enig lichamelijk letsel, is volgens deze oriëntatiepunten een werkstraf van 150 uren op zijn plaats en voor een inbraak uit een auto een werkstraf van 90 uren.
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met het aanzienlijke tijdsverloop tussen het plegen van de feiten en de berechting en de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat, alles overziende, een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als ‘stok achter de deur’ om verdachte, ook als zich mogelijk opnieuw minder goede tijden in zijn leven aandienen, te motiveren zich te onthouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.321,49 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 800,24 voor de vervanging van een mobiele telefoon;
- € 392,25 aan kosten voor het vervangen van een autoruit;
- € 129,00 aan kledingkosten.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig (hoofdelijk) toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft zich bereid verklaard de gevorderde schade te betalen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 576,00, bestaande uit de kosten voor het vervangen van een mobiele telefoon, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening en met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit alleen heeft gepleegd, zodat van hoofdelijke aansprakelijkheid geen sprake kan zijn.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is niet komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij met betrekking tot de kosten voor de vervanging van de autoruit.
De opgevoerde schade met betrekking tot de kledingkosten is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten zijn toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 57.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 maand;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 576,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2017;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 576,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 11 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H.M. Braam, voorzitter, mr. D.E. Schaap en mr. C.H. Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2019.
Mr. drs. H.M. Braam en mr. C.H. Dijkstra waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017106693, genummerd van 1 tot en met 496. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 182 tot en met 189
3.Pagina 190 en 191
4.Pagina 197
5.Pagina 141 tot en met 146