ECLI:NL:RBOVE:2019:1535

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
08/770041-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in Deventer met gebruik van een alarmpistool

Op 7 mei 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige man, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in Deventer. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 22 januari 2017, waarbij de verdachte samen met anderen het slachtoffer heeft geslagen en geschopt. Het slachtoffer, die op dat moment in de Dapperstraat in Deventer was, werd ook bedreigd met een alarmpistool. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 23 april 2019 heeft de officier van justitie, mr. M.J. van Dijck, de verdachte aangeklaagd, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. M. van der Steeg.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit, waarbij het gebruik van geweld en de bedreiging met een wapen zwaar zijn meegewogen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, en heeft rekening gehouden met de impact van de strafzaak op het leven van de verdachte, zijn werk en gezinssituatie. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, beoordeeld, maar deze niet-ontvankelijk verklaard omdat de schade niet voldoende was onderbouwd.

De uitspraak benadrukt de ernst van openlijke geweldpleging en de gevolgen daarvan voor zowel de slachtoffers als de daders. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en heeft de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn blanco strafblad en de lage kans op recidive. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rechters in Zwolle.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770041-17 (P)
Datum vonnis: 7 mei 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 april 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. van Dijck en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M. van der Steeg, advocaat te Schalkhaar, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld jegens een persoon.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 22 januari 2017 te Deventer, althans in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Dapperstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- richten en/of tonen en/of voorhouden van een alarmpistool, althans een op een alarmpistool gelijkend voorwerp, in de richting van die [slachtoffer] en/of
- zich opdringen aan die [slachtoffer] en/of
- vastpakken en/of vast grijpen bij de kleding van die [slachtoffer] en/of
- slaan en/of schoppen en/of trappen op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen
4.1
Inleiding [1]
Op zondag 22 januari 2017 omstreeks 00:45 uur kwamen er bij de politie meerdere meldingen binnen dat er in de Dapperstraat in Deventer werd gevochten door een aantal mannen en dat na de ruzie een auto van het merk Audi met het kenteken [kenteken] was weggereden. [2]
Ter plaatse trof de politie aangever [slachtoffer] aan met een bebloed gezicht en zagen zij dat de autoruit aan de passagierszijde van de auto van aangever was vernield. Aangever verklaarde dat hij door drie mannen in elkaar was geslagen, dat hij door een dikke man met een zilverkleurig vuurwapen was bedreigd en dat zijn telefoon was weggenomen. Eén van de mannen zou volgens aangever aan [adres 2] in Deventer wonen. [3]
De Audi met het kenteken [kenteken] bleek ten naam gesteld van medeverdachte [medeverdachte 1] , wonende aan [adres 2] in Deventer. De politie trof deze auto, waarvan de motorkap nog warm aanvoelde, kort na het incident aan in de nabijheid van [adres 2] in Deventer. Bij de woning werden vervolgens verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden. [4]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het ten laste gelegde.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van aangifte van verbalisant [verbalisant] d.d. 22 januari 2017, met bijlagen [5]
- het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 23 april 2019, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 22 januari 2017 te Deventer, met anderen, op of aan de openbare weg, Dapperstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- richten van een alarmpistool in de richting van die [slachtoffer] en
- zich opdringen aan die [slachtoffer] en
- vastpakken of vast grijpen hij de kleding van die [slachtoffer] en
- slaan en schoppen of trappen op/tegen het gezicht en hoofd en lichaam van die [slachtoffer] ;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij oplegging van de straf rekening te houden met het gegeven dat deze strafzaak een grote impact op het leven van verdachte heeft (gehad), hij een fulltime baan heeft en een gezin en hij niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met het tijdsverloop in deze strafzaak en het gegeven dat er sprake is geweest van voorarrest.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Samen met zijn mededaders heeft verdachte de confrontatie gezocht met het slachtoffer, waarbij ook een wapen is gebruikt. Verdachte heeft het slachtoffer geslagen en geschopt.
De rechtbank weegt mee dat het geweld zich op de openbare weg heeft afgespeeld. Diverse omwonenden zijn getuige geweest van dit geweld. Voorts is het feit gepleegd in de nachtelijke uren. Dergelijke geweldplegingen dragen bij aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving en bezorgen directe getuigen gevoelens van angst. Uit de verklaringen van de omwonenden blijkt dat daarvan in dit geval ook daadwerkelijk sprake is geweest.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op het strafblad van de verdachte d.d. 4 maart 2019 waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
Wat betreft de persoon van de verdachte houdt de rechtbank rekening met een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 9 april 2019. Hieruit komt naar voren dat verdachte zijn leven goed heeft georganiseerd. Nadat hij in 2014 was gescheiden, woont verdachte nu samen met zijn huidige partner. Met zijn ex-vrouw heeft hij twee jonge kinderen die hij regelmatig ziet. Verdachte werkt fulltime als projectleider bij een bedrijf voor vloerverwarmingen en verdient voldoende om zijn hypotheek en vaste lasten te kunnen betalen. Hij heeft geen schulden en is niet verslaafd. Het recidiverisico is laag.
Geadviseerd wordt om een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf en/of een geldboete.
Voor de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor openlijke geweldpleging tegen personen, met enig lichamelijk letsel, is volgens deze oriëntatiepunten een werkstraf van 150 uren op zijn plaats.
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met het aanzienlijke tijdsverloop tussen het plegen van de feiten en de berechting en de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat, alles overziende, een werkstraf voor de duur van 100 uur subsidiair 50 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.321,49 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 800,24 voor de vervanging van een mobiele telefoon;
- € 392,25 aan kosten voor het vervangen van een autoruit;
- € 129,00 aan kledingkosten.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig (hoofdelijk) toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. De schade die betrekking heeft op de vervanging van de mobiele telefoon en voor het vervangen van de autoruit volgt niet rechtsreeks uit het ten laste legde feit. De kledingkosten zijn niet onderbouwd met aankoopbonnen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is niet komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij met betrekking tot de kosten voor de vervanging van de mobiele telefoon en de autoruit.
De opgevoerde schade met betrekking tot de kledingkosten is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H.M. Braam, voorzitter, mr. D.E. Schaap en mr. C.H. Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2019.
Mr. drs. H.M. Braam en mr. C.H. Dijkstra waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017106693, genummerd van 1 tot en met 496. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 182 tot en met 189
3.Pagina 190 en 191
4.Pagina 197
5.Pagina 141 tot en met 146