ECLI:NL:RBOVE:2019:1534

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
08/770042-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging en verboden wapenbezit met hennepbezit

Op 7 mei 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 41-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar voor openlijke geweldpleging in Deventer. De man zocht samen met mededaders de confrontatie met het slachtoffer, waarbij hij een wapen gebruikte. Daarnaast werd hij schuldig bevonden aan verboden wapenbezit en hennepbezit. De rechtbank legde naast de voorwaardelijke gevangenisstraf ook een taakstraf op van 200 uur en een schadevergoeding van 392,25 euro aan het slachtoffer. De feiten vonden plaats op 22 januari 2017, toen de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer op de openbare weg aanvielen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte substantieel had bijgedragen aan het geweld, wat leidde tot de bewezenverklaring van meerdere feiten, waaronder openlijk geweld en het voorhanden hebben van wapens en drugs. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de samenleving en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezinssituatie en werk.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770042-17 (P)
Datum vonnis: 7 mei 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 april 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. van Dijck en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M. van der Steeg, advocaat te Schalkhaar, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:openlijk geweld jegens een persoon;
feit 2:vernieling van een autoruit;
feit 3: het voorhanden hebben van meerdere wapens en munitie;
feit 4:het voorhanden hebben van twee wapens;
feit 5:het aanwezig hebben van 152,58 gram hennep.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2017 te Deventer, althans in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Dapperstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- richten en/of tonen en/of voorhouden van een alarmpistool, althans een op een alarmpistool gelijkend voorwerp, in de richting van die [slachtoffer] en/of
- zich opdringen aan die [slachtoffer] en/of
- vastpakken en/of vast grijpen hij de kleding van die [slachtoffer] en/of
- slaan en/of schoppen en/of trappen op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2017 te Deventer, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit/raam van een (personen)auto (merk BMW, type 2l8D met kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 22 januari 2017 te Deventer een of meer wapens van categorie III, te weten
- een (zwarte) (gas)revolver (merk/type Reck Gr 30, kaliber 9 mm) en/of
- een (zwarte) patroonhouder/magazijn (bestemd voor kaliber 9 mm knalpatronen)
- een (zwart) (gas)pistool (merk/type ME 8 Liberty, kaliber .315), met bijbehorende schietbeker en/of
- een (zwart) alarmpistool (merk/type ME 315 mini, kaliber .315) en/of
- een schietbeker behorende bij een gaspistool en/of
- een (zwart) (gas)pistool (merk/type Valtro Mini 35, kaliber .35) en/of
- een (zwart) (gas)pistool (merk/type BEM ME 315 Auto,kaliber .315), en/of

munitie van categorie III, te weten

- een tweetal (knal)patronen (merk/type Wadie, kaliber 8 mm) en/of
- een hoeveelheid (27 stuks) (kogel)patronen (merk/type Magtech, kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 22 januari 2017 te Deventer (een) wapen(s) van categorie 1
onder 7°, te weten
- een (zilverkleurige) LEP-revolver (merk/type ME 38 Magnum, kaliber 4.5 mm)

en/of

- een (Zwarte) LEP-revolver (merk/type ME Bull Barrel, kaliber 5.5. mm),

zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft Zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;

5.
hij op of omstreeks 22 januari 2017 te Deventer, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 152,58 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding [1]
Op zondag 22 januari 2017 omstreeks 00:45 uur kwamen er bij de politie meerdere meldingen binnen dat er in de Dapperstraat in Deventer werd gevochten door een aantal mannen en dat na de ruzie een auto van het merk Audi met het kenteken [kenteken 2] was weggereden. [2]
Ter plaatse trof de politie aangever [slachtoffer] aan met een bebloed gezicht en zagen zij dat de autoruit aan de passagierszijde van de auto van aangever was vernield. Aangever verklaarde dat hij door drie mannen in elkaar was geslagen, dat hij door een dikke man met een zilverkleurig vuurwapen was bedreigd en dat zijn telefoon was weggenomen. Eén van de mannen zou volgens aangever aan [adres] in Deventer wonen. [3]
De Audi met het kenteken [kenteken 2] bleek ten naam gesteld van verdachte, wonende aan [adres] in Deventer. De politie trof deze auto, waarvan de motorkap nog warm aanvoelde, kort na het incident aan in de nabijheid van [adres] in Deventer. Bij de woning werden vervolgens verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden. [4]
In de woonkamer van de woning aan [adres] in Deventer werd in een big shopper 152,58 gram hennep aangetroffen [5] en daarnaast bevonden zich op de zolder meerdere (vuur)wapens en munitie. [6]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde verzocht kritisch te kijken naar de vraag of er sprake is van een wezenlijke bijdrage aan het geweld door verdachte en verzocht kritisch te kijken naar de getuigenverklaringen nu de getuigen op afstand stonden, het donker was en er drie personen bij de ruzie betrokken waren die rode kledingstukken droegen. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
In het dossier bevindt zich een aangifte van [slachtoffer] . Hij verklaarde dat hij op 22 januari 2017 met zijn vriend [naam] in een auto van het merk BMW met het kenteken [kenteken 1] rond reed. Ter hoogte van de Dapperstraat in Deventer zag hij een Audi staan waarin drie mannen zaten. Aangever stopte bij de auto en zag dat het raam open ging. Hij hoorde dat de bestuurder tegen hem zei: ‘geld, geld’ en hij zag dat de man een vuurwapen op hem richtte. Aangever schrok en reed weg in de richting van de Kosterstraat. In de Kosterstraat stapte hij uit zijn auto en liep hij richting de Audi. Hij zag dat alle drie de personen uit de auto kwamen. De bijrijder pakte hem bij zijn capuchon vast waardoor hij niet meer weg kon. Als eerste kreeg hij een trap in zijn ribben van de passagier van de Audi
.Vervolgens sloegen en schopten alle drie de inzittenden van de Audi hem. Hij voelde pijn aan zijn hoofd en ribben en uiteindelijk belandde hij op de grond. Zijn hoofd werd naar beneden geduwd. Terwijl hij op de grond lag, zag hij dat de passagier, de bijrijder en de bestuurder van de Audi naar zijn auto liepen. De bestuurder sloeg de ruit van zijn auto in en hij zag dat de passagier een telefoon uit zijn auto pakte. [7]
Uit de letstelverklaring volgt dat aangever een bloeduitstorting had bij het rechteroog en schaafwonden in de hals en op beide oren. Daarnaast werd geconstateerd dat hij schaafwonden op zijn rug en in de flank had en een bloeduitstorting op zijn linkerknie. De door aangever opgelopen verwondingen passen bij de door hem aangegeven toedracht, aldus de forensisch arts. [8]
[naam] , de inzittende van de auto die aangever bestuurde, verklaarde dat er drie mannen uit de Audi stapten. Ineens zag hij dat aangever en de passagier van de Audi aan het vechten waren. De bestuurder, een dikkere man, richtte een pistool op aangever. De man had het pistool met beiden handen vast en strekte zijn armen. Daarna zag en hoorde hij dat de bestuurder het raam van de auto van aangever insloeg met het pistool. [9]
Getuige [getuige 1] hoorde op 22 januari 2017 rond 01.00 uur verschillende mannen schreeuwen. Buiten op de Dapperstraat zag zij een donkerkleurige stationwagen en een kleinere auto staan. Twee personen kwamen uit de Sloetstraat en liepen in de richting van de kleinere auto. De mannen omschreef zijn als volgt. Man 1 was ongeveer 35 jaar oud, droeg een zwart petje met een wit teken en zwarte kleding. Man 2 was ongeveer 35 jaar oud, droeg beige mannenlaarzen en zwarte kleding. Man 3 was ongeveer 40/45 jaar oud, had een dik postuur met uitstekende buik, een ruw uiterlijk en droeg een zwarte jas en spijkerbroek. Man 4 was ongeveer 30 jaar oud, droeg een zwarte broek met lichtere streep op de bovenbeen en rood trainingsjasje. Getuige [getuige 1] zag dat man 3 en 4 bij de kleinere auto stonden en dat de mannen 1 en 2 in de richting liepen van man 3 en 4. Man 3 was volgens deze getuige de aanstichter van alles. Man 3 trok man 4 met geweld naar de grond. Vervolgens zag zij dat de mannen 1, 2 en 3 man 4 schopten en sloegen. Dit ging minimaal twee minuten door. Op een gegeven moment hoorde zij iemand zeggen: ‘hij heeft een pistool’. Het pistool heeft zij niet gezien, wel zag zij dat man 3 deed alsof hij een pistool vast had. [10]
Getuige [getuige 2] zag op 22 januari 2017 dat er op de kruising van de Dapperstraat en de Kosterstraat vier mannen aan het rennen waren. Persoon 1 was een man met een dik postuur, een kaal hoofd, ongeveer 1.80 meter lang en hij droeg een rood t-shirt en een donkere broek en schoenen. Persoon 2 en 3 waren mannen met een normaal postuur, rond de 30 jaar oud, tussen de 1.85 meter en 1.90 meter lang en zij droegen donkere kleding. Persoon 4, het slachtoffer, was een man met donker haar, ongeveer 30 jaar oud en 1.85 meter lang.
Hij zag dat persoon 1 ineens zijn armen recht voor zich uitstrekte in de richting van persoon 4. Het leek erop alsof persoon 1 een wapen richtte op persoon 4. Persoon 1 pakte vervolgens, persoon 4 vast en gooide hem op de grond. De personen 2 en 3 renden hierop in de richting van persoon 4. [getuige 2] zag dat persoon 4 op de grond lag en dat de andere drie personen, persoon 4 begonnen te slaan en te schoppen. Persoon 4 kreeg meerdere trappen en klappen van de andere drie personen. Hoe vaak de personen 1, 2 en 3 getrapt of geschopt hebben, wist de getuige maar hij verklaarde wel dat alle drie de personen een even groot aandeel hadden. [11]
Tevens bevindt zich in het dossier een getuigenverklaring van [getuige 3] . Hij zag op 22 januari 2017 omstreeks 00:45 uur een dikke man met een rood shirt bij de snackbar aan de Dapperstraat in Deventer staan. Hij zag dat de man met rode shirt op het slachtoffer af liep en hij deed alsof hij een vuurwapen had. Deze dikke man met het rode shirt begon het slachtoffer te slaan en pakte het slachtoffer vast bij zijn arm. Een andere man sloeg een autoruit in en pakte het slachtoffer later ook vast. Beide mannen sloegen en schopten het slachtoffer. Daarna zag [getuige 3] nog een man aan komen rennen. Hij had donker haar en donkere kleding aan. De dikke man bracht het slachtoffer vervolgens naar de grond. Alle drie de mannen schopten het slachtoffer. Het slaan en schoppen duurde wel enkele minuten. [12]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een alarmpistool had meegenomen in zijn auto. Toen hij met aangever geconfronteerd werd, heeft hij dit pistool aan hem getoond. [13]
Nadere bewijsoverwegingen
Uit de aangifte van [slachtoffer] , ondersteund door de (onafhankelijke) getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] , alsmede uit de verklaring van [naam] volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte de bestuurder is geweest van de Audi en dat hij degene is geweest die door de getuigen wordt omschreven als de forse man met het rode shirt aan. Op basis van deze verklaringen kan geconcludeerd worden dat verdachte een pistool op aangever heeft gericht, zich aan hem heeft opgedrongen, aangever bij de kleding heeft gepakt en aangever samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft geslagen, getrapt en geschopt tegen het gezicht, hoofd en het lichaam. Verdachte heeft daarmee substantieel bijgedragen aan de geweldshandelingen richting aangever.
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de genoemde (getuigen)verklaringen voor wat betreft het op aangever toegepaste geweld en de rol van verdachte hierin. De omstandigheid dat de verklaringen op onderdelen niet geheel eensluidend zijn doet geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaringen, gelet op het chaotische karakter van een dergelijk incident. Het vormt ook geen aanwijzing dat de getuigen zaken niet (goed) hebben kunnen waarnemen. Dat de door aangever genoemde geweldshandelingen zijn gepleegd en dat verdachte daaraan een actieve bijdrage heeft geleverd, valt naar het oordeel van de rechtbank overtuigend uit de verschillende verklaringen op te maken.
Het onder 1 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Feiten 2 tot en met 5
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 tot en met 5 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feit 2:
- het proces-verbaal van aangifte van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 22 januari 2017, met bijlagen [14]
- het proces-verbaal van verhoor verdachte van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , inhoudende de bekennende verklaring van verdachte. [15]
Feit 3:
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] d.d. 30 januari 2017 [16]
- het proces-verbaal onderzoek wapen van verbalisant [verbalisant 6] d.d. 13 februari 2017, met bijlagen [17]
- het proces-verbaal van verhoor verdachte van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , inhoudende de bekennende verklaring van verdachte. [18]
Feit 4:
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] d.d. 30 januari 2017 [19]
- het proces-verbaal onderzoek wapen van verbalisant [verbalisant 6] d.d. 13 februari 2017, met bijlagen [20]
- het proces-verbaal van verhoor verdachte van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , inhoudende de bekennende verklaring van verdachte. [21]
Feit 5:
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 22 februari 2017 [22]
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] d.d. 22 februari 2017 [23]
- het proces-verbaal van verhoor verdachte van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , inhoudende de bekennende verklaring van verdachte. [24]
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 22 januari 2017 te Deventer, met anderen, op of aan de openbare weg, Dapperstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- richten van een alarmpistool in de richting van die [slachtoffer] en
- zich opdringen aan die [slachtoffer] en
- vastpakken of vast grijpen hij de kleding van die [slachtoffer] en
- slaan en schoppen of trappen op/tegen het gezicht en hoofd en lichaam van die [slachtoffer] ;
2.
hij op 22 januari 2017 te Deventer, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit/raam van een (personen)auto (merk BMW, type 2l8D met kenteken [kenteken 1] ), toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijf] , heeft vernield;
3.
hij op 22 januari 2017 te Deventer wapens van categorie III, te weten
- een (zwarte) (gas)revolver (merk/type Reck Gr 30, kaliber 9 mm) en
- een (zwarte) patroonhouder/magazijn (bestemd voor kaliber 9 mm knalpatronen)
- een (zwart) (gas)pistool (merk/type ME 8 Liberty, kaliber .315), met bijbehorende schietbeker en
- een (zwart) alarmpistool (merk/type ME 315 mini, kaliber .315) en
- een schietbeker behorende bij een gaspistool en
- een (zwart) (gas)pistool (merk/type Valtro Mini 35, kaliber .35) en
- een (zwart) (gas)pistool (merk/type BEM ME 315 Auto,kaliber .315), en
munitie van categorie III, te weten
- een tweetal (knal)patronen (merk/type Wadie, kaliber 8 mm) en
- een hoeveelheid (27 stuks) (kogel)patronen (merk/type Magtech, kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 22 januari 2017 te Deventer wapens van categorie 1 onder 7°, te weten
- een (zilverkleurige) LEP-revolver (merk/type ME 38 Magnum, kaliber 4.5 mm)
en
- een (Zwarte) LEP-revolver (merk/type ME Bull Barrel, kaliber 5.5. mm),
zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonden met vuurwapens of met voor ontploffing bestemde voorwerpen voorhanden heeft gehad;
5.
hij op 22 januari 2017 te Deventer, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 152,58 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 141 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), de artikelen 13, 26, 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 4:
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 5:
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij de oplegging van de straf rekening te houden met het gegeven dat deze strafzaak ervoor heeft gezorgd dat de kinderen van verdachte uithuisgeplaatst zijn geweest, verdachte bij de politie direct openheid van zaken heeft gegeven, hij bereid is om de schade te vergoeden en verdachte een fulltime baan heeft en minderjarige kinderen. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met artikel 63, het tijdsverloop in deze strafzaak en het gegeven dat er sprake is geweest van voorarrest.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Samen met zijn mededaders heeft verdachte de confrontatie gezocht met het slachtoffer, waarbij hij ook een wapen heeft gebruikt. Verdachte heeft daarbij een grote bijdrage geleverd aan het geweld door een wapen op aangever te richten en hem te slaan en te schoppen. Daarnaast heeft hij een ruit van de auto waarin het slachtoffer reed vernield.
De rechtbank weegt mee dat het geweld zich op de openbare weg heeft afgespeeld. Diverse omwonenden zijn getuige geweest van dit geweld. Voorts is het feit gepleegd in de nachtelijke uren. Dergelijke geweldplegingen dragen bij aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving en bezorgen directe getuigen gevoelens van angst. Uit de verklaringen van de omwonenden blijkt dat daarvan in dit geval ook daadwerkelijk sprake is geweest.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van diverse (vuur)wapens en munitie. Het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke wapens met munitie brengt een onaanvaardbaar risico met zich mee voor de veiligheid van personen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de wapens en munitie zich bevonden in de woning van verdachte waar ook zijn minderjarige kinderen wonen.
Verdachte had in de woning ook een hoeveelheid hennep voorhanden, en er zijn goederen aangetroffen die bestemd waren voor de bewerking van en de handel in (die) softdrugs. Verdovende middelen zijn schadelijk voor de volksgezondheid, nu zij verslavend werken en bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke en psychische gevolgen kan veroorzaken. Dat verdachte heeft verklaard geen geld te krijgen voor het uitdelen van de hennep aan vrienden en bekenden, wat daar verder ook van zij, doet aan die schadelijke gevolgen niet af.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op het strafblad van de verdachte d.d. 4 maart 2019. Op dit strafblad staan veroordelingen voor soortgelijke feiten vermeld, maar ook een veroordeling door de politierechter Overijssel op 6 juli 2017 waarbij verdachte is veroordeeld tot 1 dag gevangenisstraf en 40 uur werkstraf subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Nu de onderhavige feiten zijn gepleegd vóórdat genoemde veroordeling is uitgesproken, zal de rechtbank toepassing geven aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Wat betreft de persoon van de verdachte, houdt de rechtbank rekening met een verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 29 maart 2019. Hieruit komt naar voren dat verdachte is getrouwd en dat hij samenwoont met zijn vrouw en vier kinderen. Verdachte heeft een vast dienstverband waar hij fulltime werkzaam is. Er zijn echter schulden waar momenteel regelingen voor lopen. Er zijn geen problemen op het gebied van middelengebruik of huisvesting. Ook zijn er geen problemen ten aanzien van zijn psychische gesteldheid. Tot enkele maanden geleden was er een hulpverleningsnetwerk rondom verdachte en zijn gezin. Naar aanleiding van onderhavige verdenking zijn de kinderen tijdelijk uit huis geplaatst en hebben zij uiteindelijk één jaar onder toezicht gestaan van jeugdzorg. Het justitiecontact heeft een grote invloed gehad op het gezin. Geadviseerd wordt om een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, gelet op de beperkte financiële ruimte is een geldboete contra geïndiceerd, er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf.
Voor de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor openlijke geweldpleging tegen personen, met enig lichamelijk letsel, is volgens deze oriëntatiepunten een werkstraf van 150 uren op zijn plaats en voor het voorhanden hebben van (vuur)wapens met munitie en een hoeveelheid hennep met een gewicht van tussen de 100 en 300 gram staan geldboetes. Voor vernieling zijn geen oriëntatiepunten opgesteld.
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met het aanzienlijke tijdsverloop tussen het plegen van de feiten en de berechting en de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat, alles overziende, een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 200 uur subsidiair 100 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.321,49 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 800,24 voor de vervanging van een mobiele telefoon;
- € 392,25 aan kosten voor het vervangen van een autoruit;
- € 129,00 aan kledingkosten.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig (hoofdelijk) toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren met betrekking tot de kosten voor de vervanging van de mobiele telefoon en de kledingkosten nu deze schade niet rechtsreeks volgt uit de ten laste legde feiten respectievelijk niet onderbouwd is met aankoopbonnen. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 392,25, bestaande uit de kosten voor het vervangen van de autoruit, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening en met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit alleen heeft gepleegd, zodat van hoofdelijke aansprakelijkheid geen sprake kan zijn.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is niet komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij met betrekking tot de kosten voor de vervanging van de mobiele telefoon.
De opgevoerde schade met betrekking tot de kledingkosten is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten zijn toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen
gepleegd;
feit 4het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 5het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de
Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 392,25 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2017;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 392,25,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 7 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H.M. Braam, voorzitter, mr. D.E. Schaap en mr. C.H. Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2019.
Mr. drs. H.M. Braam en mr. C.H. Dijkstra waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017106693, genummerd van 1 tot en met 496. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 182 tot en met 189
3.Pagina 190 en 191
4.Pagina 197
5.Pagina 197 (onderaan)
6.Pagina 215 en 216
7.Pagina 141 en 142
8.Pagina 170 tot en met 178
9.Pagina 267 tot en met 296
10.Pagina 250 en 251
11.Pagina 256 tot en met 258
12.Pagina 259 en 260
13.Pagina 53
14.Pagina 141 tot en met 146
15.Pagina 50
16.Pagina 215 tot en met 230
17.Pagina 409 tot en met 444
18.Pagina 53 tot en met 55
19.Pagina 215 tot en met 230
20.Pagina 409 tot en met 444
21.Pagina 54
22.Pagina 197
23.Pagina 446 en 447
24.Pagina 56