4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 in de eerste plaats en onder 2 in de tweede plaats is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe:
-met betrekking tot het onder 1 in de eerste plaats ten laste gelegde, dat de gedragingen achter de gedachtestreepjes hebben geresulteerd in een afgifte van het geld door [slachtoffer] aan verdachte en diens mededader en dat aldus sprake was van afpersing.
-met betrekking tot het onder 2 in de tweede plaats ten laste gelegde, dat het hier het dragen van een voorwerp van categorie IV van de Vuurwapenwet betreft, welk dragen alleen een strafbaar feit oplevert indien dit op de openbare weg plaatsvindt en niet, zoals in het onderhavige geval, dit voorwerp wordt gedragen in een besloten ruimte.
De rechtbank stelt, gelet op de inhoud van het dossier en op de behandeling ter terechtzitting
het volgende vast.
Door verdachte is verklaard dat hij en [medeverdachte] zich op 24 april 2018, samen met twee anderen, waaronder [slachtoffer] hebben begeven naar een naast de parkeerplaats aan de Stationsstraat te Almelo gelegen grasveld en dat daar is gesproken over het betalen van geld door [slachtoffer] aan verdachte, waarop [slachtoffer] een geldbedrag aan verdachte heeft overhandigd.
Door aangever [slachtoffer] is, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Nadat [verdachte] mij op 24 april 2018 had gebeld en [verdachte] een whattsapp bericht had gestuurd naar mijn vriend [getuige] , wilde hij met ons afspreken bij de parkeergarage naast het station. Omstreeks 14.00 uur zag ik dat [getuige] , [verdachte] en een voor mij onbekende jongen voor het station op mij stonden te wachten. Nadat ik naar hen was toegelopen zijn we met ons vieren naar de parkeergarage gelopen. Daar ben ik op een bankje gaan zitten en toen ik probeerde te gaan staan voelde ik dat [verdachte] mij terug drukte en zei dat ik niet mocht wegrennen. Ik wilde opnieuw opstaan toen de onbekende jongen zich ermee ging bemoeien. Ik zag dat die jongen zijn jas omhoog trok en daarbij zei: “beter blijf je zitten”. Ik zag dat de jongen achter zijn broeksband een vuurwapen had. Ik schrok hier erg van. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei dat ik mijn geld moest afstaan. Ik had 450 euro bij mij. [verdachte] zei mij dat dit mijn straf was omdat ik hem genaaid had. Ik hoorde dat de andere jongen zei dat dit klopte. Ik heb vervolgens het geld uit mijn broekzak gepakt, waarop [verdachte] het geld uit mijn handen greep. Hij zei dat, mocht ik met de politie gaan praten, zij bij mij door de ramen zouden komen. De onbekende jongen zei dat hij dan bij mijn moeder zou inbreken. Ze zeiden mij dat zij mij wisten te wonen. Ik was erg bang dat, als ik het geld niet zou geven, hij mij in elkaar zou slaan of mij zou neerschieten. Ik zag dus geen andere uitweg dan het geld aan hen af te geven.
Door de getuige [getuige] is, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Op 24 april omstreeks 13.00 uur wachtte ik op mijn vriend [slachtoffer] die bij de [bedrijf] werkt. Om 13.05 belde [verdachte] mij op en vroeg of hij [slachtoffer] en mij kon spreken. [verdachte] kwam kort hierna met een andere jongen naar de [bedrijf] . Daar hebben we op [slachtoffer] gewacht. Toen [slachtoffer] klaar was moesten wij achter hen meelopen naar de autogarage bij het station. Ik zag dat [slachtoffer] daar op het bankje ging zitten. Ik hoorde dat [verdachte] tegen [slachtoffer] zei dat hij moest boeten voor het feit dat [verdachte] , in verband met de diefstal van een scooter, drie dagen had vastgezeten. [verdachte] zei tegen [slachtoffer] : “lever je geld maar in”. Ik zag dat de andere jongen een vuurwapen liet zien dat hij aan de voorzijde achter zijn broeksband had. Ik zag dat [slachtoffer] op stond en het geld pakte. Hij had dit geld in een stapel. Ik zag dat [verdachte] het geld uit zijn handen pakte en met de andere jongen wegliep. Ik ben toen weggelopen richting het station. Toen ik onder het station doorliep en de tunnel uit kwam, kwam de jongen die eerder het vuurwapen toonde naar mij toe en zei dat hij het vuurwapen al weg had gelegd. Vooraf had ik die ochtend ook al whattsapp contact gehad met [verdachte] . Hij vertelde toen dat ze ons wilden spreken en dat ik en [slachtoffer] naar de andere kant van het station moesten komen. Volgens mij had [slachtoffer] meer dan 400 euro bij zich.
Uit onderzoek van de telefoon die in gebruik was bij verdachte is gebleken dat met deze telefoon naar de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] op 24 april 2018 omstreeks 12.13 uur is geappt de tekst: “We gaan [slachtoffer] pakke” en “Ik fix dat ze komen na de tunnel”.
De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [slachtoffer] zoals hierna bewezen verklaard.
Een proces-verbaal voortgang onderzoek van 7 mei 2018, houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
In het geheugen van een bij [verdachte] inbeslaggenomen GSM werden meerdere video-opnames en foto’s aangetroffen. Op een video-opname van 10 april is [medeverdachte] te zien. Hij zit op de bank. Naast hem liggen twee pistolen. Hij geeft een Uzi-machinepistol in zijn handen. Hij pakt op aangeven van de filmer enkele malen de pistolen vast en haalt vervolgens de slede van deze pistolen naar achteren. Ook bij de Uzi doet hij dit. Uit onderzoek is gebleken dat deze opname is gemaakt met de GSM van [verdachte] . [medeverdachte] is herkend door twee politieambtenaren. Aan de hand van het behang op de achtergrond en de bank kon worden vastgesteld dat de video-opname is gemaakt in de woning van [medeverdachte] . Op een andere video-opname van 10 april 2018 zijn twee personen te zien/horen. Zij komen deels in beeld met de twee pistolen en de Uzi. Een van de personen draagt een opvallende ring aan de rechterhand. Tijdens het verhoor van [verdachte] op 4 mei 2018 droeg hij een soortgelijke ring aan zijn rechterhand. Op een derde video-opname komen (bad)slippers in beeld die worden gedragen door de filmer. [verdachte] droeg dergelijke slippers bij zijn aanhouding. Er werd ook een foto van een pistool aangetroffen, gemaakt op 19 april 2018 met de GSM van [verdachte] . De Gsm van [verdachte] maakte op dat moment gebruik van de wifihotspot van [medeverdachte] . [medeverdachte] verklaarde op 3 mei 2018 dat [verdachte] op een avond bij hem was gekomen met 3-nepwapens. [medeverdachte] had hier met zijn GSM een film van gemaakt. [verdachte] had de wapens weer meegenomen toen hij wegging.
Door verdachte is, op daartoe door de verbalisanten gestelde vragen, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard. (V: vraag verbalisant; A: antwoord verdachte)
V: We hebben jouw telefoon onderzocht…. Hierop hebben we filmpjes aangetroffen met vuurwapens…….. We zien op de filmpjes dat het om een Walter P99 gaat...... De filmpjes zijn gemaakt op 10 april..……. Wat kun je hierover vertellen ?
A: Het is de telefoon van mijn zusje.
Door [medeverdachte] is, op daartoe door de verbalisanten gestelde vragen, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard. (V: vraag gesteld aan verdachte; A: antwoord verdachte; O: opmerking verbalisanten)
O: Aangever verklaart dat bij het gesprek met [verdachte] , een voor hem onbekende jongen een wapen toonde. We tonen je nu een aantal foto’s van een man met verschillende wapens. Wat kun je hierover zeggen ?
A: Ik heb ze onder handbereik gehad. Ik ben degene die op de foto staat met de wapens….. Ik herken de ruimte als mijn woonkamer.
V: Waarom waren deze drie wapens bij jou in de woning ?
A: Hij kwam naar mij toe met die wapens… Hij zei kijk eens. De kleinere wapens zijn van die wapens die je in Duitsland kunt kopen….. [verdachte] zei: “kijk wat ik heb”.
Door [medeverdachte] is in raadkamer, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard;
Ik wist dat [verdachte] bij de politie over [slachtoffer] wilde verklaren. Op 24 april 2018 had ik met [verdachte] afgesproken. Degene die op de foto’s staat met een wapen ben ik. [verdachte] had die wapens bij zich en heeft het filmpje gemaakt. Het ene was een balletjespistool en de twee andere waren alarmpistolen.
De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van twee pistolen zoals hierna bewezen verklaard.