ECLI:NL:RBOVE:2019:1446

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
08/014442-18, (P) 08/085935-18 en 08/132801-18
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tbs-maatregel opgelegd aan vrouw wegens brandstichtingen en mishandeling in forensische psychiatrische klinieken

Op 25 april 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 53-jarige vrouw uit Franeker. De vrouw is schuldig bevonden aan meerdere brandstichtingen in forensische psychiatrische klinieken, mishandeling en bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 september 2018, 3 januari 2019 en 11 april 2019 de feiten vastgesteld. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk in brand steken van haar kamer in de forensische psychiatrische kliniek 'De Riepel' en 'Transfore', waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten was. Daarnaast heeft zij een medewerkster van Transfore mishandeld en bedreigd met een waterkoker gevuld met heet water. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de Tbs-maatregel opgelegd met aanvullende voorwaarden, waarbij rekening is gehouden met de geestelijke gezondheid van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en dat er een hoog recidivegevaar bestaat. De benadeelde partij, Stichting Transfore, is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de vereiste bewijsstukken ontbraken. Het vonnis is openbaar uitgesproken door de rechters H.M. Braam, S. Taalman en D.L. Westendorp.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer hoofdzaak: 08/014442-18 (P)
Parketnummers ter terechtzitting gevoegde zaken: 08/085935-18 en 08/132801-18
Datum vonnis: 25 april 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 september 2018, 3 januari 2019 en 11 april 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C.J. Nettenbreijers en van wat door verdachte en haar raadsman mr. R.P. Snorn, advocaat in Heerenveen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten van parketnummer 08/014442-18 als feiten 1 en 2, het feit van parketnummer 08/085935-18 als feit 3 en de feiten van parketnummer 08/132801-18 als feiten 4 en 5.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feiten 1 en 2:brand heeft gesticht in haar kamer in de forensisch psychiatrische kliniek dan wel het interieur van die kamer heeft vernield;
feit 3:brand heeft gesticht in haar kamer in de forensisch psychiatrische kliniek;
feiten 4 en 5:[slachtoffer] heeft mishandeld en bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1. primair
zij op of omstreeks 11 februari 2017 te Franeker, gemeente Franekeradeel
opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer in Forensisch Psychiatrische
Afdeling "De Riepel" (gelegen aan Burg J Dijkstraweg 6),
immers heeft verdachte in haar kamer van die instelling opzettelijk een
(brandende) aansteker tegen een pak tissues gehouden, in elk geval
opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer brandbare
stof(fen),
ten gevolge waarvan brand is ontstaan in voornoemde kamer en/of een of
meer goederen en/of de inboedel geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor:
- die kamer en/of de inboedel van die kamer en/of de overige zich in die

kamer en/of op de afdeling bevindende goederen en/of

- de zich boven en/of naast voornoemde kamer gelegen kamer(s) en/of
- de zich in die kamer(s) bevindende goederen,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor de personen in omliggende kamers en/of personen op de
afdeling, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen in omliggende kamers en/of
personen op de afdeling, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen te duchten was;
1. subsidiair
zij op of omstreeks 11 februari 2017 te Franeker, gemeente Franekeradeel
opzettelijk en wederrechtelijk meerdere goederen behorende tot de
inboedel en/of het interieur van de kamer (waaronder een vuilnisbak), in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan
Forensisch Psychiatrische Afdeling "De Riepel" toebehoorde, heeft vernield,
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2 primair
zij op of omstreeks 23 juli 2017 te Balkbrug, gemeente Hardenberg
opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer in Forensisch Psychiatrische
Kliniek "Transfore" (gelegen aan de Ommerweg 67),
immers heeft verdachte in haar kamer van die instelling opzettelijk een
(brandende) aansteker tegen een matras gehouden, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met een of meer brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan brand is ontstaan in voornoemde kamer en/of een of
meer goederen en/of de inboedel geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor:
- die kamer en/of de inboedel van die kamer en/of de overige zich in die

kamer en/of op de afdeling bevindende goederen en/of

- de zich boven en/of naast voornoemde kamer gelegen kamer(s) en/of
- de zich in die kamer(s) bevindende goederen,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor de personen in omliggende kamers en/of personen op de
afdeling, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen in omliggende kamers en/of
personen op de afdeling, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen te duchten was;
2 subsidiair
zij op of omstreeks 23 juli 2017 te Balkbrug, gemeente Hardenberg
opzettelijk en wederrechtelijk meerdere goederen behorende tot de
inboedel en/of het interieur van de kamer (waaronder een matras) en/of de
vloerbedekking, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander,
te weten aan Stichting Transfore en/of FPC Veldzicht toebehoorde, heeft
vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3
zij op of omstreeks 4 februari 2018
te Balkbrug, althans in de gemeente Hardenberg
opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer in Forensisch Psychiatrische
Kliniek "Transfore" (gelegen aan de Ommerweg 67),
immers heeft verdachte in haar kamer van die instelling opzettelijk een
(brandende) aansteker tegen een matras en/of deken en/of kussen en/of
gordijnen gehouden, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking
gebracht met een of meer brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan brand is ontstaan in voornoemde kamer en/of een of
meer goederen en/of de inboedel geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor:
- die kamer en/of de inboedel van die kamer en/of de overige zich in die

kamer bevindende goederen en/of

- de zich boven en/of naast voornoemde kamer gelegen kamer(s) en/of de

zich in die kamer(s) bevindende goederen en/of

- op de afdeling bevindende goederen,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de
personen in omliggende kamers en/of personen op de afdeling, in elk geval
levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor de personen in omliggende kamers en/of personen op de
afdeling, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderen te duchten was;
4
zij op of omstreeks 21 maart 2018 te Balkbrug, gemeente Hardenberg
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) in het gezicht,
althans op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
5
zij op of omstreeks 21 maart 2018 te Balkbrug, gemeente Hardenberg
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een waterkoker aan te zetten en/of (vervolgens) (met) een met (zeer)
heet en/of kokend water gevulde waterkoker, althans met een soortgelijk
zwaar en/of heet voorwerp, op zeer korte afstand te staan van die [slachtoffer]
en/of voornoemde gevulde waterkoker (daarbij) op te heffen in de richting
van die [slachtoffer] , althans handelingen van gelijke bedreigende aard en/of
strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie vordert dat verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 3 partieel wordt vrijgesproken van het onderdeel ‘levensgevaar’. Volgens de officier van justitie moet het onder 5 ten laste gelegde feit worden gekwalificeerd als een bedreiging met zware mishandeling.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman maakt kenbaar zich ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 aan te sluiten bij het standpunt van de officier van justitie. De raadsman verzoekt de rechtbank uit te gaan van de lezing van zijn cliënte en haar vrij te spreken van het onder 4 en 5 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens haar geen (integrale) vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Feit 1 primair
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] van 20 februari 2017 (pagina’s 14-16);
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 23 februari 2017 (pagina’s 17-19);
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 23 februari 2017 (pagina’s 20-21);
  • het proces-verbaal verhoor van verdachte [verdachte] van 11 september 2017 (pagina’s 22-24).
Feit 2 primair
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] namens Stichting Transfore van 24 juli 2017 (pagina’s 5-6);
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 29 juli 2017 (pagina’s
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 11 september 2017 (pagina’s 10-13).
Feit 3
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] namens Ctp Veldzicht van 14 februari 2018 (pagina’s 4-6);
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] van 22 februari 2018 (pagina’s 7-9);
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] van 28 maart 2018 (pagina’s 10-12);
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 6 maart 2018 (pagina’s 17-20).
Anders dan bij het onder 2 primair ten laste gelegde, is de rechtbank van oordeel dat het dossier ten aanzien van de feiten 1 primair en 3 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat als gevolg van de door verdachte gestichte branden levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten is geweest. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van deze onder 1 primair en 3 ten laste gelegde onderdelen.
Feiten 4 en 5
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat zij [slachtoffer] heeft mishandeld en bedreigd. Daar staat tegenover dat [slachtoffer] , werkzaam als forensisch agoog binnen Transfore in Balkbrug, aangifte heeft gedaan van een incident dat op 21 maart 2018 op haar werk heeft plaatsgevonden. [2] Aangeefster verklaart over de aanleiding daarvan dat zij verdachte, die ondertussen water aan het koken was, wilde aanspreken op haar houding. Aangeefster zag vervolgens dat verdachte een stap in haar richting zette en op meerdere momenten de waterkoker wilde pakken. Aangeefster had de indruk dat verdachte de waterkoker over haar heen wilde gooien. Nadat een andere patiënt ingreep en de waterkoker wegzette, voelde aangeefster een klap in haar gezicht ter hoogte van haar linker jukbeen. Zij voelde direct na de klap een gloeiende pijn. Het incident is gezien door twee patiënten, namelijk [getuige 5] en [getuige 6] . Getuige [getuige 5] zag dat verdachte de waterkoker uit de houder pakte en voor zich had. [3] [getuige 5] verklaart dat hij de waterkoker uit haar handen pakte, omdat hij het idee had dat verdachte ermee wilde gooien. Meteen daarna zag [getuige 5] dat verdachte een stotende beweging maakte op de linkerwang van [slachtoffer] . Getuige [getuige 6] heeft waargenomen dat verdachte de waterkoker vast had en een achterwaartse beweging maakte met de waterkoker in haar hand. [4] [getuige 6] had de indruk dat verdachte de waterkoker wilde gooien naar [slachtoffer] en zag dat [getuige 5] de waterkoker van verdachte afpakte. De rechtbank acht op basis van bovenstaande verklaringen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 4 ten laste gelegde mishandeling en de onder 5 ten laste gelegde bedreiging met zware mishandeling.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1. primair
zij op 11 februari 2017 te Franeker, gemeente Franekeradeel, opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer in Forensisch Psychiatrische Afdeling "De Riepel" (gelegen aan Burg J Dijkstraweg 6), immers heeft verdachte in haar kamer van die instelling opzettelijk een
brandende aansteker tegen een pak tissues gehouden, ten gevolge waarvan brand is ontstaan in voornoemde kamer en de inboedel gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor:
- die kamer en de inboedel van die kamer en de overige zich in die kamer en op de afdeling bevindende goederen en
- de zich boven en naast voornoemde kamer gelegen kamers en
- de zich in die kamers bevindende goederen te duchten was;
2 primair
zij op 23 juli 2017 te Balkbrug, gemeente Hardenberg opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer in Forensisch Psychiatrische Kliniek "Transfore" (gelegen aan de Ommerweg 67),
immers heeft verdachte in haar kamer van die instelling opzettelijk een brandende aansteker tegen een matras gehouden, ten gevolge waarvan brand is ontstaan in voornoemde kamer en de inboedel gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor:
- die kamer en de inboedel van die kamer en de overige zich in die kamer en op de afdeling bevindende goederen en
- de zich boven en naast voornoemde kamer gelegen kamers en
- de zich in die kamers bevindende goederen en
levensgevaar voor de personen in omliggende kamers en/of personen op de afdeling, te duchten was;
3
zij op 4 februari 2018 te Balkbrug, althans in de gemeente Hardenberg opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer in Forensisch Psychiatrische Kliniek "Transfore" (gelegen aan de Ommerweg 67) ,immers heeft verdachte in haar kamer van die instelling opzettelijk een
brandende aansteker tegen een matras, deken, kussen en gordijnen gehouden, ten gevolge waarvan brand is ontstaan in voornoemde kamer en goederen en de inboedel gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor:
- die kamer en de inboedel van die kamer en de overige zich in die kamer bevindende goederen en
- de zich boven en naast voornoemde kamer gelegen kamers en de zich in die kamers bevindende goederen en
- op de afdeling bevindende goederen te duchten was;
4
zij op 21 maart 2018 te Balkbrug, gemeente Hardenberg [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) in het gezicht te slaan;
5
zij op 21 maart 2018 te Balkbrug, gemeente Hardenberg [slachtoffer] heeft bedreigd
met zware mishandeling, door een waterkoker aan te zetten en vervolgens een met (zeer)
heet of kokend water gevulde waterkoker, op zeer korte afstand te staan van die [slachtoffer]
en voornoemde gevulde waterkoker (daarbij) op te heffen in de richting van die [slachtoffer] , althans handelingen van gelijke bedreigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 157, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 primair en 3
telkens het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 2 primair
het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
feit 4
het misdrijf:
mishandeling;
feit 5
het misdrijf:
bedreiging met zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport en de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank alleen over te gaan tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport. De raadsman bepleit aan de hand van de wetsgeschiedenis dat oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel in deze zaak niet passend is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal brandstichtingen in haar kamer in de forensische psychiatrische kliniek. Bij de brandstichting die in juli 2017 plaatsvond, heeft verdachte andere bewoners van de afdeling in gevaar gebracht. Zij moesten vanwege de brandstichting vroeg in de morgen worden geëvacueerd. Ook de andere brandstichtingen hebben indruk gemaakt op de andere bewoners. Een getuige verklaart dat bij de brandstichting in februari 2018 grote paniek heerste bij medepatiënten die de brand roken, maar gezien de nachtsituatie op hun kamer moesten blijven. Het is een gelukkige en niet aan verdachte te danken omstandigheid dat ernstigere gevolgen zijn voorkomen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een mishandeling en een bedreiging van een medewerkster van Transfore. Deze medewerkster heeft verklaard erg geschrokken te zijn van het incident. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat zij met het plegen van de feiten geen rekening heeft gehouden met de gevoelens en het welzijn van anderen.
De rechtbank heeft gekeken naar de justitiële documentatie van verdachte van 10 april 2019. Hieruit blijkt dat verdachte op 30 september 2016, wegens het plegen van een brandstichting voor de duur van een jaar is geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank heeft gelet op de inhoud van het psychiatrisch onderzoek van 2 december 2018, opgemaakt door J.C. Laheij, en van het psychologisch onderzoek van 5 december 2018, opgemaakt door N. van der Weegen. Beide rapporteurs schrijven dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in die zin dat sprake is van een schizo affectieve stoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. De psychiater maakt tevens melding dat verdachte kampt, zij het matig en in remissie in een gereguleerde setting, met een stoornis in het alcoholgebruik. De gedragsdeskundigen zijn het erover eens dat dit ook zo was ten tijde van het ten laste gelegde en dat de stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloedden. Dit zou volgens de psychiater en psycholoog moeten leiden tot het oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is ten aanzien van de haar ten laste gelegde feiten. Verder schatten beide rapporteurs in dat de kans op herhaling groot is. Dat heeft er onder meer mee te maken dat bij verdachte weinig beschermende factoren aanwezig zijn. Om het recidivegevaar te kunnen beperken, adviseren beide gedragsdeskundigen aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Zij achten het beiden van belang dat verdachte een langdurige intensieve klinische behandeling ondergaat. Daarnaast adviseren zij een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel op te leggen.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsrapport van 25 februari 2019. De reclassering sluit zich aan bij de adviezen van de psycholoog en psychiater, in die zin dat zij een langdurige intensieve klinische behandeling nodig vindt. De reclassering vindt oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden passend. Binnen deze maatregel zal verdachte een klinische behandeling moeten ondergaan. De reclassering schrijft dat verdachte steeds perspectief moet worden geboden in de behandeling en dat er, afhankelijk van haar inzet, een voorzichtige opbouw moet plaatsvinden naar (begeleide) resocialisatie in de maatschappij. Gelet daarop adviseert de reclassering tevens de oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel.
De rechtbank overweegt dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd onder invloed van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Zij concludeert op basis van de rapportages die zijn uitgebracht, dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Gezien de ernst van de stoornis en het hoge recidivegevaar als verdachte onbehandeld in de maatschappij terugkeert, vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte een intensieve klinische behandeling ondergaat. De rechtbank vindt, gelet op bovenstaande, dat de maatregel van terbeschikkingstelling hiervoor een passend kader biedt. Er wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan oplegging daarvan. De door verdachte gepleegde brandstichtingen en de bedreiging met zware mishandeling zijn feiten als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 1, Sr. Dat geldt niet voor de bewezenverklaarde mishandeling, vandaar dat de rechtbank ten aanzien van dat feit aan verdachte geen straf of maatregel zal opleggen. Daarnaast eist de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling. De rechtbank overweegt dat de reclassering een aantal voorwaarden heeft geformuleerd. Ter terechtzitting heeft verdachte kenbaar gemaakt zich aan die voorwaarden te willen houden. De rechtbank zal deze voorwaarden, die zien op het gedrag van verdachte, aan de maatregel van terbeschikkingstelling verbinden.
De rechtbank overweegt, in het licht van de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, dat met een maatregel van terbeschikkingstelling kan worden volstaan en dat oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel disproportioneel is. Zij zal dan ook niet overgaan tot oplegging daarvan.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Stichting Transfore heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.087,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade heeft betrekking op de goederen die zijn beschadigd als gevolg van de brandstichting.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat de vereiste machtiging ontbreekt en de vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij Stichting Transfore een niet-natuurlijk persoon is. In het schadevergoedingsformulier is vermeld dat in die situatie een uittreksel van de Kamer van Koophandel moet worden meegestuurd en een volmacht van de directie of de bestuurder, waaruit blijkt dat de indiener van de vordering de organisatie of het bedrijf mag vertegenwoordigen. Omdat deze vereiste bewijsstukken niet zijn aangeleverd en van de zijde van verdachte de vertegenwoordiging door de indiener namens de benadeelde partij wordt betwist, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 38, 38a en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 primair en 3telkens:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 2 primair:opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
feit 4:
mishandeling;
feit 5:
bedreiging met zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde;
straf/maatregel
feit 4:
- verklaart verdachte schuldig zonder oplegging van een straf of maatregel;
feiten 1 primair, 2 primair, 3 en 5:
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij als
voorwaarden:

algemene voorwaarde:

- verdachte verleent ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of het ter inzage aanbieden van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht;

voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte:

  • verdachte meldt zich op eerste afspraak bij de reclassering en houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door de reclassering;
  • verdachte laat zich opnemen in FPA Franeker, of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die belast is met de plaatsing, en houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die worden gegeven in het kader van de behandeling. Het innemen van de door de behandelend arts voorgeschreven geneesmiddelen dan wel gedogen dat deze door de behandelend arts aan haar worden toegediend, kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • verdachte zal niet van verblijfplaats veranderen dan na overleg met haar behandelaren en de reclassering;
  • verdachte geeft de reclassering toestemming om met haar behandelaren contact te hebben over de voortgang van haar behandeling;
  • verdachte werkt mee aan een indicatiestelling en plaatsing, als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar opstelt;
  • verdachte gebruikt geen alcohol en werkt mee aan controle op dit alcoholverbod. De reclassering bepaalt in overleg met de officier van justitie door wie, hoe vaak, wanneer en met welke controlemiddelen de feitelijke controle plaatsvindt, waarbij de controles geen stelselmatige inbreuk mogen maken op de persoonlijke levenssfeer van verdachte. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek, bloedonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
  • verdachte werkt mee aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. Verdachte geeft inzicht in haar financiën als daar om wordt verzocht en accepteert hiervoor begeleiding van de reclassering;
  • verdachte geeft inzage in haar sociale contacten en is open en eerlijk over het contract met haar twee kinderen;
  • verdachte werkt, in het geval van een door de reclassering en de behandelaren geïndiceerde crisissituatie, mee aan een time-out regeling van de behandelende instelling;
- draagt de reclassering op de ter beschikking gestelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
schadevergoeding
- bepaalt dat de
benadeelde partij Stichting Transfore(feit 2)
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H.M. Braam, voorzitter, mr. S. Taalman en
mr. D.L. Westendorp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017536771 (feiten 1 en 2), PL0600-2018068099 (feit 3) en PL0600-2018170296 (feiten 4 en 5). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 20 april 2018, pagina’s 4-6.
3.het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] van 1 mei 2018, pagina’s 7-8.
4.het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] van 1 mei 2018, pagina’s 9-10.