ECLI:NL:RBOVE:2019:1432

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
08/000013-96
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde met een jaar na beoordeling van de vordering door het Openbaar Ministerie

Op 25 april 2019 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1949, die verblijft bij FPC Pompestichting te Nijmegen. De terbeschikkingstelling was oorspronkelijk opgelegd na een arrest van het Gerechtshof te Arnhem op 27 februari 1997, waarbij de terbeschikkinggestelde was veroordeeld voor ernstige misdrijven, waaronder verkrachting en diefstal. De maatregel was laatstelijk verlengd op 26 januari 2017 en zou eindigen op 18 januari 2019, tenzij er een nieuwe vordering tot verlenging zou worden ingediend. De officier van justitie diende op 12 december 2018 een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling in voor een periode van twee jaar, welke vordering op 11 april 2019 werd behandeld. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende rapporten van deskundigen, waaronder psychologen en psychiaters, die de situatie van de terbeschikkinggestelde hebben beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de terbeschikkinggestelde nog steeds een hoog risico op recidive vertoont, vooral gezien zijn verleden van crimineel gedrag en de recente diefstal tijdens onbegeleid verlof. Ondanks de positieve ontwikkelingen in zijn behandeltraject, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen de verlenging van de maatregel eist. De rechtbank heeft besloten de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, zodat de voortgang van de behandeling en resocialisatie nauwlettend kan worden gevolgd. De rechtbank benadrukt dat de situatie van de terbeschikkinggestelde over een jaar opnieuw beoordeeld zal worden, om te bepalen of verdere verlenging noodzakelijk is.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/000013-96
Datum beslissing: 25 april 2019
Beslissing van de rechtbank Overijssel, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van de officier van justitie ten aanzien van de terbeschikkinggestelde:
[X] ,
geboren [1949] in [geboorteplaats] ,
verblijvende bij FPC Pompestichting te Nijmegen.

1.De aanleiding

Bij arrest van 27 februari 1997 van het Gerechtshof te Arnhem is de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd, na bewezenverklaring van de misdrijven:
  • verkrachting;
  • diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
  • poging tot verkrachting;
  • feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
De maatregel van terbeschikkingstelling is ingegaan op 2 augustus 1997. Deze is laatstelijk verlengd op 26 januari 2017 door de rechtbank Overijssel en eindigt, behoudens nadere voorziening, op 18 januari 2019.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het op grond van artikel 509o lid 3 Sv uitgebrachte verlengingsadvies van de kliniek, FPC Pompestichting, van 14 november 2018, opgemaakt en ondertekend door drs. H. Pétursdóttir, behandelcoördinator en E.P.M.T. Brouns, psychiater, directeur patiëntenzorg en plaatsvervangend hoofd van de inrichting;
- het in artikel 509o Sv bedoelde afschrift van de wettelijke aantekeningen over de periode van 1 april 2018 tot en met 23 september 2018 en de notulen van de zorgconferentie d.d. 3 oktober 2018;
- het door J.L.M. Dinjens, psychiater, uitgebrachte pro justitia rapport van 25 januari 2019;
- het door L.M.L. Thung, klinisch psycholoog, uitgebrachte pro justitia rapport van 25 januari 2019.

3.De procedure

De officier van justitie heeft op 12 december 2018 een vordering tot verlenging van de
terbeschikkingstelling met een periode van twee jaren ingediend.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 11 april 2019. De officier van justitie mr. J. Blanco en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman
mr. J.A.W. Knoester, advocaat in ‘s-Gravenhage, zijn op de vordering gehoord. Als deskundige is op de zitting gehoord, drs. H. Pétursdóttir, behandelcoördinator.
4. De standpunten van de officier van justitie en de raadsman met de terbeschikkinggestelde
De officier van justitie heeft de vordering gehandhaafd.
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de verlengingsvordering niet binnen de wettelijk gestelde termijn is ingediend en verbindt hieraan de conclusie dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat gelet op de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en de onzekerheid over de verlofmogelijkheden voor de terbeschikkinggestelde de komende tijd, de termijn van de maatregel met één jaar moet worden verlengd.

5.De beoordeling

Tijdigheid indiening van de vordering
De rechtbank stelt vast dat het dossier een gedateerd en ondertekend schrijven van het Ministerie van Veiligheid en Justitie bevat waarin is opgetekend dat de maatregel, behoudens nadere voorziening, eindigt op 18 januari 2019 en indien verlenging van de maatregel wordt gevorderd, dit dient te geschieden tussen 19 november 2018 en 19 december 2018. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de in dit schrijven opgenomen termijn, nu geen aanwijsbare reden is om anderszins te oordelen.
De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat de vordering op 12 december 2018 door de officier van justitie is ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering derhalve tijdig ingediend.
Het verlengingsadvies van de kliniek
Bij de terbeschikkinggestelde is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Gerelateerd aan deze persoonlijkheidsproblematiek is er sprake van crimineel gedrag en ernstige seksuele delicten. Er is sprake van een parafilie, waarbij exhibitionisme en voyeurisme een rol spelen en de terbeschikkinggestelde zich heeft gericht op kwetsbare, voornamelijk (hoog)bejaarde vrouwen. Daarnaast was er sprake van alcoholmisbruik in het verleden, thans in langdurige remissie. Het risico op terugval in crimineel gewelddadig gedrag bij beëindiging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt als hoog ingeschat. Het risico op onttrekking bij het praktiseren bij verloven wordt als laag ingeschat. In de huidige kliniek is de derde behandelpoging opgestart na een zeer lange en moeizame behandelgeschiedenis, die gekenmerkt wordt door gebrekkige samenwerking en vastlopende resocialisatietrajecten vanwege recidives en verdenkingen daarvan. Door de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Longstay Forensische Zorg (LAP) is in 2016 een longstay-aanvraag afgewezen. De onderliggende redenen hiervoor waren onder meer dat de terbeschikkinggestelde nog in het behandeltraject zat en niet alle behandelmogelijkheden, zoals behandeling en resocialisatie met medicamenteuze ondersteuning, waren ingezet. In de afgelopen jaren in de huidige kliniek heeft de terbeschikkinggestelde de geïndiceerde therapieën/trainingen goed gevolgd. Bij het opstellen van de delictketen en het terugvalpreventieplan geeft de terbeschikkinggestelde blijk van inzicht in factoren en situaties die voor hem risicoverhogend zijn en hierin is hij over de jaren heen ook consistent. Evident is dat na meerdere behandel- en resocialisatiepogingen en enkele recidives, resocialisatie bijna geheel afhangt van extern risicomanagement. De terbeschikkinggestelde is daarom vrijwillig gestart met libidoremmende medicatie. In de afgelopen periode heeft de terbeschikkinggestelde tijdens onbegeleid verlof een diefstal gepleegd. Als gevolg van dit incident is het verlof opgeschort en nadat hij door het openbaar ministerie als verdachte is aangemerkt, is zijn verlof van rechtswege vervallen. Inmiddels is de terbeschikkinggestelde begonnen met het opstellen van een terugvalanalyse samen met de psychotherapeute, waarna hij ervan uitgaat dat onderliggend krenking en boosheid een rol hebben gespeeld. Verder heeft er een zorgconferentie plaatsgevonden waar is stilgestaan bij de huidige situatie. Hieruit is naar voren gekomen dat het ingezette traject richting begeleid wonen vooralsnog kan worden voortgezet. De uitkomsten van de terugvalanalyse worden hierbij van belang geacht, voor het beoordelen van de te zetten stappen binnen dit traject, alsook de mate van vrijheid die verantwoord is. Het beoogde traject van de terbeschikkinggestelde kan op termijn opnieuw doorgang krijgen wanneer de terbeschikkinggestelde en het behandelteam bespreken hoe hij met zijn eigen (sterke) emoties omgaat en weer verloven kan praktiseren. Het beoogde traject zal nog enkele jaren in beslag nemen, maar zal door de recente gebeurtenissen een vertraging oplopen. De terbeschikkingstelling met dwangverpleging met verblijf binnen een FPC wordt momenteel noodzakelijk geacht om het risico op (seksuele) incidenten te beperken. De terbeschikkinggestelde heeft kort geleden laten zien dat hij nog altijd in staat is impulsief gedrag te tonen, zoals de diefstal, wat vervolgens zijn traject negatief beïnvloedt. De terbeschikkinggestelde moet via een geleidelijk traject oefenen met meer vrijheden. Het blijft van groot belang dat de terbeschikkinggestelde kan laten zien dat hij oplopende spanningen kan herkennen, delen en hanteren. De kliniek adviseert de maatregel van terbeschikkingstelling te verlengen met de duur van twee jaren.
De deskundige Pétursdóttir heeft ter zitting een toelichting op het rapport gegeven en het gegeven advies gehandhaafd.
Het advies van de psychiater
Bij de terbeschikkinggestelde is sprake van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, antisociale en afhankelijke kenmerken, ongespecificeerde (polymorf perverse) parafiele stoornis en een stoornis in alcoholgebruik, in langdurige gedwongen remissie. Vanuit de persoonlijkheidsstoornis is de terbeschikkinggestelde chronisch kwetsbaar voor krenking en afwijzing en kan hij reageren met oppositioneel antisociaal of (in het verleden) met seksueel ontremd en agressief gedrag. Het recidiverisico wordt onder het huidige kader ingeschat als laag. Bij het wegvallen van een juridisch kader kan het risico oplopen naar een matig tot hoog recidiverisico indien de terbeschikkinggestelde zou stoppen met zijn medicatie, structuur en begeleiding. De terbeschikkinggestelde is gemotiveerd voor het voortzetten van het behandel- en resocialisatietraject, waaronder medicatie inname en heeft redelijk probleembesef en inzicht. Het is van belang om de positieve ontwikkeling zo snel mogelijk op te pakken en de terbeschikkinggestelde terug te plaatsen naar de resocialisatieafdeling, het verlof te hervatten en toe te werken naar uitstroom naar een begeleide woonvorm. De terbeschikkinggestelde is gehospitaliseerd en vervreemd van de maatschappij geraakt. Hier dient rekening mee te worden gehouden in de resocialisatie. Geadviseerd wordt de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te verlengen voor de duur van één jaar indien de rechtbank een vinger aan de pols wil houden aangaande de voortgang. In deze periode zou de reclassering kunnen worden betrokken in het kader van op te starten proefverlof. Op basis van de duur van het vervolgtraject acht de psychiater echter ook verlenging voor de duur van twee jaar te rechtvaardigen en verdedigbaar.
Het advies van de psycholoog
Bij de terbeschikkinggestelde is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met op de voorgrond narcistische en in mindere mate antisociale en afhankelijke trekken. De stoornis in alcoholgebruik is langdurig in remissie. Risicofactor is de persoonlijkheidsstoornis, waarbij vooral de narcistische dynamiek een kwetsbaarheid met zich meebrengt. De angst voor aantasting van het ‘grandioze’ en de noodzaak om dit koste wat kost overeind te houden, gaan gepaard met een tekortschietende affectregulatie en vertroebeld zicht op zijn gevoelsleven. In combinatie met een lacunaire gewetensfunctie en de gebrekkige empathische vermogens, wordt de terbeschikkinggestelde onvoldoende geremd in zijn grensoverschrijdend gedrag. Een beschermende factor is dat de terbeschikkinggestelde gemotiveerd is om nog iets van zijn leven te maken. Het recidiverisico in de context van verblijf in de terbeschikkingstelling wordt als laag ingeschat zolang de terbeschikkinggestelde is ingebed in de huidige structuur van intensieve begeleiding, toezicht en controle. In de context van een abrupt einde van de terbeschikkingstelling is de inschatting dat het recidiverisico, afgaand op de verminderde ernst van de persoonlijkheidsstoornis, de motivatie, constructieve opstelling en de positieve samenwerkingsrelatie met de kliniek, maar ook de medicatietrouw, op de (middel)lange termijn op zal lopen naar ‘matig’ bijvoorbeeld onder invloed van stress en spanning, als het zelfgevoel onder druk staat. Ten aanzien van de verdere behandeling of begeleiding en het risicomanagement is het aangewezen dat de resocialisatie na afdoening van de strafzaak het komende jaar voortvarend wordt ingezet. De psycholoog verwacht dat het resocialisatietraject nog minstens twee jaar in beslag zal nemen, zodat het advies tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar voor de hand ligt. De psycholoog geeft de rechtbank in overweging om de maatregel te verlengen voor de duur van een jaar om een vinger aan de pols te houden en over een jaar te toetsen of sprake is van voortgang in de resocialisatie. Bij een goed verloop kan de reclassering betrokken worden, om de haalbaarheid van een proefverlof te onderzoeken (via de geleidelijke weg). Dit zal perspectief bieden en ten goede komen aan de motivatie van de terbeschikkinggestelde.
De overwegingen van de rechtbank
Gelet op de inhoud van de adviezen van de kliniek, de psychiater, de psycholoog, het verhandelde ter zitting, waaronder de door de deskundige Pétursdóttir gegeven toelichting op het advies en hetgeen de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman naar voren hebben gebracht, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten verkrachting, poging tot verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
De rechtbank stelt vast dat de huidige behandeling een derde en uiterste behandelpoging van de terbeschikkinggestelde betreft na een zeer lange en moeizame behandelgeschiedenis die gekenmerkt wordt door gebrekkige samenwerking en vastlopende resocialisatietrajecten vanwege recidives en verdenkingen daarvan. De behandeling in het kader van de onderhavige terbeschikkingstelling duurt inmiddels ruim twintig jaar en de terbeschikkinggestelde is erg gehospitaliseerd. De afgelopen periode is het opnieuw gestarte resocialisatietraject voortvarend verlopen. De terbeschikkinggestelde heeft vooruitgang geboekt en positieve stappen gezet. Geïndiceerde therapieën/trainingen zijn goed gevolgd en de terbeschikkinggestelde geeft blijk van inzicht in factoren en situaties die voor hem risicoverhogend zijn. Daarnaast is de terbeschikkinggestelde gestart met libidoremmende medicatie, hetgeen een positief effect heeft. Tijdens onbegeleid verlof heeft de terbeschikkinggestelde echter een diefstal gepleegd wat voor stagnatie in het resocialisatietraject heeft gezorgd. Dit illustreert de kwetsbaarheid van de terbeschikkinggestelde en benadrukt dat hij nog midden in het resocialisatietraject staat. Het behandelplafond is nog niet bereikt en het recidiverisico is nog niet voldoende ingedamd. Alhoewel er geen sprake is van een recidive in een seksueel delict, heeft het incident wel tot gevolg gehad dat de verlofmachtiging van de terbeschikkinggestelde is ingetrokken en dat hij is teruggeplaatst naar de behandelafdeling van de kliniek. Pas na afdoening van de strafzaak, die binnenkort zal dienen, kan weer een verlofmachtiging worden aangevraagd. Het resocialisatietraject kan op dit moment derhalve niet worden voortgezet zoals de kliniek dat voor ogen had. De rechtbank acht het van belang dat, zodra de strafzaak is afgedaan, de positief ingeslagen weg wordt voortgezet om zo op de lange termijn te kunnen komen tot een verantwoorde resocialisatie. De terbeschikkinggestelde is immers nog steeds gemotiveerd voor het voortzetten van het behandel- en resocialisatietraject. De nodige stappen moeten nog worden gezet en dat traject dient geleidelijk en zorgvuldig te verlopen. Van belang is dat de terbeschikkinggestelde stabiel blijft functioneren en er geen incidenten zullen zijn. Alhoewel het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan de termijn die resteert bij een verlenging met een jaar, de terbeschikkingstelling wordt verlengd met een termijn van twee jaar, acht de rechtbank het in dit geval wenselijk de situatie van de terbeschikkinggestelde en het verloop van het resocialisatietraject over een jaar opnieuw te beoordelen. De terbeschikkinggestelde zet zich actief in en is ervan op de hoogte dat de behandeling nog langere tijd in beslag zal nemen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de voortvarendheid die de kliniek betracht in het behandel- en resocialisatietraject van de terbeschikkinggestelde. De rechtbank acht het wel wenselijk, gezien de verwachte ontwikkelingen in het komende jaar, om op kortere termijn dan over twee jaar te bezien hoe de situatie alsdan is.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met één jaar verlengen.

5.De wettelijke voorschriften

De verlenging van de maatregel is gegrond op de artikelen 38d en 38e Sr en de artikelen 509o, 509s en 509t Sv.

6.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de terbeschikkingstelling van
[X]met een jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. C. Verdoold en
mr. M.H. van der Lecq, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2019.