ECLI:NL:RBOVE:2019:1386

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
08/770001-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor twee gewapende overvallen in Enschede met een gevangenisstraf van zeven jaar en schadevergoeding aan slachtoffers

Op 23 april 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 49-jarige man, die werd beschuldigd van het plegen van twee gewapende overvallen in Enschede. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar. De overvallen vonden plaats op 3 januari 2019 en 4 maart 2018, waarbij de verdachte onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp geld heeft geëist van de slachtoffers, die werkzaam waren bij een kapsalon en een winkel. Tijdens de rechtszaak heeft de officier van justitie, mr. G. Steeghs, de verdachte aangeklaagd, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. R. Oude Breuil. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om een schadevergoeding van € 1.625,00 te betalen aan het slachtoffer van de overval op de kapsalon. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en heeft geoordeeld dat de opgelegde straf passend is.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08/770001-19 (P)
Datum vonnis: 23 april 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ( [land] ,
wonende te [adres 1] ,
nu verblijvende in de PI Almelo, HvB “de Karelskamp” te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 april 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Steeghs en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 3 januari 2019 in Enschede een gewapende overval op de [kapper] heeft gepleegd en/of [slachtoffer 1] heeft afgeperst;
feit 2:op 4 maart 2018 in Enschede een gewapende overval op de [winkel] heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 3 januari 2019, in de gemeente Enschede, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (een hoeveelheid) geld, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (kapsalon) [kapper] , gelegen aan [adres 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggenomen, welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer 1] (zijnde werkneemster/kapster bij [kapper] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte:
-voornoemde (kapsalon) [kapper] is binnen gegaan,
-(vervolgens) (met versnelde pas) op/naar die [slachtoffer 1] is af-/toegelopen en/of (daarbij) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tevoorschijn heeft gehaald en/of (vervolgens) deze in/tegen de (rechter) zij, althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gedrukt,
-(vervolgens) die [slachtoffer 1] - onder bedreiging van voornoemd vuurwapen - naar
de balie heeft gedirigeerd,
-(vervolgens) (daarbij) die [slachtoffer 1] heeft meegedeeld dat hij, verdachte, geld wilde hebben, waarbij/waarna die [slachtoffer 1] de (daar aanwezige) kassa heeft open gemaakt en/of
-(vervolgens) heeft hij, verdachte, (al het) geld uit de kassa gepakt/gegraaid;
EN/OF
hij op of omstreeks 3 januari 2019, in de gemeente Enschede, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (in/tijdens haar functie van/als kapster bij (kapsalon) [kapper] ) heeft gedwongen tot de afgifte van (een hoeveelheid) geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (kapsalon) [kapper] , gelegen aan [adres 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte:
- voornoemde [slachtoffer 1] onder bedreiging van een pistool, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, naar de kluis (welke zich achter in/in de keuken van voornoemde kapsalon bevond) heeft gedirigeerd,
- ( vervolgens) (daarbij) die [slachtoffer 1] heeft meegedeeld dat zij alles uit de kluis moest pakken en/of
- ( vervolgens) (nadat die [slachtoffer 1] voornoemde kluis door middel van het gebruik van de code had geopend) heeft die [slachtoffer 1] (al) het geld (uit de kluis) gepakt en aan hem, verdachte, (af)gegeven en/of in een (plastic) tas (welke verdachte open hield) gestopt;
2.
hij op of omstreeks 4 maart 2018, in de gemeente Enschede, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (een hoeveelheid) geld, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] , gelegen aan [adres 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggenomen, welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer 2] (zijnde assistent filiaal manager), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte:
-voornoemde [winkel] is binnen gegaan,
-(vervolgens) voor de balie (naast een daar aanwezige klant met haar kinderen) is gaan staan en/of (daarbij) heeft geroepen -zakelijk weergegeven- dat hij geld wilde hebben,
-(vervolgens) (daarbij) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,(uit een tas) tevoorschijn heeft gehaald,
-(vervolgens) dat pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] gericht heeft (gehouden), -(vervolgens) achter die [slachtoffer 2] is gaan staan en/of heeft geroepen: "Ik wil geld, doe de kassa open. De kassa open nu! Er gebeurt niets als je open doet", althans woorden van gelijke aard of strekking (waarbij/waarna die
[slachtoffer 2] de (daar aanwezige) kassa heeft open gemaakt) en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer 2] aan de kant heeft geduwd en (al het) geld uit de kassa(lade) heeft gepakt/gegraaid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Daarnaast heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 in de eerste en tweede plaats tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 in de eerste en tweede plaats tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van genoemde bewijsmiddelen in de bijlage.
Feit 2
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 4 maart 2018 liep een man [winkel] aan [adres 3] te Enschede binnen. Hij liep naar de kassa en ging naast een klant met haar twee jonge kinderen staan. Hij pakte een wapen uit een plastic tas en riep naar de caissière: “Ik wil geld, doe de kassa open. De kassa open nu! Er gebeurt niets als je open doet”. Nadat de caissière de kassa had geopend, drukte de man de caissière opzij en haalde het geld uit de kassalade. De man rende vervolgens de winkel uit en vluchtte op zijn fiets over [straat 1] in de richting van de [straat 2] te Enschede. Tijdens zijn vlucht verloor de man een houder van een wapen. Het betrof een zwarte patroonhouder zonder patronen met op de onderzijde een stuk plakband. Deze patroonhouder werd veiliggesteld voor sporenonderzoek.
Het door getuigen opgegeven signalement van de weggevluchte persoon betrof een man van ongeveer 1.80m, stevig postuur, heel licht getint, ongeveer 30-40 jaar, klein baardje, donker haar, zwart gebreid mutsje, zwarte trainingsbroek met twee zilvergrijze strepen aan de zijkant van het been, zwarte jas met capuchon.
Op 3 januari 2019 omstreeks 18:10 uur heeft een man de [kapper] aan [adres 2] te Enschede overvallen. Het signalement betrof een wat vollere man van Turkse afkomst, ongeveer 1.75m, met een zwarte of donkergrijze muts, donkere dikke wenkbrauwen, een zwarte baard van een dag of 4/5, een getinte normaal gladde huid, tussen de 30 en 40 jaar oud. De man droeg een zwarte jas van een gladde stof, een zwarte trainingsbroek met aan beide kanten een witte streep en een donkere slobber trui. Verbalisanten zagen omstreeks 18:25 uur die dag een man fietsen op [straat 3] te Enschede, die voldeed aan het signalement. Deze man, verdachte, is toen aangehouden. Tijdens de fouillering van verdachte troffen verbalisanten in zijn rechterzak een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een zogenaamd balletjespistool, aan. In het vuurwapen zat geen patroonhouder. Over de handgreep van het balletjespistool zat zwart tape op de plek waar normaal gesproken de patroonhouder zit. Verdachte heeft de overval op de [kapper] bekend.
Vervolgens is onderzocht of het balletjespistool dat is gebruikt bij de overval op de [kapper] en de patroonhouder die op 4 maart 2018 is aangetroffen op de vluchtroute na [winkel] overval iets met elkaar te maken hebben. Tijdens het plaatsen van de patroonhouder in het wapen was een duidelijke klik te horen, waarna de ‘houder’ vergrendeld zat in de kolf van het wapen. Het plaatsen van de houder in het wapen verliep gladjes en zonder enige weerstand.
De inbeslaggenomen patroonhouder is bemonsterd en bevatte het DNA-profiel van minimaal vier, niet aan elkaar verwante personen. Uit de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek wordt geconcludeerd dat het DNA-profiel van verdachte [verdachte] matcht met het DNA-mengprofiel van het DNA dat in de bemonstering is aangetroffen. Dat betekent dat verdachte één van de donoren kan zijn van het DNA in de bemonstering. Het is circa twee miljoen keer waarschijnlijker dat het verkregen DNA-mengprofiel het DNA bevat van verdachte en drie willekeurige onbekende personen, dan dat het mengprofiel uit de bemonstering het DNA betreft van vier willekeurige onbekende personen.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande in onderling verband en samenhang beschouwd, van oordeel dat verdachte de persoon is die de overval op [winkel] heeft gepleegd. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 3 januari 2019, in de gemeente Enschede, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening geld toebehorende aan kapsalon [kapper] , gelegen aan [adres 2] , heeft weggenomen, welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , werkneemster/kapster bij [kapper] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte:
-voornoemde kapsalon [kapper] is binnengegaan,
-vervolgens met versnelde pas naar die [slachtoffer 1] is toegelopen en daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tevoorschijn heeft gehaald en vervolgens dat wapen tegen de (rechter) zij van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt,
-vervolgens die [slachtoffer 1] - onder bedreiging van voornoemd wapen - naar
de balie heeft gedirigeerd en
-daarbij die [slachtoffer 1] heeft meegedeeld dat hij, verdachte, geld wilde hebben, waarna die [slachtoffer 1] de daar aanwezige kassa heeft open gemaakt;
EN
hij op 3 januari 2019, in de gemeente Enschede, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] in haar functie als kapster bij kapsalon [kapper] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, toebehorende aan kapsalon [kapper] , gelegen aan [adres 2] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
- voornoemde [slachtoffer 1] onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar de kluis achterin de keuken van voornoemde kapsalon heeft gedirigeerd, en
- daarbij die [slachtoffer 1] heeft meegedeeld dat zij alles uit de kluis moest pakken;
2.
hij op 4 maart 2018, in de gemeente Enschede, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening geld, toebehorende aan [winkel] , gelegen aan [adres 3] heeft weggenomen, welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , assistent filiaal manager, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte:
- voornoemde [winkel] is binnen gegaan,
-vervolgens voor de balie naast een daar aanwezige klant met haar kinderen is gaan staan en daarbij heeft geroepen -zakelijk weergegeven- dat hij geld wilde hebben,
-vervolgens daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, uit een tas tevoorschijn heeft gehaald,
-vervolgens dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] gericht heeft gehouden,
-vervolgens achter die [slachtoffer 2] is gaan staan en heeft geroepen: "Ik wil geld, doe de kassa open. De kassa open nu! Er gebeurt niets als je open doet", waarna die
[slachtoffer 2] de daar aanwezige kassa heeft open gemaakt en
-vervolgens die [slachtoffer 2] aan de kant heeft geduwd.
De rechtbank heeft indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 in de eerste en tweede plaats en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, zodat het bewezenverklaarde strafbaar is.
De rechtbank merkt de bewezen verklaarde feiten onder 1 aan als voortkomend uit één ongeoorloofd wilsbesluit, zodat sprake is van voortgezette handeling.
Het bewezenverklaarde levert op:
1 in de eerste plaats en in de tweede plaats:
de voortgezette handeling van
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
en
afpersing.
2.
het misdrijf: diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 1 in de eerste en tweede plaats en het onder 2 tenlastegelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het onder 1 in de eerste en tweede plaats tenlastegelegde en het onder 2 tenlastegelegde, om een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van vijf jaren.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op [winkel] . Hij heeft daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de caissière gericht in het bijzijn van een klant met haar jonge kinderen. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de [kapper] . Hij heeft daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de zij van een werkneemster van de [kapper] gedrukt. Dergelijke delicten zijn niet alleen zeer bedreigend en traumatiserend voor de slachtoffers, maar veroorzaken ook grote onrust in de samenleving in het algemeen en brengen in sterke mate gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd de negatieve psychologische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Verdachte heeft zich bij het plegen van de feiten laten leiden door puur winstbejag en heeft zich niets gelegen laten liggen aan de belangen van anderen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 7 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. De rechtbank houdt rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die ertoe moeten leiden dat gelijke gevallen zo gelijk mogelijk worden behandeld. Deze oriëntatiepunten geven voor een overval op een winkel met licht geweld dan wel bedreiging met geweld een gevangenisstraf van twee jaren als uitgangspunt aan. In dit geval zijn er echter naar het oordeel van de rechtbank omstandigheden die maken dat de op te leggen gevangenisstraf hoger moet zijn dan het uitgangspunt.
Verdachte heeft de overval op [winkel] gepleegd in het bijzijn van een klant met haar twee jonge kinderen. Kinderen zijn kwetsbare slachtoffers. In strafverhogende zin wordt verder meegenomen dat verdachte eerder voor vermogensdelicten met geweld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld. Ondanks deze veroordelingen stopt verdachte niet met het plegen van dergelijke delicten. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren passend en zal zij die straf aan verdachte opleggen.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zal de rechtbank de volgende beslissingen nemen.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven zwarte Samsung telefoon, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten.
Ter zake van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 255,-- zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van een bedrag van € 130,-- nu verdachte heeft verklaard dat hij € 130,-- eigen geld bij zich had. De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende van het overige inbeslaggenomen geldbedrag van € 125,-- gelasten.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om immateriële schade te betalen tot een totaalbedrag van € 1.625,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering dient te wordt toegewezen voor een bedrag van € 1.625,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu hij vrijspraak heeft bepleit.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De hoogte van de opgevoerde immateriële schade is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.625,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 56, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 in de eerste en tweede plaats en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 in de eerste en tweede plaats en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de hierboven in de rubriek strafbaarheid van het bewezenverklaarde vermelde strafbare feiten;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2): van een bedrag van € 1.625,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.625,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 26 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
  • gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen zwarte Samsung telefoon;
  • gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 130,--;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 125,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Westendorp, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en
mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2019.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummers ON2R019004 ( [naam 1] ) en ON2R018015 ( [naam 2] ). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 april 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] mede namens [kapper] van 3 januari 2019, pagina’s 1 tot en met 4.
Feit 2
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 4 maart 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 34 tot en met 36:
Ik ben werkzaam bij [winkel] als assistent filiaal manager. Omdat er nog een vrouwelijke klant met haar twee kinderen in de winkel was, gingen we iets later dicht dan normaal. Ik stond achter de kassa, om de goederen van deze klant te scannen. Ik was nog bezig toen er een man binnenkwam en voor de balie ging staan naast de klant met haar kinderen, en riep hij dat hij geld wilde hebben. Ik zag dat de man een voorwerp uit een plastic tas haalde en ik zag dat het een pistool was. Ik kan het pistool als volgt omschrijven: zwart van kleur, de loop was ongeveer 20 cm. Ik schrok heel erg en heb toen niet meer op het pistool gelet maar op het uiterlijk van deze man. De klant en haar twee kinderen waren zo geschrokken van het wapen en die zijn toen de winkel uitgerend. Ik zag dat de man achter mij stond en riep: “Ik wil geld, doe de kassa open. De kassa open nu! Er gebeurt niets als je open doet”. Toen de kassa open was, voelde ik dat de man mij aan de kant drukte en vervolgens haalde hij geld uit de kassalade. De man rende vervolgens uit de winkel en rende naar zijn fiets die buiten stond. Ik kan de man als volgt omschrijven: ongeveer 1.80m, stevig postuur, heel licht getint, ongeveer 30-40 jaar, klein baardje, donker haar, zwart gebreid mutsje, zwarte trainingsbroek met twee zilvergrijze strepen aan de zijkant van het been, zwarte jas met capuchon, parka model.
2.
Het proces-verbaal van getuige [getuige 1] van 4 maart 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 52 en 53:
Ik ben getuige geweest van een overval bij [winkel] in de binnenstad van Enschede. Ik was op 4 maart 2018 samen met mijn dochters van zeven jaar en vijf maanden oud in [winkel] . Ik was bezig mijn spullen op de balie te leggen om af te rekenen. Ik zag dat er een man van buiten rechtstreeks naar de kassa liep. Op het moment dat de man bij de medewerker achter de kassa stond, zag ik dat de man een pistool in zijn rechterhand had. Het was een zwart pistool. Het pistool zag er voor mij heel echt uit. Ik zag dat de man het pistool op de vrouw richtte. Ik hoorde dat de man zei: “Ik wil geld, dit is een overval”. Ik zag dat de man het pistool aan de zijkant van het bovenlichaam van de vrouw richtte. Ik zag dat het pistool echt heel dicht bij de vrouw was.
De man kan ik als volgt omschrijven: tussen de 35 en 40 jaar oud, groot en een fors postuur, rond de 1.85 m lang. Hij droeg een zwarte jas, net iets over de heupen. Hij had zijn hoofd/haren bedekt. De muts was zwart van kleur. Het was een dikke jas en een dikke donkere broek. Ik zag dat de vrouw achter de kassa de kassalade opende. Ik heb toen tegen [naam 3] gezegd: “Kom, rennen”. Ik ben toen samen met mijn dochters naar buiten gerend. Ik voelde angst en paniek. Ik voelde me heel onveilig.
3.
Een proces-verbaal van getuige [getuige 2] van 6 maart 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 60 en 61:
Op 4 maart 2018 was ik in Enschede. Ik zag en hoorde een vrouw met een kinderwagen en een ouder kind op straat schreeuwen. Ze had het over een overval bij [winkel] . Ik zag dat vanuit [winkel] een dikke man naar buiten kwam lopen. Ik zag dat de man op een fiets stapte. Ik zag dat hij de stad uit fietste. Ik zag dat de man iets liet vallen. Ik zag dat dit voorwerp op de grond viel. Ik ben vervolgens naar dat voorwerp gelopen, dat daar op de grond lag. Er kwam een jong stel aanlopen en de jongen zei dat het voorwerp bij een balletjespistool hoorde. Ik heb er voor gezorgd dat niemand het voorwerp aanraakte. De politie heeft het voorwerp meegenomen.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 4 maart 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 40:
Op 4 maart 2018 reed ik, verbalisant, op [straat 1] te Enschede. Nabij de [straat 2] is het centrum afgesloten middels een bollard. Ik zag daar een grote groep personen staan en een van de personen wenkte mij. Toen ik mijn dienstvoertuig was uitgestapt vertelde men mij dat een houder van een wapen op straat lag. Ik zag dat het een zwarte houder betrof zonder patronen. Ik zag dat het een klein kaliber moest zijn. Ik heb deze houder veilig gesteld.
5.
Een proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 2] van 13 maart 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 41 en 42:
Op 4 maart 2018 heb ik mij begeven naar [adres 3] te Enschede. Hier zou een gewapende overval hebben plaatsgevonden op [winkel] winkel. Tijdens de vlucht heeft de dader een houder afkomstig uit een vuurwapen verloren. Deze houder is veiliggesteld door verbalisant [verbalisant 1] en aan mij, verbalisant [verbalisant 3] overgedragen. Deze houder heeft SIN-nummer [nummer] .
6.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 11 januari 2019, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 44 en 45:
Bij een op 3 januari 2019 gepleegde gewapende overval op “ [kapper] ” gevestigd
aan [adres 2] te Enschede en waarbij een verdachte werd aangehouden en waarbij, onder
die verdachte, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (SIN nr. [nummer] ) in één
van zijn jaszakken werd aangetroffen, waarbij bleek dat het “patroonmagazijn” uit dit
wapen ontbrak.
EN
bij een, op 4 maart 2018 gepleegde gewapende overval op [winkel] vestiging, gevestigd aan [adres 3] te Enschede, waarbij voor de genoemde [winkel] vestiging, na de gepleegde overval, een “patroonmagazijn” (SIN nr. [nummer] ) op straat werd aangetroffen en inbeslaggenomen.
Het concrete verzoek was, om na te gaan of beide voorwerpen mogelijk “iets met elkaar
van doen hadden”.
Ik, verbalisant, zag dat het, op 3 januari 2019, onder de verdachte inbeslaggenomen
wapen, een zogenaamde nabootsing van een pistool betrof. Ik, verbalisant, zag dat het
een nabootsing van een Walther, model P 99 betrof en het voorwerp van hard kunststof
was gemaakt en zwart van kleur was. Ik, verbalisant, weet dat een dergelijke
nabootsing ook wel een balletjespistool wordt genoemd. Ik, verbalisant, zag dat aan de
onderzijde van de kolf, ter hoogte van de plek van de bodemplaat van het magazijn,
zwartkleurig tape was aangebracht.
Ik, verbalisant, zag dat het op 4 maart 2018, op de openbare weg, vóór [winkel] winkel
te Enschede, aangetroffen en door de politie inbeslaggenomen voorwerp een zogenaamd
“patroonmagazijn”, geschikt voor plastic balletjes van het kaliber 6mm B3, betrof. Ik
zag dat dit “patroonmagazijn” van hard kunststof was gemaakt en dat het zwart van
kleur was.
Ik, verbalisant, heb beide genoemde voorwerpen met elkaar vergeleken en heb vervolgens beide voorwerpen samengevoegd. Ik, verbalisant, hoorde tijdens het samenvoegen van beide voorwerpen, een duidelijke hoorbare klik, waarna het “patroonmagazijn” zich vergrendelde in de kolf van de nabootsing. Ik, verbalisant, voelde dat gehele samenvoeging, gladjes en zonder enige weerstand geschiedde. Ook het weer uitnemen van het “patroonmagazijn” geschiedde gladjes en zonder weerstand, waarbij de magazijnontgrendelingsknop op het wapen zijn verwachte functie vervulde.
Ik, verbalisant, stelde met dit “vergelijkingsonderzoek” vast dat het op 4 maart 2018 aangetroffen en inbeslaggenomen patroonmagazijn, geschikt is voor dat specifieke type wapen, dat onder de verdachte [verdachte] op 3 januari 2019 was aangetroffen en inbeslaggenomen.
7.
Een rapport, onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een gewapende overval in Enschede op 4 maart 2018 van het Nederlands Forensisch Instituut van 31 mei 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 68 tot en met 70:
Patroonhouder [nummer]
Het onderzoeksmateriaal betreft een lege patroonhouder met op de onderzijde een stuk plakband.
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
[nummer] #02 Bemonstering van de gehele patroonhouder
Resultaten, interpretatie en conclusie
SIN
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
[nummer] #02
DNA-profiel van minimaal vier personen, waarvan ten minste één man
Minimaal vier onbekende personen
Dit DNA-profiel kan wel handmatig worden vergeleken met DNA-profielen van personen.
8.
Een rapport, vergelijkend DNA-onderzoek naar aanleiding van een gewapende overval in Enschede op 4 maart 2018 van het Nederlands Forensisch Instituut van 13 februari 2019, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 78 en 79:
Politie Eenheid Oost-Nederland heeft verzocht om het DNA-profiel van verdachte [verdachte] , geboren op 25 januari 1970 te vergelijken met het eerder in deze zaak verkregen
DNA-mengprofiel van het DNA in bemonstering [nummer] #02 (gehele patroonhouder).
Het doel van dit onderzoek is het vaststellen of deze bemonstering DNA bevat dat afkomstig
kan zijn van de verdachte [verdachte] .
Resultaten, interpretatie en conclusie
Uit de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek wordt geconcludeerd dat het DNA
profiel van verdachte [verdachte] matcht met het DNA-mengprofiel van het DNA in
bemonstering [nummer] #02. Dit betekent dat verdachte [verdachte] één van de donoren
kan zijn van het DNA in bemonstering [nummer] #02.
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het
volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van verdachte [verdachte] en drie willekeurige
onbekende personen.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van vier willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel [nummer] #02 is
circa 2 miljoen keer
waarschijnlijker, wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.