ECLI:NL:RBOVE:2019:1348

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
08-730451-18, 08/090625-18 en 08/205126-18 (P) (ter zitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling, bedreiging en diefstal in de context van een gewelddadige relatie

Op 19 april 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 28-jarige man uit Hengelo veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 296 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling van zijn partner, bedreiging en diefstal. De mishandelingen vonden vaak plaats in aanwezigheid van hun jonge kinderen, wat de ernst van de situatie vergrootte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn partner meerdere keren had bedreigd met zware mishandeling en zelfs had gedreigd haar te doden. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van de bekennende verklaringen van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de problematische relatie tussen de verdachte en zijn partner, die gekenmerkt werd door geweld en intimidatie. De verdachte heeft een geschiedenis van druggebruik, wat bijdroeg aan zijn gewelddadige gedrag. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de Reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de rechtbank geen ruimte zag voor toewijzing van immateriële schade in dit geval.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers 08-730451-18, 08/090625-18 en 08/205126-18 (P) (ter zitting gevoegd)
Datum vonnis: 19 april 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
thans verblijvende in de Piet Roordakliniek te Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 april 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr R. Boon en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

In verband met de leesbaarheid van het vonnis wordt het feit onder parketnummer 08/090625-18 doorgenummerd als feit 3 en het feit onder parketnummer 08/205126-18 als feit 4.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:goederen uit een woning heeft gestolen;
feit 2:[slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 3:[slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 4:een ruit heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de nacht van 22 december 2018 op 23 december 2018, in de gemeente Hengelo (O), in/uit een woning (gelegen aan [adres 2] ), - een of meer string(s), in elke geval een of meerdere kledingstuk(ken), - een of meer mes(sen), - een of meer busje(s) pepperspray, - een of meerdere parfumfles(sen) en/of - een handtas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 december 2018,
in de gemeente Hengelo (O), [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de
woorden toe te voegen "Ik wacht je wel op ik steek je neer" en/of (via een SMS
bericht) "Rust in peace valse kankerhoer" en/of "Ik ga door tot dat ik TBS
krijg, ik steek je er gewoon voor neer, ook al moet ik er eerst 8 jaar voor
zitten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of heeft
hij opzettelijk dreigend in de woning van die [slachtoffer 1] onder andere een foto van
die [slachtoffer 1] geplaatst met daarbij een bebloed kapmes;
3
hij op of omstreeks 18 maart 2018 te Almelo zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door: - (met kracht) die [slachtoffer 1] bij de keel te grijpen en/of vast te pakken en/of - (vervolgens) die [slachtoffer 1] naar de grond toe te werken en/of - (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) tegen de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen/trappen (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag);
4
hij op of omstreeks 2 augustus 2018 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de bekennende verklaringen van verdachte en de op de ten laste gelegde feiten betrekking hebbende aangiften, de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen te weten [1] :
feit 1
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 april 2019, onder meer inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 23 december 2018, pagina’s 34 tot en met 37;
feit 2
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 april 2019, onder meer inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 23 december 2018, pagina’s 34 tot en met 37 en pagina’s 118 en 119;
feit 3
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 april 2019, onder meer inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
het proces-vervaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgenomen in een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Nederland
nr. PL0600-2018117558-1, van 18 maart 2018, pagina’s 3 en 4;
feit 4
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 april 2019, onder meer inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , opgenomen in een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Nederland nr. PL0600-2018347328, van 2 augustus 2018, pagina’s 1 en 2.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd met dien verstande dat:
1
hij in de nacht van 22 december 2018 op 23 december 2018, in de gemeente Hengelo (O), uit een woning (gelegen aan [adres 2] ), strings, messen, een busje pepperspray, parfum en een handtas, die aan een ander toebehoorden, te weten aan
[slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze goederen wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 december 2018,
in de gemeente Hengelo (O), [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik wacht je wel op, ik steek je neer" en (via een SMS bericht) "Rust in peace valse kankerhoer" en "Ik ga door totdat ik TBS krijg, ik steek je er gewoon voor neer, ook al moet ik er eerst 8 jaar voor zitten" en heeft hij opzettelijk dreigend in de woning van die [slachtoffer 1] onder andere een foto van die [slachtoffer 1] geplaatst met daarbij een bebloed kapmes;
3
hij op 18 maart 2018 te Almelo zijn levensgezel, [slachtoffer 1] heeft mishandeld, door die [slachtoffer 1] bij de keel te grijpen en die [slachtoffer 1] naar de grond toe te werken en meerdere malen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen/trappen (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag);
4
hij op 2 augustus 2018 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk en wederrechtelijk een ruit die aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 tot en met 4 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285, 300, 304, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: diefstal;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3
het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan een deel van 64 dagen onvoorwaardelijk en het overig deel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De officier heeft daarbij verzocht de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden uit te spreken.
7.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft, met betrekking tot het onvoorwaardelijke deel van de hem op te leggen vrijheidsstraf, verzocht te volstaan met de tijd dat hij in voorarrest heeft doorgebracht. Verder heeft hij te kennen gegeven de hem in het kader van een eventuele deels voorwaardelijke straf op te leggen voorwaarden na te zullen komen, met dien verstande dat hij zich verzet tegen een klinische opname. Indien de voorwaarden toch een klinische opname inhouden zegt hij te overwegen de voorwaardelijk op te leggen straf uit te gaan zitten, als die per saldo korter is dan de duur van de opname.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De door verdachte gepleegde strafbare feiten vinden hun oorsprong in een
jarenlange problematische en vaak gewelddadige relatie van verdachte met verdachtes partner en slachtoffer [slachtoffer 1] . Verdachte heeft het slachtoffer meerdere malen, vaak in aanwezigheid van hun nog jonge kinderen, aan agressieve en intimiderende gedragingen blootgesteld. Zelfs in de beschermde omgeving van een ziekenhuis, waarin het slachtoffer in verband met een ondergane buikoperatie verbleef, heeft verdachte het slachtoffer op forse wijze mishandeld door haar te slaan en te schoppen. Verder heeft hij het slachtoffer op weerzinwekkende en voor het slachtoffer beangstigende wijze bedreigd, waardoor bij het slachtoffer de gerechtvaardigde vrees bestond dat verdachte uitvoering zou geven aan zijn bedreigingen. De oorzaak van verdachtes strafbaar en agressief gedrag kan, blijkens na te melden rapportages, veelal gezocht worden in verdachtes druggebruik en de daarmee samenhangende verslavingsproblematiek. Verdachte heeft de hem ten laste gelegde feiten weliswaar bekend maar neemt, zowel wat betreft de ernst van die feiten, als zijn druggebruik, een bagatelliserende houding aan. Bovendien dient volgens hem de oorzaak van de door hem gepleegde feiten vooral bij anderen te worden gezocht.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven de noodzaak van een voortzetting van zijn klinische behandeling niet in te zien en gezegd dat hij, indien hem in het kader van een voorwaardelijk strafdeel een klinische behandeling wordt opgelegd, mogelijk zal kiezen voor tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf en duur daarvan, in belangrijke mate rekening gehouden met de ter terechtzitting gebleken persoonlijke omstandigheden van verdachte, die blijken uit de reclasseringsrapportages van 27 maart 2019 en 4 april 2019 en de rapportage van de GZ-psycholoog A.G.M. Weenink van 22 maart 2019.
De reclassering rapporteert dat zij het van belang acht de behandeling van verdachte binnen de FVK Piet Roorda voort te zetten, totdat duidelijk wordt of ambulante behandeling afdoende lijkt.
In de rapportage van de psycholoog leest de rechtbank dat bij veroordeelde geen sprake is van psychiatrische problematiek in engere zin en geen aanwijzingen zijn gevonden voor ontwikkelingsproblematiek in de vorm van ADHD en/of autismespectrumproblematiek. Wel zijn er volgens de gedragsdeskundige aanwijzingen voor borderline, waarbij sprake is van impulsiviteit, affectlabiliteit, intense destructieve relatievorming, onvermogen tot vooruit plannen en onverantwoordelijkheid.
Het risico op geweld, op terugval en op psychosociale schade wordt door de gedragskundige als hoog ingeschat. Op grond van het hoge risicoprofiel is er volgens de gedragsdeskundige behoefte aan een managementplan om het risico op schade te verlagen, inclusief adequate supervisie en/of monitoring en lijken behandeling tegen zijn middelengebruik en systeembehandeling daarbij in algemene zin van belang. De mate van toerekenbaarheid kan, in verband met onvoldoende medewerking van verdachte aan het psychologisch onderzoek, volgens de gedragsdeskundige niet worden vastgesteld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat bij het opleggen van de straf en de duur ervan, de nadruk dient te liggen op een behandeling van verdachte en dat om die reden aan hem een straf dient te worden opgelegd waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. Teneinde verdachte ervan te weerhouden andermaal strafbare feiten te plegen en om afronding van de reeds ingezette behandeling mogelijk te maken, zal aan verdachte tevens een voorwaardelijk strafdeel worden opgelegd met daarbij de voorwaarden zoals vermeld in de reclasseringsrapportage van 27 maart 2019.
In verband met de noodzaak tot een klinische behandeling en verdachtes standpunt daarover, zoals hiervoor geformuleerd, zal de rechtbank het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf, langer doen zijn dan door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. De rechtbank verwijst in dit verband naar de inhoud van voornoemde psychologische rapportage waarin door de psycholoog wordt geconcludeerd dat zonder behandeling, het risico op geweld, op terugval en op psychosociale schade als hoog dient te worden ingeschat.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] , wonende te Hengelo (O), heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 300,---, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Het gevorderde bedrag betreft immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2018, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft laten weten dat hij vanwege zijn financiële situatie het schadebedrag niet kan betalen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder feit 4 ten laste gelegde. Naar het oordeel van de rechtbank biedt de rechtspraak in het geval als het onderhavige geen ruimte voor toewijzing van immateriële schade zodat zij de daartoe gedane vordering zal afwijzen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 tot en met 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf: diefstal;
feit 2het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel;
feit 4het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 tot en met 4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12(
twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
296 (tweehonderd en zesennegentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
- zich na de uitspraak van dit vonnis aanstonds meldt bij Tactus Reclassering op het adres Verlengde Ooyerhoekseweg 30 te Zutphen. Veroordeelde blijft zich gedurende de
proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering
dat nodig vindt;
- gedurende de proeftijd actief deelneemt aan de gedragsinterventie BORG of een
andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering
bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en
aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- zich laat opnemen in FVK Piet Roorda te Zutphen of een soortgelijke zorginstelling,
te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname duurt zo lang als de instelling nodig vindt, met een maximale duur van één
jaar. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de
zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel
zijn van de behandeling.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of
maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de
indicatiestelling en plaatsing;
- zich op het gebied van verslaving laat behandelen door Tactus Verslavingszorg of een
soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling start aansluitend op de klinische behandeling. De behandeling duurt
de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener
geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de
behandeling;
- zich op het gebied van systeemtherapie laat behandelen door Transfore De Tender of
een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling start aansluitend op de klinische behandeling. De behandeling duurt
de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener
geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de
behandeling;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol, cannabis en cocaïne om het
middelengebruik te beheersen, indien de reclassering dit noodzakelijk acht. De
reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de
controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , wonende te Hengelo (O), af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. F.C. Berg en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2019.
Mr. Berg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2019031739 z van 22 januari 2019. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.