ECLI:NL:RBOVE:2019:1287

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
16 april 2019
Zaaknummer
08-730010-19 (P) en 08/175188-16 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stalking, bedreiging en verboden wapenbezit

Op 16 april 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 48-jarige man uit Almelo veroordeeld tot een gevangenisstraf van 196 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, wegens stalking, bedreiging van zijn ex-partner en verboden wapenbezit. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een contact- en locatieverbod, en verlengde de proeftijd van een eerder opgelegde straf met één jaar. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de ex-partner, die verklaarde dat de verdachte haar stelselmatig had belaagd en bedreigd met de dood. De verdachte had in de periode van 7 november 2018 tot en met 8 januari 2019 herhaaldelijk contact met haar gezocht via telefoon en sociale media, waarbij hij dreigende boodschappen verstuurde. Daarnaast bleek hij op 9 januari 2019 in het bezit te zijn van een vuurwerkrevolver, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de voorgeschiedenis van de verdachte, die eerder met justitie in aanraking was gekomen voor geweldsdelicten. De opgelegde straf en voorwaarden zijn bedoeld om de verdachte te begeleiden en herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-730010-19 (P) en 08/175188-16 (tul)
Datum vonnis: 16 april 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
nu verblijvende in P.I. Veenhuizen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 april 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Huisman en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. D.P. Kant, advocaat te Goor, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 2 april 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer] heeft belaagd;
feit 2:[slachtoffer] heeft bedreigd;
feit 3:een vuurwerkrevolver voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 november 2018
tot en met 08 januari 2019 in de gemeente Almelo, wederrechtelijk stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te
weten die van [slachtoffer] , door die [slachtoffer] meermalen te bellen en/of meermalen
SMS-berichten en/of Whats-App berichten te sturen en/of zich meermalen in de
onmiddellijke omgeving van de woning van die [slachtoffer] aan de [adres] op te
houden en/of zich meermalen in die woning van die [slachtoffer] te bevinden en/of te
begeven, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij in of omstreeks de periode van 07 november 2018 tot en met 08 januari 2019
in de gemeente Almelo, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] via messenger in de
Turkse taal dreigend de woorden toe te voegen: "Als je iemand anders hebt en
ik kom dat te weten, geloof me, dan ga ik je zonder met mijn ogen te knipperen
doden" en/of "als ik [verdachte] jou niet ga afmaken, mogen ze mijn moeder neuken"
en/of "Als de kinderen weer worden afgepakt, de eerste dag dat de kinderen weg
zijn ga ik jou doden, dan ga jij naar het graf en ik naar de begraafplaats",
althans woorden en/of berichten van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 09 januari 2019 in de gemeente Almelo een wapen van
categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een
vuurwerkrevolver voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, kort weergegeven, op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder 1 en 2, omdat het opzet ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan. [1]
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aangeefster heeft verklaard dat vanaf de relatiebreuk met verdachte, eind oktober/eind november 2018, verdachte haar dagelijks meerdere keren heeft gebeld, ge-smst en ge-whatsappt, waarbij een aantal keren dreigende woorden zijn geuit, meermalen in de omgeving van haar woning is geweest en ook een keer zonder haar toestemming binnen in haar woning is geweest. [2] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het juist is dat de relatie tussen hem en aangeefster is verbroken en dat hij aangeefster daarna vaak heeft gebeld, ge-smst en ge-whatsappt. Ook bekent hij dat hij de woorden heeft gebruikt zoals die in de tenlastelegging onder feit 2 zijn opgenomen. [3] Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2019 blijkt dat er in de periode van 7 november 2018 tot en met 8 januari 2019 veelvuldig gebeld en ge-smst is met de telefoon van verdachte naar de telefoon van aangeefster. [4] Uit het proces-verbaal van bevindingen van 8 januari 2019, blijkt dat de buren van aangeefster verdachte meerdere keren per week bij de woning van aangeefster hebben gezien. [5]
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De rechtbank komt voorts tot bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
  • Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 april 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • Het proces-verbaal “onderzoek wapen” d.d. 1 februari 2019, blz. 172 en 173.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij in de periode van 07 november 2018 tot en met 08 januari 2019 in de gemeente Almelo, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door die [slachtoffer] meermalen te bellen en meermalen SMS-berichten en Whats-App berichten te sturen en zich meermalen in de onmiddellijke omgeving van de woning van die [slachtoffer] aan de [adres] op te houden en zich in die woning van die [slachtoffer] te bevinden en te begeven, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en vrees aan te jagen;
2
hij in de periode van 07 november 2018 tot en met 08 januari 2019
in de gemeente Almelo, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, door die [slachtoffer] via messenger in de Turkse taal dreigend de woorden toe te voegen: "Als je iemand anders hebt en ik kom dat te weten, geloof me, dan ga ik je zonder met mijn ogen te knipperen doden" en "als ik [verdachte] jou niet ga afmaken, mogen ze mijn moeder neuken" en "Als de kinderen weer worden afgepakt, de eerste dag dat de kinderen weg zijn ga ik jou doden, dan ga jij naar het graf en ik naar de gevangenis";
3
hij op 09 januari 2019 in de gemeente Almelo een wapen van
categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een
vuurwerkrevolver voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
belaging;
feit 2
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 185 dagen waarvan 80 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van 3 jaar en daaraan verbonden de voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] en haar ouders en een locatieverbod voor de duur van 3 jaren, en dat voor elke overtreding daarvan 4 dagen hechtenis zal worden toegepast met een maximum van 6 maanden. De officier van justitie heeft daarbij verzocht zowel de bijzondere voorwaarden als de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, de onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou moeten worden beperkt tot de duur van het reeds door verdachte ondergane voorarrest, in combinatie met oplegging van een beperkte werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, onder oplegging van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft gedurende een periode van twee maanden veelvuldig telefonisch en middels social media contact gezocht met aangeefster waarbij door verdachte ook dreigende woorden zijn gebruikt. Verder is verdachte zonder toestemming van aangeefster in de woning van aangeefster geweest en heeft hij zich meermalen in de nabijheid van haar woning opgehouden. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, terwijl aangeefster hem uitdrukkelijk te kennen had gegeven geen contact meer met verdachte te willen. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Verder heeft verdachte een vuurwerkrevolver voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwerkrevolver is een gevaar voor de maatschappij en kan niet worden getolereerd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van welke straf aan verdachte moet worden opgelegd acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte al eerder ter zake een geweldsdelict met justitie in aanraking is geweest. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies, waaruit blijkt dat er tussen verdachte en aangeefster sprake is van een moeizame relatie en dat de gebrekkige copingsvaardigheden van verdachte maken dat verdachte niet op adequate wijze weet om te gaan met de problemen waarmee hij in de relatie en het gezin wordt geconfronteerd.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur een passende straf is. De rechtbank zal daarbij bepalen dat een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijk vorm, met een proeftijd van drie jaar, wordt opgelegd teneinde verdachte een duidelijke waarschuwing mee te geven en daaraan de voorwaarden verbinden zoals die door reclassering zijn geadviseerd.
De rechtbank is van oordeel dat, naast het hiervoor genoemde, tevens oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, te weten een contactverbod met het slachtoffer en haar ouders en een locatieverbod, ter voorkoming van strafbare feiten passend is.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 38v Sr opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar moet zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen vuurwerkrevolver vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 3 bewezenverklaarde feit is begaan en zij van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de bij vonnis van de politierechter van 1 december 2016 opgelegde proeftijd met twee jaar wordt verlengd.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen, met dien verstande dat de proeftijd wordt verlengd met één jaar. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 38v en 55 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
belaging;
feit 2
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
196 dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
90 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
- zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Plesmanweg 9, te Almelo. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- zich laat behandelen door Trajectum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met aangeefster mevrouw [slachtoffer] en de ouders van aangeefster mevrouw [naam 1] en de heer [naam 2] , tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijke toestemming en medeweten van de reclassering en daarbij aanwijzingen van de reclassering worden opgevolgd;
- zich niet in de omgeving van de [adres] te Almelo bevindt, zolang de reclassering dat nodig acht. Zie kaart. Veroordeelde werkt
gedurende een periode van 6 maanden, ingaande na aanvang van de proeftijd,mee aan elektronische controle op dit locatieverbod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat betrokkene in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen. De aansluiting van het elektronische controlemiddel kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum. De aansluiting zal plaatsvinden in de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen, Esserheem 9341 AP Veenhuizen;
- verplicht meewerkt aan middelencontrole door middel van urineonderzoek, indien en zolang de reclassering dat nodig acht;
- zich laat begeleiden door Humanitas Onder dak of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Zolang de reclassering dit nodig acht;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
legt de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van drie jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact te zoeken met [slachtoffer] en de ouders van [slachtoffer] , mevrouw [naam 1] en de heer [naam 2] , tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijke toestemming en medeweten van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden opgevolgd;
- zich niet in de omgeving van de [adres] te Almelo op te houden, zolang de reclassering dat nodig acht;
  • bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van vier dagen, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
  • beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen vuurwerkrevolver;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van 23 april 2019;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- verlengd de bij vonnis van de politierechter van 1 december 2016 parketnummer 08/175188-16 opgelegde proeftijd met
één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H.W. Teekman, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en mr. A.A. Smit, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2019.
Mr. Smit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019087173. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.het proces-verbaal van aangifte d.d. 14 januari 2019, blz. 26 en 27;
3.het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 april 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
4.het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2019, blz. 95 t/m 99;
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 8 januari 2019, blz. 57.