In de zaak met zaaknummer 08/230098 KG RK 19-155 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel op 12 april 2019 het verzoek tot wraking van de meervoudige kamer afgewezen. Het verzoeker, die in een strafzaak onder parketnummer 08/952363-18 werd vervolgd, vorderde wraking na een zitting op 12 maart 2019. Tijdens deze zitting had de meervoudige kamer, bestaande uit de rechters F. van der Maden, M. Manders en E. Leentjes, camerabeelden bekeken die relevant waren voor de zaak. De raadsman van verzoeker vreesde dat de rechters al een oordeel hadden gevormd over de ten laste gelegde feiten, met name het bestanddeel 'dwang', en dat dit zou wijzen op vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen concrete feiten of omstandigheden zijn die de vrees voor partijdigheid objectief kunnen rechtvaardigen. De meervoudige kamer had haar waarnemingen tijdens de zitting gedetailleerd beschreven en de wrakingskamer oordeelde dat het gebruik van bepaalde termen in de beschrijving van de waarnemingen niet automatisch duidt op vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd vastgesteld dat de vrees van verzoeker voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.