ECLI:NL:RBOVE:2019:1243

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
C/08/219779 / HA ZA 18-301
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Bottenberg - van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor brandschade door slijpen van dakpannen op een ecologisch gebouw

In deze zaak vorderde Delta Lloyd Schadeverzekeringen N.V. schadevergoeding van VOF [A] en haar vennoten, na een brand die ontstond tijdens het slijpen van dakpannen op het dak van een ecologisch gebouw. De rechtbank Overijssel oordeelde dat de brand is ontstaan op het moment dat de werkzaamheden plaatsvonden, maar dat niet bewezen was dat de gedaagden onzorgvuldig hadden gehandeld. Delta Lloyd stelde dat de gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld door risicovolle werkzaamheden uit te voeren zonder voldoende voorzorgsmaatregelen te nemen. De rechtbank overwoog dat het slijpen van dakpannen op het dak met een elektrische flex een gebruikelijke werkwijze is en dat de gedaagden niet verantwoordelijk konden worden gehouden voor de ontstane brand. De rechtbank concludeerde dat de brand niet het gevolg was van onzorgvuldig handelen van de gedaagden en wees de vorderingen van Delta Lloyd af. Delta Lloyd werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/219779 / HA ZA 18-301
Vonnis van 6 maart 2019
in de zaak van
naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: Delta Lloyd,
eiseres,
advocaat mr. L.D. van Zuijlen te Alkmaar,
tegen
1. vennootschap onder firma
VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA
[A],
voorheen gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: VOF [A] ,

2 [B] ,

wonende te [woonplaats] ,

3 [C] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [D c.s.] ,
advocaat mr. G. Loman te Assen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 oktober 2018 en hetgeen daarin over het procesverloop is opgenomen;
  • de bij brief van 18 december 2018 door Delta Lloyd overgelegde producties 9 en 10;
  • de bij brief van 2 januari 2019 door Delta Lloyd overgelegde producties 11, 12 en 13;
  • de bij brief van 8 januari 2019 door Delta Lloyd overgelegde productie 14;
  • de bij fax van 9 januari 2019 door Delta Lloyd overgelegde productie 15;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 17 januari 2019 en de daaraan gehechte pleitnotities van mrs. Van Zuijlen en Van Rhijn namens Delta Lloyd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Delta Lloyd is de verzekeraar van een opstal: de destijds in aanbouw zijnde woning van de heer [E] te [woonplaats] . Het betreft een ecologisch/biologische vrijstaande woning. De binnenmuren zijn opgetrokken van snelbouwstenen en de buitenwanden zijn houtskeletbouw met een houten afwerking. De spouw en het dak is met vlas geïsoleerd (“isovlas”) en het dak is met keramische pannen gedekt.
Het isovlas in het dak is aan de binnenzijde voorzien van een dampremmende folie en aan de buitenkant van een dampopen folie.
2.2.
De eigenaars van de verzekerde woning hadden een houtkachel gekocht die geplaatst zou worden door VOF [A] . Op 17 juli 2014 was de verzekerde woning bijna af. Medewerkers van het bouwbedrijf (bouwbedrijf [F] ) waren met de laatste afwerkpunten bezig. De houtkachel is door VOF [A] geplaatst en het rookgasafvoerkanaal moest nog door het dak naar buiten worden geleid. [D c.s.] heeft pannen weggehaald en een sparing gemaakt waarna de dakdoorvoer (een universele loodslabpan) is geplaatst en de pannen zijn teruggelegd. De dakpannen direct om de dakdoorvoer heen dienden op maat te worden gemaakt. Een medewerker van VOF [A] heeft de dakpannen, op het dak zelf, staande op een ladder die in de dakgoot was geplaatst, op maat gezaagd. Dit gebeurde met een elektrische flex met een diamantschijf.
2.3.
Tijdens de werkzaamheden van VOF [A] op het dak, is er brand ontstaan onder het dak. Het isolatiemateriaal en de houten dakconstructie is in brand gevlogen.
2.4.
De brand is door de brandweer geblust, maar er is wel materiële schade ontstaan aan de woning. Delta Lloyd heeft een bedrag van € 102.206,49 aan de heer [E] uitgekeerd.
2.5.
In opdracht van Delta Lloyd heeft DEKRA Experts BV (hierna: DEKRA) een onderzoek ingesteld. In haar brief van 1 augustus 2014 schrijft zij aan VOF [A] : [1]
Op 17 juli 2014 heeft uw medewerker (…) op het dak van het pand van de heer [E] met een diamantzaag dakpannen op maat geslepen. Hierbij zijn vonken ontstaan en deze zijn terechtgekomen op de houtconstructie van het dak, waardoor omstreeks 13.00 uur brand is ontstaan.
[D c.s.] is daarbij aansprakelijk gesteld voor de schade.
2.6.
Op 22 september 2014 stuurt DEKRA haar “eindverslag van expertise” aan Delta Lloyd. [2]
In dit eindverslag staat:
De heer [C] sleep met een diamantzaag op het dak de pannen op maat. Hierbij zijn vonken ontstaan en terechtgekomen op de houtconstructie van het dak, waardoor, omstreeks 13.00 uur, brand ontstond.
(…)
Naar onze mening is regres op [A] vof een evident gegeven. De heer [B] heeft tegenover betrokkenen expliciet aangegeven, dat door diens werkzaamheden de brand is veroorzaakt, hetgeen ook, gegeven de omstandigheden ter plaatse en de chronologie der gebeurtenissen, een juiste gevolgtrekking is.
2.7.
De verzekeraar van VOF [A] , Univé, heeft op 30 juli 2014 opdracht gegeven aan EMN Expertise (hierna: EMN) om onderzoek te doen naar de omstandigheden, oorzaak en omvang van dit schadegeval. In het rapport van 12 februari 2015 [3] staat over de schadetoedracht onder meer het volgende.
Het is te doen gebruikelijk om bij dit soort werkhoogtes de dakpannen op het dak, al staande op de ladder, te slijpen. Dat is hier ook zo gedaan.
Bij het slijpen van de dakpannen heeft de heer [C] geen vonken gezien.
Op het moment dat er nog 2 à 3 dakpannen pas geslepen moesten worden (…) ontdekte de heer [C] tijdens het slijpen van een dakpan dat het isolatiemateriaal onder de dakdoorvoer brandde. Vrijwel direct daarna kwam er over een veel groter oppervlak rook onder de dakpannen vandaan.
Een stuk van het isolatiemateriaal dat brandde is door de heer [C] losgetrokken en naar beneden gegooid. Vervolgens is de heer [C] ook via de ladder naar beneden gegaan om de brandblusser, die onderaan de ladder stond, te pakken. Met de brandblusser is de heer [C] weer het dak opgegaan waarbij de heer [C] de brandblusser ter plaatse van de dakdoorvoer heeft leeggespoten. Verder heeft de heer [C] keramische wol in de sparing geduwd om verspreiding van het vuur naar binnen toe te voorkomen. Intussen had een medewerkers van [F] de brandweer gebeld.
Over de oorzaak van de brand schrijft EMN:
De brand is ontstaan op het moment dat er pannen werden geslepen en nabij de locatie waar de pannen werden geslepen. Een verband tussen de slijpwerkzaamheden aan de dakpannen en het ontstaan van de brand is derhalve voor de handliggend. Temeer daar er op dat moment op die plaats geen andere werkzaamheden werden uitgevoerd.
(…)
Normaal gesproken is het geen probleem om op een dak keramische pannen te slijpen. Dat wordt dagelijks op vele bouwprojecten in Nederland zo gedaan. Waarom er in dit geval toch brand heeft kunnen ontstaan is ons niet duidelijk geworden. Mogelijk is er tijdens het slijpen toch een vonk of heet materiaal in de folie op het isolatiemateriaal (isovlas) terechtgekomen waardoor het materiaal, mede onder invloed van de zonnig en warme omstandigheden op die dag, is gaan smeulen.
(…)
Verzekerde beschikt over monsters van de vlasisolatie en van de paarsgekleurde dampopen folie. Van beide materialen heeft verzekerde de brandbaarheid getest. Verzekerde heeft ons de beelden daarvan getoond waaruit blijkt dat de beide materialen gemakkelijk vlam vatten en het vuur zich snel verspreidt.
(…)
Op onder andere de website www.eco-logisch.nl is algemene informatie te vinden over vlas vezel isolatie (isovlas). Vanaf deze website is de brochure isovlas bouwisolatie te downloaden. Daarna staat vermeld dat isovlas is behandeld met een brandvertrager en dat bij het zetten van een brander op het isovlas, het materiaal verkoolt. Deze verkoolde laag werkt als een isolator tegen brand.
Gelet op het “gemak” waarmee de brand zich heeft kunnen ontplooien en verspreiden alsmede gelet op de door verzekerde getoonde beelden vragen wij ons af of de toegepaste materialen (dampopen folie en isovlas) wel voldoende brandvertragend zijn geweest.
2.8.
In opdracht van EMN is vervolgens onderzoek gedaan naar de brandbaarheid van het isovlas en waterdampremmende folie. Dit onderzoek is uitgevoerd door Efectis Nederland (hierna: Efectis). Zij heeft in december 2015 haar rapport uitgebracht.
Efectis heeft driemaal de
ontvlambaarheidvan de combinatie dampremmende folie/isovlas getest. Eenmaal heeft zij de ontvlambaarheid van alleen isovlas getest. Dit gebeurt met een gasbrander. Geconcludeerd wordt dat het isovlas moeilijk ontvlambaar is. De waterdampremmende folie is echter makkelijk ontvlambaar. Eenmaal in brand zal het in zijn geheel opbranden.
Ook heeft Efectis drie maal een
vonkentestuitgevoerd om te zien of het materiaal (isovlas met dampremmende folie) door vonken kan worden ontstoken. De testen, waarbij de folie/isolatie combinatie wordt blootgesteld aan een vonkenregen tonen aan dat zelfs onder een relatief zware vonkenregen, het materiaal niet ontvlamt.
Efectis concludeert:
Het is waarschijnlijk dat bij de brand van het dak van de nieuwbouwwoning de waterdampremmende folie heeft gebrand en niet de Isovlas isolatie.
Er is aangegeven, dat er bij het op maat slijpen van de dakpannen met een slijptol geen vonken zijn gezien. Op basis van de uitgevoerde testen wordt geconcludeerd, dat de kans, dat het isolatiemateriaal in brand geraakt onder blootstelling aan enkele vonken, bijzonder klein is.
2.9.
In de brief van EMN d.d. 31 december 2015, [4] waarbij ze het rapport van Efectis aan Univé toestuurt, schrijft EMN nog:
Uit het rapport van Efectis blijkt dat het folie- en isolatiemateriaal zelfs bij een blootstelling aan een forse vonkenregen geen vlam vat. In dit geval is er (…) zeker geen sprake geweest van een vonkenregen. Verzekerde heeft ons verklaard geen vonken te hebben gezien. In het geval de brand daadwerkelijk door het vrijkomen van een “verdwaalde” vonk is ontstaan, kan dat ons inziens niet anders worden gezien dan “domme pech”.
2.10.
Delta Lloyd heeft [D c.s.] aansprakelijk gesteld voor de schade. [D c.s.] heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.De vordering

3.1.
Delta Lloyd vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de VOF, [B] en [C] , hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de ten gevolge van de onrechtmatige daad door Delta Lloyd uitgekeerde schadevergoeding;
II. [D c.s.] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Delta Lloyd te betalen:
a. een bedrag van € 102.206,64 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der uitkering, te weten:
° 24 september 2014 € 60.350,05
° 19 november 2014 € 24.349,10
° 9 december 2014 € 17.507,49
en in alle gevallen tot aan de dag der algehele voldoening;
b. een bedrag van € 1.000,00 wegens expertisekosten;
c een bedrag van € 850,00 (exclusief BTW) wegens kosten van VLC Claims Services;
d. een bedrag van € 2.775,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
de bedragen sub II b tot en met d vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. [D c.s.] hoofdelijk verwijst in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover, indien deze kosten niet binnen twee weken na het in deze te wijzen vonnis zijn voldaan.

4.De standpunten van partijen

4.1.
Delta Lloyd onderbouwt haar vorderingen als volgt.
Gedaagden hebben onrechtmatig gehandeld. Aan de vijf vereisten voor onrechtmatige daad is voldaan.
Gedaagden hebben toerekenbaar onzorgvuldig gehandeld door risicovolle werkzaamheden (slijpen op een dak) in de gegeven omstandigheden (biologisch-ecologisch bouwwerk, warm weer) niet, dan wel onvoldoende te hebben gecombineerd met de noodzakelijke voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen.
De brand is ontstaan op het moment van het slijpen van de dakpannen, op de locatie van het slijpen. Onder verwijzing naar de rapporten van DEKRA en EMN concludeert Delta Lloyd dat de brand is ontstaan door en tijdens de werkzaamheden van gedaagden. Op het moment van de brand werden er geen andere werkzaamheden uitgevoerd. Een alternatieve oorzaak voor de brand ontbreekt derhalve.
De schade aan de woning bedraagt € 102.206,64.
4.2.
[D c.s.] heeft tegen de vorderingen onder meer het volgende verweer gevoerd.
4.2.1.
Ten eerste is hier de Bedrijfsregeling Brandregres 2014 van toepassing. Hoewel de beoordeling dezelfde is als die van artikel 6:162 BW, maar de zaak moet wel op de juiste wijze worden ingestoken.
4.2.2.
De bewijslast dat [D c.s.] onrechtmatig hebben gehandeld ligt bij Delta Lloyd. Daarin is Delta Lloyd niet geslaagd.
Uit het deskundigenrapport van EMN blijkt dat de werkzaamheden lege artis zijn uitgevoerd. Uit het deskundigenrapport van Efectis blijkt dat het materiaal niet door vonken kan ontbranden. Als er al vonken zijn ontstaan bij het slijpen (wat niet zo is), kan dit niet hebben geleid tot de brand.
Er was geen enkele aanleiding om de werkzaamheden op andere wijze uit te voeren. Er valt [D c.s.] geen enkel verwijt te maken. De door Delta Lloyd genoemde voorzorgsmaatregelen die [D c.s.] volgens haar had kunnen treffen, zijn ofwel wel uitgevoerd (branddeken, brandblusser in de buurt) of zinloos (nathouden) of niet reëel (slijpen van de pannen op de grond).
Als er al een verband is tussen de werkzaamheden en de brand, is er nog geen sprake van een toerekenbare onrechtmatige daad. In elk geval was dit gevolg volstrekt onvoorzienbaar. [D c.s.] hoefde niet anders te handelen dan zij heeft gedaan. Op haar rust geen
risicoaansprakelijkheid. Delta Lloyd moet
schuldaantonen.
Subsidiair is er sprake van overmacht. [D c.s.] mochten erop vertrouwen dat zij de werkzaamheden op deze wijze kon uitvoeren.
4.2.3.
De schade is maximaal € 98.262,56. De nevenvorderingen zijn niet onderbouwd.
5. De beoordeling
5.1.
Op deze kwestie is de Bedrijfsregeling Brandregres 2014 (hierna: BBr) van toepassing.
In artikel 1 van dit BBr is bepaald dat brandverzekeraars geen verhaal zullen halen op particulieren die uitsluitend in hun particuliere hoedanigheid aansprakelijk zijn voor de door de brandverzekeraar uitgekeerde schade.
De rechtbank overweegt hierover dat dit niet betekent dat [B] en [C] in casu niet persoonlijk aangesproken kunnen worden. Zij kunnen worden aangesproken als vennoot van de VOF.
5.2.
Op basis van het BBr kan het recht van brandverzekeraars van verhaal op niet-particulieren slechts worden uitgeoefend indien de aansprakelijkheid verband houdt met onzorgvuldig handelen of nalaten (artikel 2).
In de toelichting bij dit artikel staat dat bepalend is of onzorgvuldig handelen of nalaten een relevante factor is geweest bij het ontstaan van de brand. Met onzorgvuldigheid wordt het juridische criterium schuld van artikel 6:162 BW bedoeld (verwijtbaar handelen of nalaten en/of toerekenen van een oorzaak).
5.3.
De rechtbank zal aan de hand van dit criterium beoordelen of [D c.s.] op 17 juli 2014 onzorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank merkt daarbij uitdrukkelijk op dat de bewijslast van het onrechtmatig handelen rust op Delta Lloyd.
5.4.
Allereerst is van belang de vraag of de brand door dit handelen is ontstaan. Als dat niet zo is, is [D c.s.] in elk geval niet aansprakelijk te stellen.
De rechtbank overweegt hierover, met verwijzing naar de rapporten zoals geciteerd onder r.o. 2.6 tot en met 2.8, dat uiteindelijk niet duidelijk is geworden hoe de brand is ontstaan. Dat er geen vonken zijn ontstaan bij het slijpen is door Delta Lloyd niet (althans niet onderbouwd) betwist, en zelfs als er wel vonken zouden zijn geweest, is het niet waarschijnlijk dat daardoor brand is ontstaan. Volgens Delta Lloyd is het de dampopen folie die is gaan branden. Delta Lloyd heeft echter erkend dat de mogelijke vlambaarheid van de materialen niet de oorzaak van de brand is geweest (alinea 4.11 dagvaarding).
Anderzijds echter is de brand ontstaan op het moment dat, en op de plek waar [C] aan het slijpen was. Een alternatieve oorzaak is niet gesteld.
De rechtbank zal er veronderstellenderwijs vanuit gaan dat het slijpen van de keramische dakpannen op het dak, heeft geleid tot de brand.
5.5.
Daarmee is echter nog niet gezegd dat [D c.s.] onzorgvuldig heeft gehandeld. De vraag of de veroorzaking van schade door het in het leven roepen of laten voortbestaan van een gevaar onrechtmatig is, kan immers niet uitsluitend worden beantwoord aan de hand van de vraag of schade is ingetreden dan wel of sprake is van de mogelijkheid van een ongeval, maar dient te worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval. [5]
Of gevaarzetting onrechtmatig is hangt af van de mate van waarschijnlijkheid waarmee niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben, en de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen. [6] In het kader van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid speelt de kenbaarheid van het gevaar een rol. [7]
De rechtbank neemt als omstandigheid die moet worden meegewogen ook mee, de vraag of [D c.s.] de keramische pannen staande op het dak, had mogen slijpen.
5.6.
De rechtbank overweegt over dit laatste het volgende.
Het op deze wijze uitvoeren van de werkzaamheden, namelijk het staande op een ladder op het dak, met een elektrische flex met diamantschijf, is naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf niet onzorgvuldig.
Voldoende aannemelijk is geworden dat dit een normale en algemeen geaccepteerde manier van werken is. In het deskundigenrapport van EMN is dat meermaals zo gesteld, en [D c.s.] zelf heeft dat ook gemotiveerd aangevoerd. Als er wordt gezocht naar het slijpen van dakpannen, zul je altijd afbeeldingen zien van mensen die op het dak aan het werk zijn, en bij veiligheidsvoorschriften wordt gesproken over het gevaar van vallen, maar niet over het gevaar van brand, aldus [D c.s.] . Door Delta Lloyd is niet betwist dat dit de gebruikelijke manier van werken is.
5.7.
Het op deze wijze uitvoeren van de werkzaamheden, kan onzorgvuldig worden door (1) de overige omstandigheden van het geval of (2) doordat er veiligheidsmaatregelen hadden moeten worden genomen die zijn nagelaten.
5.8.
Ten aanzien van de overige omstandigheden van het geval (ad 1) overweegt de rechtbank als volgt.
5.8.1.
In dit geval is er geslepen met een elektrische flex met diamantschijf.
Delta Lloyd heeft aangevoerd dat bij het werken met een elektrische flex brandgevaar kan ontstaan. Uit de handleiding van een dergelijke flex blijkt dat voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen om brand te voorkomen. [D c.s.] heeft daar tegenover gesteld dat dat voor een gewone elektrische flex geldt, maar niet als met een diamantschijf wordt gewerkt. Daarbij ontstaan geen vonken. Vast staat dat de metalen kachelpijp niet is geraakt. De heer [C] heeft ter zitting herhaald dat hij geen vonken heeft gezien.
Dat er in dit geval geen vonken zijn ontstaan is door Delta Lloyd onvoldoende betwist.
Weliswaar zegt DEKRA in haar rapport dat er vonken zijn ontstaan en dat er daardoor brand is ontstaan, maar waar zij dat op baseert blijkt niet. Ook ter zitting heeft de heer [G] van DEKRA dat niet uitgelegd, maar gesteld dat zelfs als er een zaagblad wordt gebruikt waarbij geen vonken ontstaan, er bij het slijpen hitte ontstaat. Het kan zijn dat die hitte andere materialen raakt dan de pannen en dat er daardoor vonken ontstaan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit niet de conclusie worden getrokken dat het werken met een elektrische flex met diamantschijf dusdanig brandgevaarlijk is dat [D c.s.] deze werkzaamheden niet op het dak had mogen uitvoeren.
5.8.2.
Het feit dat hier sprake was van een ecologisch-biologisch gebouwde woning, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank evenmin anders. Zoals [D c.s.] terecht heeft aangevoerd zal ook een ecologisch-biologische woning moeten voldoen aan brandvoorschriften. Het dak was geïsoleerd met isovlas, hetgeen een brandwerend materiaal is. Uit het onderzoek van Efectis blijkt ook dat het isovlas niet brandt, maar verkoolt. Dit is zelfs het geval als de folie wel ontbrandt. [D c.s.] had derhalve geen andere werkwijze hoeven te kiezen vanwege de materialen waarmee de woning was gebouwd.
5.8.3.
Dat het weer op die dag aanleiding had moeten zijn om anders te handelen, volgt de rechtbank evenmin. Volgens het door Delta Lloyd overgelegde weerbericht van 17 juli 2014 was de gemiddelde temperatuur in Twente 21,0° C en het maximum 27,4° C. De gemiddelde windsnelheid was 1.5 m/s (1 Bft). Waarom dit [D c.s.] had moeten nopen tot ander gedrag, heeft Delta Lloyd niet uitgelegd en ziet de rechtbank ook niet in. Met name niet omdat er kennelijk geen wind van betekenis stond.
5.9.
De tussenconclusie is dat er geen reden was om niet op het dak de keramische pannen te slijpen.
5.10.
Ten aanzien van het nemen van voorzorgsmaatregelen (ad 2) overweegt de rechtbank het volgende.
Terecht heeft Delta Lloyd gesteld dat er bij het slijpen (waarbij de diamantschijf met grote snelheid ronddraait) altijd hitte zal ontstaan. Er is wel sprake van enige gevaarzetting, en er zullen altijd enige voorzorgsmaatregelen getroffen moeten worden om brand te voorkomen of snel te kunnen blussen.
De mate waarin voorzorgsmaatregelen kunnen worden verlangd, hangt onder meer af van de gevolgen als het gevaar zich daadwerkelijk verwezenlijkt enerzijds en de kans dat dit gevaar zich verwezenlijkt anderzijds.
Vastgesteld kan worden dat de gevolgen van een brand groot kunnen zijn. Anderzijds was de kans dat er brand zou ontstaan, uitermate klein. Er werd immers niet met open vuur gewerkt, en het isovlas is niet ontvlambaar en niet brandbaar. Alleen de houten panlatten waar de dakpannen op liggen zijn brandbaar, maar die waren al weggezaagd.
De rechtbank komt tot het oordeel dat er geen uitzonderlijke voorzorgsmaatregelen genomen hoefden te worden. Aan de hand hiervan zal de rechtbank de door Delta Lloyd geopperde voorzorgsmaatregelen bespreken.
5.11.
Delta Lloyd heeft aangevoerd dat [D c.s.] , de dakpannen op de grond had kunnen slijpen. Ter zitting heeft de heer [B] daarover gezegd dat dit volstrekt onmogelijk is. Je kunt op de grond niet zien waar je moet slijpen, waar een nieuwe dakpan begint en hoe het er precies ligt, aldus [B] .
[D c.s.] heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende uitgelegd dat dit niet reëel is. Het is ondoenlijk om voor elke dakpan naar beneden te gaan en uit te meten en te slijpen, en daarna te passen en eventueel, beneden, nog weer bij te slijpen. Bovendien is het lege artis om dakpannen, staande op het dak, te slijpen. Gelet ook op het feit dat er geen uitzonderlijke voorzorgsmaatregelen genomen hoefden te worden, kan [D c.s.] niet verweten worden dat zij de dakpannen niet op de grond heeft geslepen.
5.12.
Delta Lloyd heeft aangevoerd dat [D c.s.] een blusdeken had kunnen gebruiken.
Ter zitting heeft de heer [B] verklaard dat er een branddeken om de kachelpijp heen lag. Op dit onderdeel kon van [D c.s.] derhalve niet meer geëist worden.
5.13.
Voorts heeft Delta Lloyd aangevoerd dat [D c.s.] een brandblusser in de nabijheid had moeten houden. [D c.s.] heeft daarover gezegd dat de brandblusser beneden aan de ladder, in de werkbus, aanwezig was, en dat een ronde brandblusser op een schuin dak niet blijft liggen. Bovendien voegde de brandblusser niet veel toe. Delta Lloyd heeft daar tegenover gesteld dat de brandblusser in de dakgoot had kunnen staan of dat [D c.s.] een andere brandblusser had kunnen aanschaffen die wel geschikt was om in de nabijheid te houden.
De rechtbank overweegt hierover dat, gelet op het feit dat van [D c.s.] geen uitzonderlijke voorzorgsmaatregelen tegen brand mochten worden verwacht, het feit dat een brandblusser in de bus aanwezig was die onderaan de ladder stond, voldoende was. Bovendien is er – door de heer [C] of door medewerkers van bouwbedrijf [F] - een brandblusser leeggespoten en heeft dat niet geholpen. Niet is vast komen te staan dat als de brandblusser nog dichterbij zou zijn geweest, de schade (aanmerkelijk) kleiner zou zijn geweest. Hetgeen de heer [C] als eerste reactie heeft gedaan – het lostrekken van brandend materiaal, en het dichtstoppen van het gat met keramische wol – is naar het oordeel van de rechtbank een voldoende adequate poging om de brand te stoppen.
5.14.
Delta Lloyd heeft tot slot aangevoerd dat [D c.s.] de pannen had kunnen nathouden. Volgens [D c.s.] is dat zinloos omdat dan alleen de buitenkant nat wordt gehouden en niet de binnenkant, die immers ook moet worden doorgeslepen. Bovendien komen er bij het slijpen van keramisch materiaal normaal gesproken geen vonken vrij, maar alleen stof.
De rechtbank is van oordeel dat Delta Lloyd niet heeft duidelijk gemaakt waarom het nathouden van de dakpannen er voor zou hebben gezorgd dat er geen brand zou zijn uitgebroken. Dat [D c.s.] deze voorzorgsmaatregel had moeten nemen, volgt de rechtbank dan ook niet.
5.15.
De tweede tussenconclusie is dus dat niet gezegd kan worden dat [D c.s.] heeft nagelaten de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen te nemen. Ook in dat opzicht is er geen sprake van onrechtmatig (onzorgvuldig) handelen.
5.16.
Delta Lloyd heeft nog aangevoerd dat de heren [B] en [C] direct na het uitbreken van de brand hebben gezegd dat het allemaal hun schuld was, dat ze verschillende keren hun excuses hebben aangeboden en dat ze hebben gezegd dat ze goed zijn verzekerd. Volgens Delta Lloyd is dat een aanwijzing dat er toch sprake is van schuld aan de zijde van [D c.s.] .
De rechtbank volgt Delta Lloyd hierin niet. Als de heren [B] en [C] op dat moment tegen de heer [E] of andere aanwezigen hebben gezegd dat het hun schuld was - ter zitting heeft [B] verklaard niet meer precies te weten wat hij op dat moment wel en niet heeft gezegd, maar uit te sluiten is het niet, terwijl [C] verklaarde dat hij volgens hem niet heeft gezegd dat het zijn schuld was – is dat niet gelijk te stellen met een gerechtelijke erkenning van “schuld” in de betekenis van de wet. De gedachte dat de brand aan de werkzaamheden van [D c.s.] lag, was logisch gelet op het tijdstip en de locatie van de brand, en op dat moment van grote schrik is voorstelbaar dat [B] en/of [C] zich buitengewoon ellendig en ook schuldig voelden en dat hebben geuit. Daarmee hebben zij echter niet erkend dat zij onzorgvuldig hebben gehandeld en anders hadden moeten en kunnen handelen,
5.17.
De rechtbank komt tot de slotsom dat [D c.s.] niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Er is geen sprake van onrechtmatigheid, de eerste voorwaarde voor het kunnen aannemen van een onrechtmatige daad. De vorderingen van Delta Lloyd zullen worden afgewezen.
5.18.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Delta Lloyd worden veroordeeld in de kosten.
De kosten worden tot op heden aan de zijde van [D c.s.] als volgt begroot:
  • salaris van de gemachtigde: 2 procespunten maal € 1.707,00 (tarief V) = € 3.414,00
  • verschotten: betaald griffierecht ad € 3.946,00.
De door [D c.s.] gevorderde nakosten zijn eveneens toewijsbaar.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt Delta Lloyd in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [D c.s.] begroot op € 3.414,00 wegens het salaris van de gemachtigde en € 3.946,00 wegens verschotten;
6.3.
veroordeelt Delta Lloyd in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met, onder de voorwaarde dat Delta Lloyd niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis plaats heeft gevonden, een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, Delta Lloyd daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg - van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2019. [8]

Voetnoten

1.Productie 2 bij dagvaarding
2.Productie 6 bij dagvaarding
3.Productie 5 bij dagvaarding; productie 2 bij conclusie van antwoord
4.Productie 2 bij conclusie van antwoord, laatste pagina.
5.Hoge Raad 9 december 1994, LJN ZC1576 (Zwiepende tak) en Hoge Raad 7 april 2006, LJN AU6934 (Bildtpollen/Miedema).
6.Hoge Raad 5 november 1965, LJN AB7079 (Kelderluik).
7.Hoge Raad 22 april 1994, NJ 1994,624 (Taxusstruik) en Hoge Raad 29 november 2002, LJN AE 5162 (Legionella besmetting)
8.type: