ECLI:NL:RBOVE:2019:1230
Rechtbank Overijssel
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van geldvordering in kort geding wegens gebrek aan spoedeisend belang en onvoldoende vaststelling van vorderingen
In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, vordert eiser, die in een affectieve relatie met gedaagde heeft gestaan, een geldsom van € 363.929,17 van gedaagde. Eiser stelt dat hij in de periode van hun samenwoning aanzienlijke bedragen heeft afgelost op hypothecaire leningen en daarnaast maandelijks € 1.500,00 aan gedaagde heeft betaald. Gedaagde betwist de vorderingen en stelt dat de betalingen als schenkingen zijn gedaan. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser onvoldoende spoedeisend belang heeft aangetoond en dat de vorderingen van eiser onvoldoende vaststaan. De rechter wijst de vorderingen van eiser af en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 29 maart 2019 in Almelo.