ECLI:NL:RBOVE:2019:1074

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
2 april 2019
Zaaknummer
08-770336-18 en 08/110769-15 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor meerdere diefstallen met gevangenisstraf en schadevergoeding aan slachtoffers

Op 2 april 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 33-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 213 dagen voorwaardelijk, wegens het plegen van meerdere diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan inbraak en diefstal in verschillende panden in Hengelo, waarbij hij goederen en geld heeft weggenomen. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden en is verplicht om een schadevergoeding van in totaal € 1.099,52 te betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging in overweging genomen en heeft de verdachte vrijgesproken van twee van de vijf ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3 gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn drugsverslaving, en heeft besloten om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen om de verdachte de kans te geven zich te rehabiliteren. De schadevergoeding aan de benadeelde partij [bedrijf] is toegewezen, terwijl de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk is verklaard wegens gebrek aan onderbouwing. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voorwaardelijk gemaakt, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers 08-770336-18 en 08/110769-15 (tul) (P)
Datum vonnis: 2 april 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1985 in [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in het IMC te Beilen, Altingerweg 1.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 maart 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr.
J.M. Stad en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in een pand heeft ingebroken en daaruit goederen en geld heeft weggenomen;
feit 2:een pand is binnengeklommen en heeft geprobeerd daaruit geld en/of goederen weg te nemen;
feit 3:goederen en geld bij [supermarkt 1] heeft weggenomen;
feit 4: goederen bij [supermarkt 2] heeft weggenomen;
feit 5: heeft ingebroken in een woning en daaruit een televisie heeft weggenomen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 15 oktober 2018 te Hengelo, in elk geval in Nederland, een kassa met een inhoud van 180 euro en/of tabakswaren en/of een bakje met muntgeld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2
hij in of omstreeks de periode van 29 november 2018 tot en met 30 november
2018 te Hengelo, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, geld en/of één of meer goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , weg te nemen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, immers is hij, verdachte, door een etensluik van het [restaurant] naar binnen geklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 03 december 2018 te Hengelo, in elk geval in Nederland, een kassalade (met inhoud) en/of een basisplaat, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [supermarkt 1] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 19 november 2018 te Hengelo, in elk geval in Nederland, een boodschappentas met daarin huissleutels en/of een medicijnendoosje, in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [supermarkt 2] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
hij in of omstreeks de periode van 19 november 2018 tot en met 21 november
2018 te Hengelo, in elk geval in Nederland, in/uit een woning gelegen aan [adres] , een televisie (merk: Samsung), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, te weten onbevoegd gebruik maken van een sleutel van die woning.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat, in verband met het ontbreken van het wettig en overtuigend bewijs voor de feiten 4 en 5, verdachte van die feiten dient te worden vrijgesproken.
De feiten 1, 2 en 3 kunnen volgens de officier van justitie en de raadsman bewezen worden verklaard.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 4 en 5 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen te weten [1] :
feit 1
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 maart 2019, onder meer inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 15 oktober 2018, pagina’s 7 en 8;
feit 2
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 maart 2019, onder meer inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 30 november 2018, pagina’s 36 en 37;
feit 3
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 maart 2019, onder meer inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 4] van 6 december 2018, pagina’s 41 en 42.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 15 oktober 2018 te Hengelo, een kassa met een inhoud van 180 euro en tabakswaren en een bakje met muntgeld, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2
hij in de periode van 29 november 2018 tot en met 30 november 2018 te Hengelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goed(eren), die toebehoorden aan [slachtoffer 2] , weg te nemen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van inklimming, immers is hij, verdachte, door een etensluik van het [restaurant] naar binnen geklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 3 december 2018 te Hengelo een kassalade met inhoud en een basisplaat, die toebehoorden aan [supermarkt 1] , heeft weggenomen, met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 tot en met 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310 en 311 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2
het misdrijf: poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
feit 3
het misdrijf: diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 214 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in de reclasseringsrapportage van 16 januari 2019, met dien verstande dat de duur van de opname van verdachte in een zorginstelling wordt beperkt tot zes maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen waarvan 304 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in de reclasseringsrapportage van 16 januari 2019. Anders dan door de officier van justitie gevorderd, dient volgens de raadsman de duur van de opname van verdachte in de zorginstelling te worden bepaald op twaalf maanden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte is in het verleden regelmatig voor al dan niet gekwalificeerde vermogensdelicten veroordeeld. De in die veroordelingen gelegen waarschuwingen hebben verdachte er niet van weerhouden andermaal vermogensdelicten te plegen. Hij pleegt de feiten veelal om zijn drugsverslaving te kunnen bekostigen. Ter behandeling van die verslaving verblijft verdachte sedert 5 februari 2019 in het IMC te Beilen. Hij heeft er ter terechtzitting blijk van gegeven zijn leven een andere wending te willen geven en gemotiveerd te zijn de behandeling af te maken en positief te staan tegenover een eventueel vervolgtraject.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de ter terechtzitting gebleken persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die met name zijn verwoord in de reclasseringsrapportage van 16 januari 2019.
Bij het bepalen van de straf en de duur ervan heeft de rechtbank, op de voet van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening gehouden met een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 21 januari 2019, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat bij het opleggen van de straf de nadruk dient te liggen op de behandeling van verdachte en dat aan hem een gevangenisstraf dient te worden opgelegd waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de door verdachte
in voorarrest doorgebrachte tijd. Teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en een behandeling mogelijk te maken, zal de rechtbank een belangrijk deel van de op te leggen straf voorwaardelijk opleggen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.190,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De vordering betreft materiële schade.
[bedrijf] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.099,52, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De vordering betreft materiële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu deze vordering niet is onderbouwd.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf] dient volgens de officier van justitie te worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [bedrijf] kan worden toegewezen. De benadeelde partij [slachtoffer 1] dient volgens de raadsman, wegens gebrek aan onderbouwing, niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit onder 3 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [bedrijf] De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.099,52, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ten aanzien van de door [slachtoffer 1] ingediende vordering overweegt de rechtbank dat
de opgevoerde schade onvoldoende is komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl namens verdachte deze schade gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schade alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [bedrijf] heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit onder 3 is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 08/110769-15.
De raadsman heeft om afwijzing van die vordering verzocht.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 tot en met 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2
het misdrijf: poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
feit 3
het misdrijf: diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 tot en met 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
270 (tweehonderd en zeventig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
213 (tweehonderd en dertien) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal houden aan de voorwaarden en aanwijzingen die de Reclassering Nederland hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Veroordeelde dient zich te blijven melden op afspraken bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- gedurende de proeftijd zijn opname in het Intramuraal Motivatie Centrum (IMC) of een soortgelijke instelling zal continueren. De opname duurt twaalf maanden of zoveel korter als de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de zorginstelling zullen worden gegeven. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- indien geïndiceerd, zich gedurende de proeftijd laat behandelen door JusTact, Tactus Verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de instelling/behandelaars zullen worden gegeven;
- indien geïndiceerd, gedurende de proeftijd verblijft bij stichting Zekere Basis of een andere instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma die/dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf] van een bedrag van € 1.099,52 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 december 2018;
- veroordeelt veroordeelde daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat veroordeelde verplicht is ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.099,52,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 december 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- wijst de vordering onder parketnummer 08/110769-15 af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018560379 Z van 21 januari 2019. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.