ECLI:NL:RBOVE:2019:1056

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
08-760010-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens mishandeling van zijn ex-partner en levensgezel

Op 2 april 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 48-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 134 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man werd schuldig bevonden aan het mishandelen van zijn ex-partner en levensgezel in Enschede. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 23 januari 2018 zijn ex-partner heeft mishandeld door haar bij de keel te grijpen en tegen het gezicht te stompen. Daarnaast heeft hij op 9 december 2018 zijn levensgezel mishandeld door haar in het gezicht te slaan. De rechtbank achtte de feiten bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers. De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een kortere straf op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zwakbegaafdheid en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, waarbij de bedragen zijn vastgesteld op €500 voor de ex-partner en €200 voor de levensgezel, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd voor de proeftijd, waaronder meldplicht bij de reclassering en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-760010-18 (P)
Datum vonnis: 2 april 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 maart 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie J.M. Stad en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 19 maart 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: primair, geprobeerd heeft [slachtoffer 1] te doden, dan wel
subsidiair, [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel,
meer subsidiair,geprobeerd heeft [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel,
nog meer subsidiair:[slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2: primair, geprobeerd heeft [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel,
subsidiair[slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 3: primair,geprobeerd heeft [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel
subsidiair,[slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Voluit luidt de (gewijzigde) tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 23 januari 2018 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, - [slachtoffer 1] bij haar keel heeft gegrepen en/of -(vervolgens) (nadat [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of op de grond lag) [slachtoffer 1] (met gebalde vuist) meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam, heeft geslagen
en/of gestompt en/of -(vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 23 januari 2018 te Enschede, in elk geval in Nederland,
aan zijn ex-partner, althans zijn levensgezel, genaamd [slachtoffer 1] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door deze (met kracht): -meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd e/of het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of -meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 23 januari 2018 te Enschede ter uitvoering van het door
hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om aan zijn ex-partner, althans levensgezel,
[slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - [slachtoffer 1] bij haar keel heeft gegrepen en/of -(vervolgens) (nadat [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of op de grond lag) [slachtoffer 1] (met gebalde vuist) meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of -(vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, nog meer subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 23 januari 2018 te Enschede heeft mishandeld zijn
ex-partner, althans levensgezel, te weten [slachtoffer 1] door [slachtoffer 1] : -Bij haar keel te grijpen en/of -(vervolgens) (nadat [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of op de grond lag) meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd
-(vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, te schoppen en/of te trappen
in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam; en/of het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
2
hij op of omstreeks 9 december 2018 te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen -Meerdere malen (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 9 december 2018 te Enschede, zijn levensgezel [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door: - meerdere malen (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan en/of te stompen;
3
hij in of omstreeks de periode van 21 maart 2018 tot en met 31 augustus 2018 te
Enschede, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen - meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd van die
[slachtoffer 2] heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 21 maart 2018 tot en met 31 augustus 2018 te
Enschede zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door: - meermalen, althans eenmaa, in/op/tege het gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunten van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 primair bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten onder 1 nog meer subsidiair en 2 subsidiair, bewezen kunnen worden verklaard en dat het wettig en overtuigend bewijs voor het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair, 2 primair en
3 primair en subsidiair ten laste gelegde ontbreekt, zodat verdachte van die feiten dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair, feit 2 primair en feit 3 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 nog meer subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten [1] :

1.nog meer subsidiair

1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 maart 2019, onder meer inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
het proces-verbaal verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] van 24 januari 2018, pagina’s 41 tot en met 43;

2.subsidiair

1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 maart 2019, onder meer inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 9 december 2018, pagina’s 27 en 28.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1.
verdachte op 23 januari 2018 te Enschede zijn ex-partner [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar bij haar keel te grijpen en tegen het gezicht te stompen;
2
verdachte op 9 december 2018 te Enschede zijn levensgezel [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar in/op/tegen het gezicht te slaan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 nog meer subsidiair en
2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 nog meer subsidiair
het misdrijf: mishandeling.
feit 2 subsidiair
het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest en met oplegging van de bijzondere voorwaarden vermeld in de reclasseringsrapportage van 13 maart 2019. De officier van justitie heeft daarbij verzocht de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden uit te spreken.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met oplegging van de door de reclassering genoemde voorwaarden, dient te worden volstaan met een gevangenisstraf, waarvan de duur gelijk is aan de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. De raadsman heeft daarbij opheffing van verdachtes voorlopige hechtenis bepleit.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zijn toenmalige partner [slachtoffer 1] en zijn levensgezel [slachtoffer 2] aan agressieve en intimiderende gedragingen blootgesteld. Dat rekent de rechtbank verdachte ernstig aan, te meer omdat hij de mishandelingen pleegde in bijzijn van één of meer van zijn minderjarige kinderen. Deze agressieve gedragingen zijn, wat er ook zij van de aanleiding daarvan en van hetgeen daaraan is voorafgegaan, op geen enkele wijze te rechtvaardigen.
De impact die verdachtes strafbaar gedrag op de slachtoffers heeft gehad, is nog eens verwoord in de namens die slachtoffers ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf en duur daarvan in belangrijke mate rekening gehouden met de ter terechtzitting gebleken persoonlijke omstandigheden van verdachte, die blijken uit de reclasseringsrapportage van 13 maart 2019 en de rapportage van de GZ-psycholoog J.J. de Jonge van 15 maart 2019. In laatstgenoemde rapportage leest de rechtbank onder meer dat er bij betrokkene sprake is van zwakbegaafdheid, ernstige problemen in het gebruik van middelen, kenmerken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en zeer inadequate coping vaardigheden. De doorwerking van de geconstateerde problematiek wordt volgens de gedragsdeskundige dusdanig geacht dat geadviseerd wordt om betrokkene het ten laste gelegde, indien bewezen, verminderd toe te rekenen. Het risico op opnieuw fysiek agressief gedrag wordt door de gedragsdeskundige als matig tot hoog ingeschat en kan afnemen wanneer betrokkene behandeling en training ondergaat.
Verdachte heeft ter terechtzitting gezegd zijn leven een andere wending te willen geven en bereid te zijn mee te werken aan een behandeling zoals voorgesteld door de deskundige en de reclassering.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een straf dient te worden opgelegd waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. Teneinde verdachte ervan te weerhouden andermaal strafbare feiten te plegen en een behandeling mogelijk te maken, zal aan verdachte tevens een voorwaardelijk strafdeel worden opgelegd met daarbij de voorwaarden zoals vermeld in de reclasseringsrapportage van 13 maart 2019, met uitzondering van de verplichting tot het innemen van medicijnen.
Nu naar het oordeel van de rechtbank met het opleggen van die voorwaarden het recidivegevaar naar een aanvaardbaar risico wordt teruggebracht, zal de rechtbank het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden, zoals door de officier van justitie gevorderd, achterwege laten.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.350,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Het gevorderde bedrag betreft immateriële schade.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 400,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Het gevorderde bedrag betreft immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen in het geheel dienen te worden toegewezen, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de benadeelde partijen gevorderde bedragen na matiging kunnen worden toegewezen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Echter staat de omvang van beide schades in dit stadium niet vast. De rechtbank ziet aanleiding gebruik te maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schades van genoemde benadeelde partijen te schatten. De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld kan worden op € 500,-- en die van de benadeelde partij [slachtoffer 2] op € 200,-- . De rechtbank zal de vorderingen tot zover toewijzen en voor het overige afwijzen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal telkens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair,
2 primair en 3 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 nog meer subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 nog meer subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 nog meer subsidiair, het misdrijf: mishandeling
feit 2 subsidiair, het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf
begaat tegen zijn levensgezel;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 nog meer subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
134 (éénhonderd en vierendertig dagen);
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
30 (dertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
- zich binnen drie dagen na ingang van de proeftijd meldt bij Tactus Reclassering Enschede, Raiffeisenstraat 75. Veroordeelde blijft zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd laat behandelen bij JusTact of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de zorgverlener zullen worden gegeven. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelgebruik of ernstige zorgen over het psychiatrisch toestandbeeld en door het ontstaan van een grote kans op risicovolle situaties, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met zijn ex-partner [slachtoffer 2] , zo lang de reclassering dit nodig acht;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan controles van het gebruik van alcohol en drugs, waarbij de reclassering urine- en ademonderzoek (blaastest) kan gebruiken voor de controles. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]van een bedrag van
€ 500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2018; veroordeelt veroordeelde daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat veroordeelde verplicht is ter zake van het onder 1 nog meer subsidiair bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 500,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]van een bedrag van
€ 200,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018;
- veroordeelt veroordeelde daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat veroordeelde verplicht is ter zake van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 200,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 4 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit de dossiers van de regiopolitie Oost-Nederland met nummers PL0600-2018035637 van 25 januari 2018 (feit 1) en PL0600-2018554876 van 11 december 2018 (feit 2). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.