ECLI:NL:RBOVE:2018:950

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 maart 2018
Publicatiedatum
27 maart 2018
Zaaknummer
C/08/214398 / KG ZA 18-52
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot het bieden van passend onderwijs aan een minderjarige

In deze zaak heeft de moeder van een minderjarige, die momenteel onderwijs volgt op de openbare basisschool De Campherbeek te Zwolle, een kort geding aangespannen tegen de Stichting Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio (OOZ). De moeder vorderde dat de school zou worden veroordeeld tot het bieden van passend onderwijs aan haar zoon, die sinds zijn verwijdering van de school in september 2017 geen adequaat onderwijs zou ontvangen. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de moeder afgewezen, omdat niet is gebleken dat de school haar zorgplicht heeft geschonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de moeder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de school niet de nodige inspanningen heeft verricht om passend onderwijs te bieden. De rechter benadrukte dat de situatie van de minderjarige zorgelijk is, maar dat de bestuursrechtelijke procedure nog loopt en dat er geen noodzaak was voor een onmiddellijke voorziening. De moeder werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, OOZ.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/214398 / KG ZA 18-52
Vonnis in kort geding van 22 maart 2018
in de zaak van
[eiseres], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[minderjarige],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
advocaat mr. E.P.W.A. Bink te Zwolle,
tegen
de stichting
Stichting Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio, waarvan de
Openbare Basisschool De Campherbeekonderdeel uitmaakt,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
gedaagde partij,
advocaat mr. J.S.C. Liebrand-Bos te Zwolle.
Eiseres en gedaagde zullen hierna [eiseres] en OOZ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 februari 2018
  • de brief met producties d.d. 1 maart 2018 van OOZ
  • de nadere productie van OOZ van 7 maart 2018
  • de nadere productie van [eiseres] van 8 maart 2018.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 maart 2018. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door mr. E.P.W.A. Bink. Namens OOZ zijn de heer [A] , lid van het college van bestuur, en de heer [B] , directeur van OBS De Campherbeek, verschenen, bijgestaan door mr. J.S.C. Liebrand-Bos. Beide partijen hebben ter zitting hun standpunten aan de hand van pleitnotities toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is moeder en wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige] , geboren [2008] en thans 9 jaar oud. [minderjarige] zit vanaf groep 1 op de openbare basisschool De Campherbeek te Zwolle (hierna: OBS De Campherbeek). Het bestuur van OBS De Campherbeek wordt gevormd door OOZ. OOZ is een overkoepelende organisatie voor openbare scholen in de regio Zwolle en omgeving. Thans zit [minderjarige] in groep 5.
2.2.
Op 18 juli 2017 heeft het Samenwerkingsverband Stichting Passend Onderwijs (hierna: het Samenwerkingsverband) een toelaatbaarheidsverklaring afgegeven ten behoeve van de plaatsing van [minderjarige] op het speciaal basisonderwijs.
2.3.
Bij besluit van 14 september 2017 heeft OBS De Campherbeek besloten [minderjarige] met ingang van 15 september 2017 te verwijderen van OBS De Campherbeek. [eiseres] heeft namens [minderjarige] bezwaar gemaakt tegen dat besluit en heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is behandeld ter zitting van 15 september 2017, waarna de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak heeft gedaan. De voorzieningen-rechter heeft het besluit van 14 september 2017 tot definitieve verwijdering van [minderjarige] van OBS De Campherbeek geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar.
2.4.
De hoorzitting in het kader van de bezwaarprocedure zal plaatsvinden op 29 maart 2018.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] heeft gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primairOOZ veroordeelt om [minderjarige] met onmiddellijke ingang, dan wel op een door de voorzieningenrechter te bepalen tijdstip, in staat te stellen passend onderwijs te volgen overeenkomstig het door PRO voorgestelde traject, dan wel op een door de voorzieningenrechter te bepalen wijze, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek van PRO, zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat OOZ geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan de hiertoe strekkende veroordeling te voldoen;
subsidiairOOZ veroordeelt haar zorgplicht na te komen met dien verstande dat voldoende maatregelen worden getroffen om [minderjarige] passend onderwijs te laten volgen, althans dat OOZ het zowel in feitelijke als financiële zin mogelijk maakt het door PRO voorgestelde traject ten aanzien van [minderjarige] bij OBS De Campherbeek, althans bij een andere basisschool behorend tot OOZ, althans bij een andere basisschool, mogelijk te maken om te komen tot een passend onderwijszorg-arrangement, althans tot een maatwerkoplossing voor [minderjarige] te komen die gebaseerd is op zijn reële ondersteuningsbehoefte, zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat OOZ geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan de hiertoe strekkende veroordeling te voldoen;
meer subsidiairOOZ veroordeelt te komen tot een op overeenstemming gericht overleg over onderwijs aan [minderjarige] , waarbij als uitgangspunt de aanbevelingen van PRO worden genomen, althans te komen tot een op overeenstemming gericht overleg over onderwijs aan [minderjarige] , welk overleg gericht zal zijn op het creëren van een passend onderwijsarrangement voor [minderjarige] en het mogelijk te maken het resultaat van dit overleg in zowel feitelijk als financiële zin uit te laten voeren, zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat OOZ geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan de hiertoe strekkende veroordeling te voldoen;
OOZ veroordeelt tot betaling van € 8.000,00 als voorschot op de schadevergoeding wegens de kosten van het inschakelen van PRO;
OOZ veroordeelt in de kosten van de procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
OOZ heeft de afwijzing van de vordering bepleit, onder veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang is gelet op het gevorderde voldoende aannemelijk.
4.2.
In dit kort geding dient beoordeeld te worden of de vorderingen van [eiseres] een zodanige kans van slagen hebben in een eventuele bodemprocedure dat vooruitlopend daarop toewijzing van de door haar gevorderde voorlopige maatregelen gerechtvaardigd voorkomt. Daarbij zal de voorzieningenrechter uitgaan van de door partijen gepresenteerde feiten en omstandigheden en het daaromtrent gevoerde debat, zonder nadere bewijslevering, omdat een kort gedingprocedure zich daarvoor niet leent.
4.3.
Met deze procedure wil [eiseres] bewerkstelligen dat [minderjarige] passend onderwijs wordt geboden op OBS De Campherbeek. In de ogen van [eiseres] heeft [minderjarige] tot op heden niet voldoende passend onderwijs gekregen. [eiseres] heeft [minderjarige] laten onderzoeken door PRO Leren & Gedrag (hierna: PRO) en wenst dat PRO wordt toegelaten op OBS De Campherbeek om [minderjarige] op kosten van OBS De Campherbeek passend onderwijs te laten volgen.
4.4.
OOZ heeft – kort samengevat – aangevoerd dat OBS De Campherbeek [minderjarige] wel steeds passend onderwijs heeft geboden, maar dat de school op dit moment handelingsverlegen is en [minderjarige] geen passend onderwijs meer kan aanbieden. [minderjarige] is beter af op het speciaal basisonderwijs dan op het reguliere onderwijs. [eiseres] heeft steeds niet willen meewerken aan het onderzoeken van [minderjarige] . Pas nadat OBS De Campherbeek een toelaatbaarheidsverklaring voor passend onderwijs ten behoeve van [minderjarige] had verkregen en [minderjarige] had verwijderd van school, is [eiseres] in actie gekomen en heeft zij [minderjarige] laten onderzoeken. De bezwaarprocedure ten aanzien van het verwijderingsbesluit loopt nog; nu een voldoende met waarborgen omklede rechtsgang openstaat, is de burgerlijke rechter niet bevoegd om over deze zaak te oordelen.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat met de vordering van [eiseres] niet aanstonds duidelijk is wat zij wenst te bereiken in deze procedure. Voor zover zij beoogt dat OOZ wordt veroordeeld om het door PRO voorgestelde traject uit te voeren, geldt dat niet is gebleken hoe dat traject eruit moet komen te zien. [eiseres] heeft van het rapport van PRO immers slechts één pagina overgelegd. Bovendien heeft [eiseres] ter zitting gesteld dat thans niet concreet kan worden aangegeven wat [minderjarige] nodig heeft. Een veroordeling van OOZ om [minderjarige] toe te laten passend onderwijs te laten volgen op basis van het door PRO voorgestelde traject is reeds om die reden niet toewijsbaar.
4.6.
Uit de stellingen van [eiseres] en de antwoorden die zij ter zitting heeft gegeven op de vragen van de voorzieningenrechter is de voorzieningenrechter duidelijk geworden dat het [eiseres] met name gaat om het voeren van een op overeenstemming gericht overleg over het onderwijs aan [minderjarige] , zoals [eiseres] (meer subsidiair) heeft gevorderd onder sub 3. Dat overleg dient plaats te vinden tussen [eiseres] en OOZ, maar [eiseres] heeft zich bereid verklaard om van haar kant het overleg door PRO te laten voeren, omdat de verhoudingen tussen [eiseres] en OOZ momenteel verstoord zijn. Daarnaast wenst [eiseres] een voorschot op haar schadevergoeding, thans begroot op € 8.000,00, omdat zij de kosten voor de begeleiding van [minderjarige] niet langer alleen kan dragen.
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering van [eiseres] , voor zover die betrekking heeft op het op overeenstemming gerichte overleg, niet kan worden toegewezen. De voorzieningenrechter kan OOZ niet dwingen om tot overeenstemming te komen met [eiseres] , zodat een veroordeling dienaangaande dan ook onuitvoerbaar moet worden geacht. Overigens heeft OOZ zich wel bereid verklaard PRO toe te laten op OBS De Campherbeek ten behoeve van de begeleiding van [minderjarige] , mits ook de school zelf haar begeleiding aan [minderjarige] kan blijven aanbieden en OBS De Campherbeek en PRO hun momenten van begeleiding op elkaar afstemmen.
4.8.
Het gaat thans alleen nog om de vordering van [eiseres] die ertoe strekt dat OOZ wordt veroordeeld tot betaling van een voorschot op de door [eiseres] geleden schade. De voorzieningenrechter acht zich bevoegd om over deze vordering te oordelen, omdat [eiseres] haar vordering baseert op de gestelde schending van de zorgplicht door OOZ. De beoordeling daarvan is niet aan de orde in de bestuursrechtelijke procedure en behoort daarom tot de taak van de civiele rechter.
4.9.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.10.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het op de weg van [eiseres] ligt om aannemelijk te maken dat OOZ dan wel OBS De Campherbeek hun zorgplicht hebben geschonden. Op dit moment kan niet worden vastgesteld of de inspanningen van OBS De Campherbeek onvoldoende zijn (geweest). [eiseres] heeft weliswaar PRO aan haar zijde, maar daar tegenover staat dat het Samenwerkingsverband het standpunt van OBS De Campherbeek ondersteunt. In de bestuursrechtelijke procedure zal de vraag aan de orde komen of OBS De Campherbeek [minderjarige] terecht heeft verwezen naar speciaal basisonderwijs. De beantwoording van die vraag kan gevolgen hebben voor de beoordeling van de vraag of OOZ dan wel OBS De Campherbeek aan hun zorgplicht hebben voldaan. Voorshands is het de voorzieningenrechter niet gebleken dat OBS De Campherbeek geen enkele inspanning heeft verricht. Nu de datum van de hoorzitting in de bezwaarprocedure reeds is bepaald, moet een beslissing op het bezwaar van [eiseres] binnen enkele weken bekend worden geacht. In een dermate kort tijdsbestek acht de voorzieningenrechter het opleggen van een tijdelijke maatregel niet noodzakelijk. Een onmiddellijke voorziening is niet vereist. Weliswaar zijn beide partijen van mening dat de situatie van [minderjarige] zorgelijk is en dat snelle actie is geboden, maar dat de situatie van [minderjarige] dreigt te verslechteren in de komende periode, indien [eiseres] haar schade niet vergoed krijgt, is niet gesteld of gebleken.
4.11.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.
4.12.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van OOZ worden begroot op:
- griffierecht € 1.950,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 2.766,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van OOZ tot op heden begroot op € 2.766,00;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2018. (SvW)