ECLI:NL:RBOVE:2018:882

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 februari 2018
Publicatiedatum
21 maart 2018
Zaaknummer
C/08/209998 / KG ZA 17-368
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot verkoop van de woning in kort geding met betrekking tot hypotheekrestschuld

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 15 februari 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die gezamenlijk eigenaar zijn van een woning. De vrouw vorderde dat de man zou meewerken aan de verkoop van de woning, omdat zij vreesde voor een restschuld op de hypotheek. De vrouw had de woning verlaten na het verbreken van de relatie, terwijl de man in de woning bleef wonen. De rechtbank oordeelde dat verkoop van de woning niet in het belang was van beide partijen, gezien de aanzienlijke restschuld die zou ontstaan bij verkoop en de financiële situatie van de vrouw, die onder gemeentelijke schuldhulpverlening staat. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de vrouw af, maar bepaalde dat de man inspanningen moet verrichten om de woning met de hypothecaire lening over te nemen, met een dwangsom bij niet-nakoming. De vordering met betrekking tot een motorfiets werd afgewezen omdat er geen bewijslevering mogelijk was in kort geding. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/209998 / KG ZA 17-368
Vonnis in kort geding van 15 februari 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. H. Grootjans te Doetinchem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. S.H.G. Swennen te Schalkhaar.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 8 producties
  • het faxberichten van de man van 4 en 5 december 2017 met in totaal 3 producties
  • de mondelinge behandeling
  • de brief van de vrouw van 12 februari 2018 (met bijlagen).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn, thans nog minderjarige kinderen geboren.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan [het adres] . Op de woning is uit hoofde van een geldlening een recht van hypotheek gevestigd. Partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende financiële verplichtingen.
2.3.
De vrouw heeft (met de kinderen) deze woning na het verbreken van de relatie verlaten. De man is de woning blijven bewonen.
2.4.
Blijkens een proces-verbaal van schikking van deze rechtbank van 28 juli 2015 hebben partijen afgesproken dat aan makelaar Ruitenbeek te Schalkhaar de opdracht tot verkoop van de woning zal worden gegeven. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat dit uiterlijk 15 oktober 2015 dient te gebeuren.
2.5.
Een verkoopdracht is tot op heden niet verstrekt.
2.6.
De woning is op 22 december 2018 getaxeerd door [B] . De woning is getaxeerd op een marktwaarde van € 110.000,00.
2.7.
Een bij de ouders van de vrouw gestalde kleine gele crossmotor van het merk Honda QR50 (zonder kentekenplaat), volgens de vrouw door de man aan de kinderen geschonken, is uit de schuur bij de boerderij van de ouders van de vrouw ontvreemd en volgens de vrouw in bezit van de man, die weigert de crossmotor aan de kinderen terug te geven.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter bepaalt:
a. dat partijen verplicht worden tot het binnen veertien na het te wijzen vonnis sluiten van een bemiddelingsovereenkomst met makelaarskantoor [B] tot verkoop door dit kantoor van de woning met marktconforme bepaling van de vraagprijs door de makelaar, op straffe van verbeurte van een dwangsom door de man bij niet nakoming van de veroordeling binnen de genoemde termijn;
b. dat de man het betreden van de woning door de makelaar en een potentiële koper, het maken van foto’s in en om de woning en het plaatsen van een verkoopbord in de tuin zonder enige belemmering moet toelaten op straffe van verbeurte van een dwangsom zolang hij niet aan het vonnis voldoet;
c. dat de man medewerking moet verlenen aan de levering van de woning alsmede aan doorhaling van de hypotheek, op straffe van een dwangsom en onder gelijktijdige bepaling dat het te wijzen vonnis dezelfde kracht zal hebben als de in wettige vorm opgemaakte transportakte;
d. dat de notaris de doorhaling van de hypotheek zal verrichten indien de man niet meewerkt;
e. dat de termijn als bedoeld in artikel 3:301 lid 1 sub b BW op twee dagen na betekening van het vonnis wordt gesteld.
Tenslotte vordert de vrouw onder letter f van het petitum van de dagvaarding om de man te veroordelen om de bij hem in bezit zijnde, aan de kinderen van partijen toebehorende, gele motor merk Honda QR50 binnen een week na het te wijzen vonnis terug te brengen bij [A] , op straffe van verbeurte van een dwangsom bij niet nakoming van de veroordeling.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting is gebleken dat de woning is belast met een aflossingsvrije hypotheek van € 139.000,00. De vrouw heeft ter onderbouwing van haar vorderingen inzake de woning gesteld dat de hypothecaire verplichtingen door de man niet meer worden voldaan en dat zij als hoofdelijke aansprakelijke hiervoor nu wordt benaderd.
De voorzieningenrechter acht deze stelling onvoldoende onderbouwd, enerzijds gelet op hetgeen de man hieromtrent heeft gesteld - inhoudende dat er geen achterstand bestaat – en anderzijds gelet op hetgeen de vrouw ter adstructie van haar stelling aan stukken (niet) heeft overgelegd. Dit laatste omvat weliswaar berichten inzake het storneren van incasso’s voor betaling van het maandelijks verschuldigde bedrag aan rente, maar uit het door de man overgelegde stuk volgt dat hij de rente handmatig gedurende de maand overmaakt. Een daadwerkelijke vordering van de hypotheekhouder jegens de vrouw is aangetoond noch gebleken.
4.2.
De woning is thans getaxeerd op een bedrag van € 110.000,00. De hoogte van deze taxatie houdt verband met de vaststelling dat de woning volgens de taxateur aanzienlijk achterstallig onderhoud heeft. Dit achterstallig onderhoud is door de taxateur begroot op een geraamd bedrag aan herstelkosten van € 60.000,00. De taxateur noemt in het rapport weliswaar bruikbare referentietransacties met een beduidend hogere waarde dan eerstgenoemd bedrag, maar vermeldt tevens dat de getaxeerde woning vanwege de achterstallige staat van onderhoud niet op een met die gevallen vergelijkbare waarde wordt getaxeerd.
4.3.
Gelet op de hoogte van de hypotheek zou verkoop van de woning tegen de getaxeerde waarde een restschuld opleveren voor partijen van € 29.000,00. In aanmerking genomen de financiële positie van de vrouw, die onder begeleiding van gemeentelijke schuldhulpverlening staat, is verkoop van de woning vanwege (haar aansprakelijkheid voor de helft van) de alsdan overblijvende forse restschuld – zonder toelichting, die ontbreekt - niet in haar belang te achten. De voorzieningenrechter acht onweersproken door de man gesteld dat de Nationale Hypotheek Garantie in geval van verkoop de restschuld niet overneemt.
4.4.
De man heeft belang om de woning te blijven bewonen, gelet op de relatief lage woonlasten uit hoofde van de hypotheek. De man heeft betoogd dat hij financieel in staat is om de woning over te nemen tegen de hypotheekwaarde.
4.5.
Het vorenstaande leidt de voorzieningen rechter tot het oordeel dat verkoop van de woning aan een derde thans niet in het belang is van de vrouw noch van de man. Een spoedeisend belang van de vrouw om de vorderingen strekkende tot die verkoop toe te wijzen, acht hij onvoldoende gegeven, zodat die vorderingen worden afgewezen.
4.6.
De voorzieningenrechter overweegt voorts het navolgende.
De man heeft verklaard in staat te zijn om de woning tegen de hypotheekwaarde over te nemen en doende te zijn om de woning en de lening op zijn naam te krijgen. De man heeft die stelling ter zitting niet met stukken geadstrueerd. In aanmerking genomen dat het uiteindelijk tot een verdeling moet komen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat met het overnemen van de woning en de bestaande hypothecaire lening door de man, met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid daarvoor, die verdeling op een redelijke wijze gerealiseerd zou zijn. Daarbij verkrijgt de man na herstel van achterstallig onderhoud op zijn kosten een woning met een in potentie hogere waarde dan de hypotheekwaarde en resteert voor de vrouw geen restschuld.
De voorzieningenrechter zal in verband hiermede van de hiervoor vermeld onder 3.1 sub c vermelde vordering van de vrouw het mindere toewijzen, in die zin dat de man medewerking verleent aan de levering van de woning aan hemzelf, dat wil zeggen dat hij inspanningen verricht tot overneming van de woning door hemzelf mét de daaraan verbonden hypothecaire lening, periodiek aan te tonen aan de vrouw met verificatoire stukken, op straffe van een dwangsom als nader vermeld.
4.7.
Ten aanzien van de vordering inzake de gele Honda motor is de voorzieningenrechter van oordeel dat, afgezien van de vraag naar de spoedeisendheid, hieromtrent in kort geding geen beslissing kan worden genomen, aangezien partijen van mening verschillen over de eigendom van deze motor en deze procedure zich niet leent voor bewijslevering daaromtrent. De desbetreffende vordering wordt daarom afgewezen.
4.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen als vermeld onder 3.1 sub a, b, d, e, alsmede als vermeld onder letter f van het petitum van de dagvaarding af,
5.2.
veroordeelt de man om voor de eerste keer op 1 april 2018 en vervolgens ieder half jaar, dat wil zeggen op 1 oktober 2018 en vervolgens op 1 april en op 1 oktober van elk kalenderjaar, aan de vrouw verificatoire stukken over te leggen waaruit blijkt dat hij pogingen in het werk stelt om de woning met de hypothecaire lening over te nemen,
5.3.
veroordeelt de man tot betaling van een dwangsom aan de vrouw van € 1.000,00 per keer dat de man niet aan de veroordeling onder 5.2 voldoet,
5.4.
wijst de vordering als hiervoor vermeld onder 3.1 sub c voor het overige af,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2018.