ECLI:NL:RBOVE:2018:862
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zedenzaken wegens onvoldoende bewijs
Op 20 maart 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 40-jarige man uit Enschede, die werd beschuldigd van ontucht met zijn minderjarige dochter. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer in Almelo, waar de rechtbank op basis van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 maart 2018 tot haar oordeel kwam.
De officier van justitie, mr. C.Y. Huang, had gevorderd dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zouden worden verklaard. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.P. Smit, pleitte echter voor integrale vrijspraak, waarbij werd aangevoerd dat de verklaringen van het slachtoffer vaag en onbetrouwbaar waren. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal, wat leidde tot de conclusie dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.
De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde handelingen, en dat de verklaring van het slachtoffer op zichzelf niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. Aangezien er geen ondersteunend bewijs was, werd de verdachte vrijgesproken van de feiten die hem ten laste waren gelegd. De benadeelde partij, het slachtoffer, had zich als benadeelde partij gevoegd in het proces en vorderde schadevergoeding, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.