Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
- Een geschrift, zijnde de aangifte gedaan door gemachtigde D.J. Beks d.d. 4 oktober 2016 (DOC-001 blz. 75 e.v.);
- Een geschrift, zijnde een arbeidsovereenkomst (DOC-007 blz. 85) opgemaakt op 10 oktober 1994 tussen [bedrijf] en verdachte. Het betreft een aanstelling voor onbepaalde tijd in de functie van procuratiehouder, met ingangsdatum 1 januari 1994;
- Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam] d.d. 11 april 2017 (G-001-01 blz. 59 e.v.);
- De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 maart 2018.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De schade van benadeelden
rechtstreekseverband met de ten laste gelegde feiten ontbreekt, dan wel deze kosten naar oordeel van de rechtbank niet in voldoende mate zijn onderbouwd. Het bieden van gelegenheid tot het alsnog inbrengen van een nadere onderbouwing leidt echter naar het oordeel van de rechtbank tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure.
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn
van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdenveertig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
gevangenisstrafvoor de duur van
negen (9) maanden;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie (3) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat verdachte:
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 375.051,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 365 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;