In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een burengeschil, hebben eisers [eiser] en [eiseres] een kort geding aangespannen tegen gedaagden [gedaagde] en de stichting STICHTING HULPHOND NEDERLAND. De kern van het geschil betreft de uitleg van een vaststellingsovereenkomst die op 6 november 2017 is gesloten, waarin partijen afspraken over de erfgrens tussen hun percelen. Eisers vorderen dat gedaagden worden veroordeeld tot afbraak van een schuur die volgens hen in strijd is met de gemaakte afspraken. Gedaagden hebben de schuur verplaatst, maar eisers zijn van mening dat dit niet voldoet aan de voorwaarden van de overeenkomst.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vorderingen van eisers. De rechter heeft de uitleg van de vaststellingsovereenkomst beoordeeld aan de hand van de Haviltex-norm, waarbij de bedoeling van partijen en de redelijkheid en billijkheid centraal staan. De rechter concludeert dat de eisers niet kunnen verwachten dat de schuur volledig verwijderd wordt, maar dat gedaagden de schuur zodanig moeten verplaatsen dat eisers hun schutting recht evenwijdig kunnen doortrekken en onderhouden. De subsidiaire vordering tot verplaatsing van de schuur is toegewezen, met een termijn van uiterlijk 1 mei 2018 voor de uitvoering.
Daarnaast is gedaagden een dwangsom opgelegd van € 1.000,00 per dag bij niet-naleving, met een maximum van € 25.000,00. Gedaagden zijn ook veroordeeld in de proceskosten van eisers, die tot op heden zijn begroot op € 1.211,19. Het vonnis is uitgesproken op 15 maart 2018 door de voorzieningenrechter K.G.F. van der Kraats en openbaar gemaakt door mr. T.R. Hidma.