4.3Het oordeel van de rechtbank
De verdediging heeft betoogd dat het proces-verbaal en de verkeersongevalsanalyse (VOA) is gebaseerd op waarschijnlijkheden en aannames. De rechtbank is van oordeel dat het VOA rapport als bijlage bij het proces-verbaal van de politie van 16 januari 2017 de bevindingen bevat van daartoe opgeleide en deskundige verbalisanten.
De rechtbank leidt uit de bevindingen van de verbalisanten en de diverse foto’s zoals weergegeven in het rapport van de verkeersongevalsanalyse (VOA) en de medische verklaring van het slachtoffer, het volgende af.
Op 20 oktober 2016 heeft verdachte als bestuurster van haar personenauto gereden over de Pierre Monteuxstraat te Hengelo, komende uit de richting van de Otto Klempenerstraat en gaande in de richting van de Carl Muckstraat. Kort daarvoor was zij achterwaarts vanaf een oprit de openbare weg opgereden om vervolgens voorwaarts weg te rijden. Ter hoogte van het perceel Pierre Monteuxstraat 20 is verdachte met de linker voorzijde van haar auto gebotst tegen de voorzijde van de haar tegemoetkomende fietser, de heer [slachtoffer] . Vervolgens is verdachte doorgereden en is zij met de voorzijde van haar auto tegen een grote kei in een perkje aan de rechterzijde van de rijbaan gereden, waarna de auto tot stilstand is gekomen.
Als gevolg van de aanrijding heeft de heer [slachtoffer] letsel opgelopen, onder meer een gebroken heup, een gebroken schouder en een hersenkneuzing. Na een opname van een maand in het ziekenhuis is het slachtoffer opgenomen geweest in een revalidatiecentrum waaruit hij op
16 januari 2017 is ontslagen, waarbij therapie is voorgeschreven voor de restschade, waaronder verminderde concentratie en psychische labiliteit.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of
één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van
artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Gelet op dit toetsingskader moet het gedrag van verdachte worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Die zorgplicht houdt mede in dat een bestuurder zijn voertuig onder controle heeft.
Ter zitting is gebleken dat verdachte bekend was met de situatie ter plaatse. Zij bezocht in de Pierre Monteuxstraat een vriendin en kwam daar vaker. Uit met name de foto’s bijgevoegd bij de VOA en de daarbij beschreven bevindingen, leidt de rechtbank af dat op het wegdek een recent bandenspoor is aangetroffen passend bij de linker wielen van de Suzuki (foto 4). De bandafdruk komt overeen met de band van het achterwiel van de Suzuki (foto 5). Ter plaatse zijn geen verdere bandensporen aangetroffen. Uit foto 6 in samenhang met foto’s 9, 10 en 11 leidt de rechtbank af dat de botsplaats tussen auto en fietser is gelegen op het voor verdachte voor tegemoetkomende verkeer geldende weggedeelte. De rechtbank leidt dat niet enkel af uit de schade aan de linker voorzijde van de auto met onder andere de afdruk van de fietsband op het linker spatscherm, maar ook uit de midden op het weggedeelte van de fietser aangetroffen delen van de koplamp van de auto.
Verdachte heeft verklaard dat zij zich van het ongeluk niets kan herinneren. Zij heeft in dat verband bij de politie nog wel verklaard dat zij het idee had dat haar auto, toen zij voorwaarts wegreed, op hol sloeg en dat zij een knal hoorde. Na onderzoek aan de auto is evenwel gebleken dat de auto van verdachte in een voldoende technische staat van onderhoud verkeerde en geen gebreken vertoonde die eventueel de oorzaak, dan wel van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte haar auto niet onder controle heeft gehad en dat zij haar rijgedrag onvoldoende op de omstandigheden heeft aangepast. Daar komt bij dat niet is gebleken dat verdachte heeft geremd voordat zij met de fietser in botsing is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank is door deze combinatie van factoren sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijden en daarom van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Dit zou anders kunnen zijn indien er zich een uitzonderlijke omstandigheid heeft voorgedaan, bijvoorbeeld dat verdachte in verontschuldigbare onmacht verkeerde ten tijde van het ongeval. Dat dat het geval zou zijn is door verdachte echter niet gesteld.
Ter zitting heeft verdachte desgevraagd verklaard dat zij zich de dag van het ongeval goed voelde, maar dat zij niet weet wat er is gebeurd vanaf het moment dat zij vanaf de oprit achteruit was afgereden en voorwaarts haar weg wilde vervolgen. Voorts is ter zitting ter sprake gekomen dat verdachte lijdt aan de zeldzame hersenaandoening Fragiele X-syndroom en welke gevolgen deze aandoening voor haar heeft.
Door de verdediging zijn stukken overgelegd over onder andere de persoon van verdachte. Door de verdediging is geen expliciet beroep gedaan op de omstandigheid dat als gevolg van het Fragiele X-syndroom, sprake zou zijn van verontschuldigbare onmacht bij verdachte. Desgevraagd heeft verdachte verklaard dat na het ongeval geen nader (hersen)onderzoek heeft plaatsgevonden om antwoord te krijgen op de vraag waarom zij zich van het ongeval niets meer kan herinneren; noch op voorspraak van de huisarts noch op eigen initiatief. Derhalve zijn er geen medische oorzaken voor een bewustzijnsverlies op dat moment naar voren gekomen. Evenmin kan gesteld worden of het ongeval is toe te schrijven aan mogelijke gevolgen van verdachte’s aandoening Fragiele X.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat verdachte ten tijde van het ongeluk in verontschuldigbare onmacht verkeerde. De rechtbank is van oordeel dat verdachte schuld heeft aan het ongeval.
De rechtbank heeft hierboven vastgesteld dat sprake is van letsel bij de heer [slachtoffer] . Uit de medische verklaring en de schriftelijke slachtofferverklaring zoals ter zitting voorgelezen door de zoon van het slachtoffer, blijkt dat de lichamelijke en psychische gevolgen van het ongeval voor de heer [slachtoffer] ernstig zijn. Het ongeluk heeft onder meer geleid tot geheugenverlies, depressie en tot opname in de gesloten afdeling van een verzorgingstehuis per 8 februari 2018. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij de heer [slachtoffer] .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.