ECLI:NL:RBOVE:2018:791

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 maart 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
08/730394-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een jongeman voor openlijke geweldpleging in vereniging

Op 15 maart 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 19-jarige jongeman uit Heemserveen, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging. De rechtbank heeft de jongeman veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren. De zaak kwam voort uit een incident op 8 juli 2017 te Hardenberg, waar de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. Tijdens de zitting op 1 maart 2018 heeft de officier van justitie, mr. C.P. Dronkers, gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken van de zwaarste aanklachten, maar veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. K.B.H. Welvaart, pleitte voor vrijspraak van alle aanklachten. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de zwaarste aanklachten had begaan, maar dat hij zich wel schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de verdachte en de getuigen, en concludeerde dat de verdachte in vereniging met een ander geweld had gepleegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had en een stabiele leefsituatie had. De rechtbank legde een taakstraf op, omdat het gepleegde geweld een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer vormde, en vond dat de straf recht deed aan de ernst van het feit en de rol van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/730394-17 (P)
Datum vonnis: 15 maart 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 maart 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. K.B.H. Welvaart, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of geschopt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 8 juli 2017 te Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] :
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het (achter)hoofd, althans het bovenlichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of (nadat die [slachtoffer] tengevolge op de grond is gevallen/ terechtgekomen)
- meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het bovenlichaam heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 8 juli 2017 te Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten drie, althans een of meer afgebroken tanden, in ieder gebitsletsel heeft toegebracht, door
die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het (achter)hoofd, althans het bovenlichaam te stompen en/of slaan, en/of (nadat die [slachtoffer] tengevolge op de grond is gevallen / terechtgekomen)
- meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het bovenlichaam te schoppen en/of trappen;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 8 juli 2017 te Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het (achter)hoofd, althans het bovenlichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of (nadat die [slachtoffer] tengevolge op de grond is gevallen/ terechtgekomen)
- meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het bovenlichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, nog meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 8 juli 2017 te Hardenberg openlijk, te weten op of aan de het Israel Emanuelplein, in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] :
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het (achter)hoofd, althans het (boven)lichaam te stompen en/of slaan, en/of (nadat die [slachtoffer] tengevolge op de grond is gevallen / terechtgekomen)
- meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam te schoppen en/of trappen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte één klap tegen het hoofd van aangever [slachtoffer] heeft gegeven, waardoor aangever ten val is gekomen. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde en dat hij wordt veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, zoals meer subsidiair is ten laste gelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij aangever tegen het hoofd heeft geslagen en dat aangever daardoor op de grond viel. De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte van de gehele tenlastelegging wordt vrijgesproken. In het bijzonder heeft de raadsman zich met betrekking tot het meer subsidiair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat het geven van één klap tegen het hoofd geen aanmerkelijke kans - en dus geen voorwaardelijk opzet - op zwaar lichamelijk letsel in zich draagt. Met betrekking tot het nog meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het geweld in vereniging met anderen heeft gepleegd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte [slachtoffer] met kracht tegen het hoofd heeft gestompt.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken.
Met betrekking tot het meer subsidiair ten laste gelegde is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet vast is komen te staan dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De kans dat zwaar lichamelijk letsel ontstaat door het geven van één krachtige stomp tegen het hoofd is naar het oordeel van de rechtbank naar algemene ervaringsregels niet zonder meer
aanmerkelijk te noemen, ook niet wanneer daarbij in aanmerking wordt genomen dat aangever onder invloed van drugs en/of alcohol was en daardoor mogelijk een grotere kans bestond dat hij ten val zou komen als gevolg van de klap. De rechtbank zal verdachte daarom ook van het meer subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, zoals nog meer subsidiair is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de bewijsmiddelen volgt dat korte tijd voorafgaand aan het feit een eerdere schermutseling heeft plaatsgevonden waarbij verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en aangever betrokken waren, dat aangever en verdachte vervolgens zijn weggelopen en dat anderen, onder wie medeverdachte [medeverdachte] , achter hen zijn aangelopen. Vervolgens ontstond opnieuw onenigheid, ditmaal tussen [medeverdachte] en aangever, waarna beide verdachten zeer kort na elkaar geweld tegen aangever hebben gebruikt. De rechtbank is gezien deze context, anders dan de raadsman, van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen vast is komen te staan dat verdachte het geweld tegen aangever in vereniging met een ander heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het nog meer subsidiair ten laste gelegde feit op grond van met name vorenstaande overweging in combinatie met de door verdachte afgelegde verklaring inhoudende een bekentenis van de hem verweten feitelijke handeling zoals onder 4.1 genoemd. Ondanks de bepleite vrijspraak zal de rechtbank dan ook volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 107-111.
2 Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 maart 2018, voor zover inhoudende de
bekennende verklaring van verdachte.
3. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] , pagina 130-135.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
nog meer subsidiair:
hij op 8 juli 2017 te Hardenberg openlijk, te weten op of aan het Israel Emanuelplein, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] :
- meermalen (met kracht) tegen het hoofd te stompen, en (nadat die [slachtoffer] op de grond is gevallen)
- met kracht tegen het lichaam te trappen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte nog meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en zal hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
nog meer subsidiair
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, geen standpunt ingenomen met betrekking tot een eventueel op te leggen straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in het uitgaansleven. Hij en zijn medeverdachte hebben op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, door hem met kracht tegen zijn hoofd te stompen en hem daarna tegen het lichaam te trappen. Het gepleegde geweld heeft plaatsgevonden op een publiek toegankelijk plein, zodat het voor omstanders waarneembaar was. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers veroorzaken, maar ook bij degenen die er ongewild getuige van zijn.
De rechtbank heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 24 oktober 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Uit een reclasseringsadvies d.d. 6 november 2017 komt verder naar voren dat verdachte geen problemen kent op de verschillende leefgebieden. Hij woont bij zijn ouders, heeft een opleiding afgerond en beschikt over fulltime werk. De reclassering schat het risico op herhaling in als laag en acht het opleggen van reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden niet noodzakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat een werkstraf van 80 uren, met aftrek van voorarrest, op passende wijze recht doet aan het bewezenverklaarde feit, de rol van verdachte daarin en zijn persoon. De rechtbank acht de rol van verdachte qua op te leggen straf gelijk aan die van medeverdachte [medeverdachte] .

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van

1.630,07(zegge: zestienhonderddertig euro en zeven eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Het gevorderde bestaat voor € 130,07 uit materiële schade (eigen risico zorg en schade aan een t-shirt) en voor € 1.500,00 uit immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat niet vast is komen te staan dat de door de benadeelde partij gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit het door verdachte gepleegde geweld.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie, met dien verstande dat in het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, uitsluitend de schade aan het t-shirt voor vergoeding in aanmerking komt.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de groep waartoe verdachte behoorde door het bewezenverklaarde feit schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte op de voet van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek derhalve mede (hoofdelijk) verantwoordelijk worden gehouden voor zowel de materiële - bestaande uit het eigen risico zorg - als de immateriële schade die de benadeelde partij heeft geleden. De opgevoerde schadeposten zijn in zoverre voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 1.598,07, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De schade die ziet op het t-shirt komt niet voor vergoeding in aanmerking, nu niet is komen vast te staan dat deze schade door het bewezen verklaarde feit is veroorzaakt. De vordering zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c en 22d Sr. Alle artikelen zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het nog meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte nog meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
nog meer subsidiair
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de in verzekering doorgebrachte dagen twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van een bedrag van
€ 1.598,07(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2017) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.598,07, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. A.A.A.M. Schreuder en
mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland met registratienummer [nummer] anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.