ECLI:NL:RBOVE:2018:790

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 maart 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
08/730395-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige jongeman uit Duitsland voor openlijke geweldpleging in vereniging

Op 15 maart 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een minderjarige jongeman uit Duitsland veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren voor openlijke geweldpleging in vereniging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 8 juli 2017 te Hardenberg, waar de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 1 maart 2018 heeft de officier van justitie, mr. C.P. Dronkers, de vordering gedaan en is de verdediging vertegenwoordigd door mr. J.H. Rump.

De tenlastelegging omvatte meerdere geweldsdelicten, waaronder het stompen en schoppen van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte in overweging genomen, evenals de bewijsmiddelen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor openlijke geweldpleging, maar sprak de verdachte vrij van de zwaardere aanklachten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van € 1.598,07 aan schadevergoeding. De rechtbank heeft de straf opgelegd met inachtneming van de ernst van het gepleegde feit en de impact op de slachtoffers en omstanders. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd op basis van de relevante wetgeving.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/730395-17 (P)
Datum vonnis: 15 maart 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte 1]
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 maart 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of geschopt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 8 juli 2017 te Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] :
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het (achter)hoofd, althans het bovenlichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of (nadat die [slachtoffer] tengevolge op de grond is gevallen/ terechtgekomen)
- meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het bovenlichaam heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 8 juli 2017 te Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten drie, althans een of meer afgebroken tanden, in ieder gebitsletsel heeft toegebracht, door
die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het (achter)hoofd, althans het bovenlichaam te stompen en/of slaan, en/of (nadat die [slachtoffer] tengevolge op de grond is gevallen / terechtgekomen)
- meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het bovenlichaam te schoppen en/of trappen;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 8 juli 2017 te Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het (achter)hoofd, althans het bovenlichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of (nadat die [slachtoffer] tengevolge op de grond is gevallen/ terechtgekomen)
- meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het bovenlichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, nog meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 8 juli 2017 te Hardenberg openlijk, te weten op of aan de het Israel Emanuelplein, in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] :
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het (achter)hoofd, althans het (boven)lichaam te stompen en/of slaan, en/of (nadat die [slachtoffer] tengevolge op de grond is gevallen / terechtgekomen)
- meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam te schoppen en/of trappen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte één klap tegen het hoofd van aangever [slachtoffer] heeft gegeven en een trap tegen diens lichaam. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde en dat hij wordt veroordeeld voor openlijke geweldpleging, zoals nog meer subsidiair is ten laste gelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij aangever tegen het hoofd heeft geslagen en hem tegen het lichaam heeft getrapt toen aangever op de grond lag. De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat verdachte van de gehele tenlastelegging wordt vrijgesproken. In het bijzonder heeft de raadsvrouw met betrekking tot het nog meer subsidiaire aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het geweld in vereniging met anderen heeft gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte [slachtoffer] met kracht tegen het hoofd heeft gestompt en tegen het lichaam heeft geschopt.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, zoals nog meer subsidiair is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de bewijsmiddelen volgt dat korte tijd voorafgaand aan het feit een eerdere schermutseling heeft plaatsgevonden waarbij verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en aangever betrokken waren, dat aangever en [medeverdachte] vervolgens zijn weggelopen en dat anderen, onder wie verdachte, achter hen zijn aangelopen. Vervolgens ontstond opnieuw onenigheid, ditmaal tussen verdachte en aangever, waarna beide verdachten zeer kort na elkaar geweld tegen aangever hebben gebruikt. De rechtbank is gezien deze context, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen vast is komen te staan dat verdachte het geweld tegen aangever in vereniging met een ander heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het nog meer subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 130-135.
2 Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 maart 2018, voor zover inhoudende de
bekennende verklaring van verdachte.
3. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] , pagina 107-111.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
nog meer subsidiair:
hij op 8 juli 2017 te Hardenberg openlijk, te weten op of aan de het Israel Emanuelplein, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] :
- meermalen (met kracht) tegen het hoofd, te stompen, en (nadat die [slachtoffer] op de grond is gevallen)
- met kracht tegen het lichaam te trappen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte nog meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en zal hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
nog meer subsidiair
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit, in het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, om in afwijking van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming om een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, de eis van de officier van justitie te volgen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in het uitgaansleven. Hij en zijn medeverdachte hebben op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, door hem met kracht tegen zijn hoofd te stompen en hem daarna tegen het lichaam te trappen. Het gepleegde geweld heeft plaatsgevonden op een publiek toegankelijk plein, zodat het voor omstanders waarneembaar was. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers veroorzaken, maar ook bij degenen die er ongewild getuige van zijn.
De rechtbank heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 2 februari 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Uit rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming van 17 juli 2017 en 22 januari 2018 komt onder meer naar voren dat verdachte overwegend leeftijdsadequaat functioneert en dat er geen onderliggende problematiek aanwezig lijkt te zijn. Verdachte woont bij zijn ouders en volgt een opleiding in de detailhandel, die als gevolg van een auto-ongeluk enige onderbreking heeft gekend. Verdachte revalideert nog steeds maar is recentelijk begonnen aan een stage.
De Raad voor de Kinderbescherming uit enige zorgen met betrekking tot het alcoholgebruik en het sociale netwerk van verdachte en adviseert een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Daarnaast is het opleggen van reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden niet geïndiceerd en wordt dat ook praktisch niet uitvoerbaar geacht, omdat verdachte in Duitsland woont. Gelet hierop ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank is, het voorgaande afwegende, van oordeel dat een werkstraf van 80 uren, met aftrek van voorarrest, op passende wijze recht doet aan het bewezenverklaarde feit en zal deze straf dan ook opleggen. Deze straf is hoger dan geëist door de officier van justitie, omdat de rechtbank van oordeel is dat er qua straf geen zwaarwegend argument is om af te wijken van de aan medeverdachte [medeverdachte] opgelegde straf. De minderjarigheid van verdachte op het moment van het plegen van het feit - hij was toen ruim zeventien-en-een-half jaar oud - weegt niet dusdanig zwaar dat daarin reden wordt gevonden om af te wijken.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van

1.630,07(zegge: zestienhonderddertig euro en zeven eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Het gevorderde bestaat voor € 130,07 uit materiële schade (eigen risico zorg en schade aan een t-shirt) en voor € 1.500,00 uit immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat niet vast is komen te staan dat de door de benadeelde partij gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit het door verdachte gepleegde geweld.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Subsidiair, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, heeft de raadsvrouw betoogd dat de vordering voor zover deze ziet op het t-shirt niet-ontvankelijk is en voor het overige zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de groep waartoe verdachte behoorde door het bewezenverklaarde feit schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte op de voet van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek mede (hoofdelijk) verantwoordelijk worden gehouden voor zowel de materiële - bestaande uit het eigen risico zorg - als de immateriële schade die de benadeelde partij heeft geleden. De opgevoerde schadeposten zijn in zoverre voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 1.598,07, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De schade die ziet op het t-shirt komt niet voor vergoeding in aanmerking, nu niet is komen vast te staan dat deze schade door het bewezen verklaarde feit is veroorzaakt. De vordering zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77m en 77n Sr. Alle artikelen zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het nog meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte nog meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
nog meer subsidiair
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
40 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de in verzekering doorgebrachte dagen twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van een bedrag van
€ 1.598,07(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2017) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.598,07, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. A.A.A.M. Schreuder en
mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland met registratienummer [nummer] anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.