ECLI:NL:RBOVE:2018:789

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 maart 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
08/730396-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een jongeman voor poging tot doodslag met schadevergoeding aan het slachtoffer

Op 15 maart 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige jongeman uit Hardenberg, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De rechtbank heeft de jongeman veroordeeld tot 1 jaar jeugddetentie, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. De zaak kwam voort uit een incident op 8 juli 2017, waarbij de verdachte de aangever, die op de grond lag, met kracht tegen het hoofd schopte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het doden van de aangever, gezien de aard van het geweld en het letsel dat de aangever had opgelopen. De rechtbank heeft de verklaringen van meerdere getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte op basis van de onbetrouwbaarheid van deze getuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.598,07 aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/730396-17 (P)
Datum vonnis: 15 maart 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 maart 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M.J. Jansma, advocaat te Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of geschopt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 8 juli 2017 te Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] :
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het (achter)hoofd, althans het bovenlichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of (nadat die [slachtoffer] tengevolge op de grond is gevallen/ terechtgekomen)
- meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het bovenlichaam heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 8 juli 2017 te Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten drie, althans een of meer afgebroken tanden, in ieder gebitsletsel heeft toegebracht, door
die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het (achter)hoofd, althans het bovenlichaam te stompen en/of slaan, en/of (nadat die [slachtoffer] tengevolge op de grond is gevallen / terechtgekomen)
- meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het bovenlichaam te schoppen en/of trappen;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 8 juli 2017 te Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het (achter)hoofd, althans het bovenlichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of (nadat die [slachtoffer] tengevolge op de grond is gevallen/ terechtgekomen)
- meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het bovenlichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, nog meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 8 juli 2017 te Hardenberg openlijk, te weten op of aan de het Israel Emanuelplein, in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] :
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het (achter)hoofd, althans het (boven)lichaam te stompen en/of slaan, en/of (nadat die [slachtoffer] tengevolge op de grond is gevallen / terechtgekomen)
- meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam te schoppen en/of trappen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het primair tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ontkend aangever te hebben geschopt en/of te hebben geslagen. De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van de gehele tenlastelegging bepleit. Daartoe is, kortgezegd, aangevoerd dat de - belastende - verklaringen van meerdere getuigen onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te kunnen worden gebruikt en dat het dossier daarnaast ook ontlastende verklaringen bevat.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het dossier bevat voor de verdachte belastende verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] . Door de raadsman van verdachte is, onder verwijzing naar een rapport van prof. dr. P.J. van Koppen, de betrouwbaarheid van de verklaringen van deze getuigen betwist. De rechtbank overweegt omtrent de betrouwbaarheid van deze verklaringen als volgt.
Getuige [getuige 1] heeft op 10 juli 2017 bij de politie en op 7 februari 2018 bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd. In beide verklaringen verklaart hij te hebben gezien dat een persoon trapte tegen het hoofd van aangever [slachtoffer] die op dat moment op de grond lag. Ook verklaart hij dat hij later vernam dat deze persoon verdachte betrof.
Getuige [getuige 2] heeft op 10 en 13 juli 2017 verklaringen bij de politie afgelegd. [getuige 2] wijzigt zijn verklaring op 13 juli ten opzichte van de eerder afgelegde verklaring op onderdelen, maar zijn verklaring dat hij verdachte tegen het hoofd van aangever heeft zien trappen bevestigt hij in zijn tweede verklaring. Ook in zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 7 februari 2018 bevestigt hij zijn verklaring op dit punt. [getuige 2] heeft in zijn eerste verklaring verder verklaard dat hij verdachte kende omdat hij stage heeft gelopen bij het bedrijf van diens vader.
Getuige [getuige 3] heeft eveneens op 10 en 13 juli 2017 verklaringen afgelegd bij de politie en op 7 februari 2018 bij de rechter-commissaris. In alle drie verklaringen heeft hij verklaard te hebben gezien dat verdachte aangever tegen het hoofd heeft getrapt. [getuige 3] heeft in laatstgenoemd verhoor bij de rechter-commissaris voorts verklaard dat hij verdachte van gezicht kende.
Ook getuige [getuige 4] - destijds bevriend met verdachte - verklaart zowel in zijn verklaring bij de politie op 16 juli 2017 als bij de rechter-commissaris op 7 februari 2018 dat hij heeft gezien dat verdachte aangever tegen het hoofd trapte.
De rechtbank constateert dat drie van voornoemde getuigen verdachte ten tijde van het feit in meerdere of mindere mate, in elk geval van gezicht, kenden. Voornoemde getuigen verklaren alle vier consistent dat zij zelf hebben waargenomen dat verdachte tegen het hoofd van aangever heeft getrapt en op dit wezenlijke punt voor de beoordeling van de tenlastelegging stemmen hun verklaringen dus ook met elkaar overeen. Het letsel dat aangever als gevolg van het op hem toegepaste geweld heeft opgelopen biedt bovendien steun aan deze verklaringen. De rechtbank heeft, gelet op het voorgaande, geen reden om aan de betrouwbaarheid van deze getuigenverklaringen te twijfelen. Daarbij is ook in aanmerking genomen wat de overige, volgens de verdediging ontlastende, getuigen en verdachte zelf hebben verklaard; verklaringen die - bijvoorbeeld - niet met elkaar stroken over waar verdachte zich met wie ten tijde van het uitgeoefende geweld heeft bevonden.
Dat [getuige 4] bij het verhoor bij de rechter-commissaris wat weifelend heeft verklaard over of hij de trap door verdachte heeft gezien, maakt de betrouwbaarheid van de belastende getuigen evenmin anders, gezien de setting en het verloop van dat verhoor en het aanzienlijke tijdsverloop. Bovendien heeft [getuige 4] bij de rechter-commissaris ook verklaard dat hij destijds bij de politie de waarheid heeft verteld.
Hoewel met de verdediging kan worden vastgesteld dat de getuigen ten tijde van het feit onder invloed van alcohol waren en dat hun verklaringen op andere onderdelen niet (geheel) met elkaar overeenkomen, doet dit naar het oordeel van de rechtbank aan het voorgaande niet af.
De rechtbank stelt derhalve op grond van de in de bewijsmiddelen opgenomen verklaringen van voornoemde getuigen vast dat verdachte met kracht tegen het hoofd van aangever heeft getrapt. Dat de trap tegen het hoofd van aangever met kracht is gegeven blijkt niet alleen uit deze verklaringen, maar dit wordt voorts ondersteund door een over aangever opgemaakte letselrapportage, waaruit kan worden afgeleid dat er krachtige geweldsinwerking op het hoofd van aangever moet zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat de aard van verdachtes gedraging, gelet op hetgeen de ervaring dienaangaande leert en in aanmerking genomen dat het hoofd een kwetsbaar deel van het menselijk lichaam is, de aanmerkelijke kans in zich bergt dat het slachtoffer daardoor komt te overlijden. Dat de kans op overlijden aanmerkelijk was, blijkt in het onderhavige geval te meer uit het letsel dat aangever heeft opgelopen, dat volgens de beoordelend forensisch arts als potentieel dodelijk moet worden beschouwd. Verdachte moet zich, nu niet van het tegendeel is gebleken, als normaal persoon ook bewust zijn geweest van die kans. De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet op het doden van aangever heeft gehad, zoals primair is tenlastegelegd.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 8 juli 2017 te Hardenberg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] (nadat die [slachtoffer] op de
grond is gevallen) met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd heeft getrapt, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en zal hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: poging tot doodslag

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het jeugdstrafrecht toe te passen en verdachte te veroordelen tot 284 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, niet uitgelaten over de strafmaat.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Hij heeft op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en diens leven op het spel gezet door hem, terwijl hij reeds weerloos op de grond lag, met kracht tegen zijn hoofd te trappen. Het gepleegde geweld heeft plaatsgevonden op een publiek toegankelijk plein, zodat het voor omstanders waarneembaar was. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers veroorzaken, maar ook bij degenen die er ongewild getuige van zijn. Het betreft een zeer ernstig feit waarvoor een langdurige gevangenisstraf in beginsel passend is. Ook rekent de rechtbank het de verdachte aan dat hij op geen enkel moment verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
De rechtbank heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 2 februari 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Uit een reclasseringsadvies van 26 februari 2018 komt naar voren dat
op persoonlijk vlak weinig problemen bij verdachte worden gesignaleerd. Verdachte woont bij zijn ouders en zijn zusje, met wie hij een goede band heeft. Gedurende het voorarrest is volgens de gedragswetenschapper van de jeugdinrichting niet gebleken van persoonlijkheidsproblematiek. In het verleden zijn er wel zorgen over verdachte geweest met betrekking tot cannabisgebruik, maar sinds een jaar blowt hij - ook blijkens negatieve urinecontroles - niet meer. Het feit is onder invloed van alcohol gepleegd, maar van problematisch alcoholgebruik is evenmin gebleken. Het leren omgaan met emoties en het uiten daarvan wordt als belangrijkste aandachtspunt voor verdachte geschetst. De reclassering constateert dat verdachte ten tijde van het feit achttien jaar oud was en adviseert een op te leggen gevangenisstraf uit te laten voeren in justitiële jeugdinstelling, omdat het klimaat binnen een jeugdinstelling meer gericht is op begeleiden en behandelen dan een regulier regime binnen een inrichting voor volwassenen. Dit sluit beter aan bij wat verdachte - gelet op zijn verdere ontwikkeling - nodig heeft.
De rechtbank overweegt dat verdachte enerzijds ten tijde van het feit meerderjarig was en het bewezenverklaarde feit hem in beginsel als volwassene kan worden aangerekend. De ernst van het feit is dusdanig dat slechts met een (lange) gevangenisstraf passend is. Dat maakt dat de rechtbank een hogere straf op zal leggen dan door de officier van justitie is geëist. Anderzijds ziet de rechtbank in de jeugdige leeftijd van verdachte aanleiding om - overeenkomstig het advies van de reclassering - de executie van de straf in een justitiële jeugdinrichting te laten verlopen. De rechtbank zal enkel om die reden het adolescentenrecht toepassen. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat jeugddetentie voor de duur van één jaar op passende wijze recht doet aan het feit.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van

1.630,07(zegge: zestienhonderddertig euro en zeven eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Het gevorderde bestaat voor € 130,07 uit materiële schade (eigen risico zorg en schade aan een t-shirt) en voor € 1.500,00 uit immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in haar geheel kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de groep waartoe verdachte behoorde schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte op de voet van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek mede (hoofdelijk) verantwoordelijk worden gehouden voor zowel de materiële - bestaande uit het eigen risico zorg - als de immateriële schade die de benadeelde partij heeft geleden. De opgevoerde schadeposten zijn in zoverre voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.598,07, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De schade die ziet op het t-shirt komt niet voor vergoeding in aanmerking, nu niet is komen vast te staan dat deze schade door het bewezen verklaarde feit is veroorzaakt. De vordering zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77c, 77g, 77i en 77gg Sr. Alle artikelen zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair:
het misdrijf: poging tot doodslag
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
1 (één) jaar;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van een bedrag van
€ 1.598,07(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2017) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.598,07, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. A.A.A.M. Schreuder en
mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland met registratienummer [nummer] anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en
[verbalisant 2] d.d. 12 juli 2017, pagina 19-21, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten, dan wel één hunner:
Op zaterdag 9 juli 2017 (de rechtbank begrijpt: zaterdag 8 juli 2017) kregen wij de volgende melding van de Meldkamer Oost Nederland; er zou een vechtpartij gaande zijn op het Israël Emanuelplein te Hardenberg. Wij kwamen ter plaatse en zagen dat er een persoon op de grond zat welke een bebloed hoofd had. Wij zijn naar deze persoon gelopen en hebben hem aangesproken. Dit bleek [slachtoffer] te zijn. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat hij meerdere verwondingen in zijn gezicht had, waaronder een gezwollen lip met snee. Ook had hij meerdere zwellingen in zijn gezicht.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 11 juli 2017, pagina 33-35,
voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ik bevond mij op vrijdag 7 juli 2017 in de avond/nacht in de Herbergher te Hardenberg. Bij mij waren [getuige 2] , [getuige 3] en [slachtoffer] . Ik hoorde een jongen, waarvan ik later heb gehoord dat dit [verdachte] was, behoorlijk tekeer gaan tegen [slachtoffer] . () Ik zag dat [slachtoffer] , [verdachte] , [getuige 5] en nog een paar jongens wegliepen. Ik zag dat het groepje richting de parkeerplaatsen liepen. Omdat die [verdachte] zo agressief was ben ik samen met [verdachte] gaan lopen. Ik zag dat het groepje richting de parkeerplaatsen liep bij de Aldi. Toen [verdachte] en ik bij de parkeerplaats net het hoekje om waren, hoorde ik opeens een luid geluid. Het klonk als ruzie. Ik keer om en zag dat [slachtoffer] roerloos op de grond lag. Ik zag in een flits [verdachte] bij mij vandaan rennen naar [slachtoffer] toe. Ik zag dat [verdachte] in zijn rennende beweging zo [slachtoffer] keihard tegen zijn hoofd schopte.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 10 juli 2017, pagina 37-38, voor
zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Op 8 juli 2017, omstreeks 1.30 uur was ik bij de Herdenbergher in Hardenberg. Ik zag onder de veranda dat [slachtoffer] werd vastgehouden. Ik zag dat [slachtoffer] en die andere jongens richting het Israel Emmanuelplein liepen en dat zij net rechts om de hoek gingen staan. Ik hoorde wat rumoer en ben daar ook heen gelopen. Toen ik om de hoek kwam zag ik een jongen [slachtoffer] slaan. Door de klap viel [slachtoffer] op de grond. Ik zag hierna dat [verdachte] [slachtoffer] op zijn hoofd trapte met zijn rechterbeen. Dat ging erg hard. Ik hoorde de trap op het hoofd landen. Ik ken [verdachte] omdat ik stage heb gelopen bij het bedrijf van zijn vader.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 11 juli 2017, pagina 44-45, voor
zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Vrijdag 7 juli 2017 ben ik tegen de avond/nacht samen met [getuige 2] , [getuige 1] en [slachtoffer] naar de Herbergher gegaan. Ik zag op een gegeven moment dat [slachtoffer] ruzie had. Ik zag dat [slachtoffer] wegliep met een paar jongens, onder wie [getuige 5] en [verdachte] . Ik zag dat ze liepen in de richting van de Aldi bij de parkeerplaatsen. Ik zag dat het bij de parkeerplaatsen weer uit de hand liep. Ik ben toen ook in de richting van de parkeerplaats gerend. Ik zag dat [slachtoffer] ineens een klap op zijn hoofd kreeg. Ik zag dat [slachtoffer] door deze klap op de grond viel. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] vervolgens hard op zijn hoofd schopte terwijl hij op de grond lag. Ik zag dat [slachtoffer] op de grond lag en dat [verdachte] hem zo, net als bij voetbal een trap op zijn hoofd gaf. Het was net of dat [verdachte] tegen een voetbal aanschopte, alleen was het geen voetbal maar [slachtoffer] zijn hoofd.
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 16 juli 2017, pagina 59-60,
voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Op zaterdag 8 juli 2017 was ik op stap in den Herbergher. Ik was daar met een aantal vrienden van mij. [getuige 6] en [verdachte] waren er ook. Ik ben ook met hun groepje bevriend. Ik zag dat [slachtoffer] vervelend deed tegen [getuige 6] . (…) Ik zag dat iedereen mekaar begon te duwen. Daarna zag ik dat er mensen hen uit elkaar probeerde te houden. [slachtoffer] liep vervolgens richting de Aldi. Hij liep richting de parkeerplaats. [getuige 6] liep met [getuige 3] en [getuige 5] achter [slachtoffer] aan. Ze zijn met z'n drieën achter [slachtoffer] aangegaan en toen kwam de rest van de groep hun ook achterna. Een stukje de parkeerplaats op, achter een gebouw stonden [slachtoffer] met [getuige 6] , [getuige 5] en [getuige 3] stil. (…) Ik zag dat [slachtoffer] op de grond viel, het leek alsof hij toen al bewusteloos was. (…) [getuige 5] stapte over [slachtoffer] heen en liep verder de parkeerplaats op. Bijna tegelijkertijd dat [getuige 5] over [slachtoffer] heen stapte, zag ik dat [verdachte] hard met zijn rechtervoet tegen het hoofd van [slachtoffer] trapte.
6. Een schriftelijk stuk, te weten een letselrapportage betreffende [slachtoffer] , opgemaakt d.d. 15 augustus 2017 door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts, als ongenummerde pagina's gevoegd tussen pagina's 71 en 72, voor zover inhoudende:
Betreft:
naam: [slachtoffer]
voornaam: [slachtoffer]
Letselbeschrijving:
hoofd/hals
1) diverse grote diepe schaafwonden in het gelaat, met name aan de linker zijde: op de kin,
links naast de mond, op de linker ang, naast en boven de linker oogkas, tussen de
wenkbrauwen.
2) grote onderhuidse bloeduitstortingen met zwelling onder beide ogen
3) een schuin verlopende kraswond links op het voorhoofd
4) zwelling van de neusbrug
5) zwelling door kneuzing van de onderlip links plus bloedende diepe scheurwond ter plaatse
en diepe driehoekige scheurwond van 4 cm aan binnenzijde hiervan; beide wonden met in
totaal 7 hechtingen gesloten
6) bloedneus vanuit het linker neusgat
7) tanden staan scheef
8) misselijkheid, hoofdpijn en braken: verschijnselen duidend op een hersenschudding
Beoordeling letsel:
ontstaan
1) de scheur- barst- en schaafwonden op het gelaat kunnen qua plaats en patroon zijn
ontstaan door direct of indirect stomp botsend en schurend geweld. Qua patroon is het
voorstelbaar dat deze (mede) zijn ontstaan door schuren over de grond terwijl SO werd
mishandeld.
2) De scheur- en barstwonden plus zwellingen rond neus, lip en onder de ogen zijn ontstaan
door direct inwerkend stomp botsend geweld zoals stompen, schoppen, slaan met een hard
stomp voorwerp of vergelijkbaar geweld. gezien de plaatsen in het gelaat moet er
meerdere keren stomp botsend geweld zijn uitgeoefend, aangezien letsel onder beide ogen,
neus en onderlip niet in één keer kan zijn ontstaan.
Bijzonderheden
Letsel uitgeoefend zoals omschreven kan leiden tot dodelijk schedel- en hersenletsel. Derhalve dient dit beschouwd te worden als potentieel dodelijk letsel.
7. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 juli 2017, pagina 84-88, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V= vraag verbalisant
A= antwoord verdachte
V: Zoals is aangegeven wordt je verdacht van openlijke geweldpleging en/of zware mishandeling en/of doodslag (….)
V: Wat voor kleding had je aan?
A: (…) schoenen.