ECLI:NL:RBOVE:2018:739

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 maart 2018
Publicatiedatum
12 maart 2018
Zaaknummer
C/08/214330 / KG ZA 18-50
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opschorting verkoop voormalig schoolgebouw in verband met huisvesting Pierre Bayle Academie

In deze zaak vordert de Stichting Ida Gerhardt Academie, voorheen bekend als de Stichting Pierre Bayle Academie (PBA), dat de gemeente Deventer wordt veroordeeld om de verkoop van het voormalig schoolgebouw aan de Nieuwe Markt 23 op te schorten. Dit verzoek is gedaan in het kader van de huisvesting van de nieuw op te richten Pierre Bayle Academie, een havo-vwo school. De PBA heeft in het verleden bekostiging ontvangen van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de oprichting van een scholengemeenschap in Deventer, maar heeft geen definitieve huisvesting kunnen realiseren. De gemeente heeft het gebouw te koop aangeboden, terwijl PBA stelt dat dit gebouw de enige optie is die voldoet aan de eisen voor huisvesting. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gemeente niet verplicht is om het gebouw aan PBA toe te wijzen, omdat het gebouw niet meer in gebruik is als onderwijsvoorziening en de gemeente haar eigen huisvestingsbeleid moet volgen. De vordering van PBA is afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/214330 / KG ZA 18-50
Vonnis in kort geding van 12 maart 2018
in de zaak van
de stichting
STICHTING IDA GERHARDT ACADEMIE, voorheen genaamd
Stichting Pierre Bayle Academie,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. P. van Gemert te 's-Gravenhage,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DEVENTER,
zetelend te Deventer,
gedaagde,
advocaat mr. B.F.J. Bollen te Tilburg.
Partijen zullen hierna PBA en gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 18 producties
  • de brief van 22 februari 2018 van de gemeente met producties 1 t/m 3
  • de brief van PBA van 22 februari 2018
  • de brief van PBA van 23 februari 2018 met productie 19
  • de brief van de gemeente van 23 februari 2018 met producties 4 en 5
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij besluit van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de staatssecretaris) van 13 november 2013 is aan PBA op grond van de Wet op het voorgezet onderwijs (hierna: WVO) bekostiging toegekend voor een in Deventer door PBA op te richten scholengemeenschap voor vwo en havo.
2.2.
Uit hoofde van dit besluit vangt de bekostiging aan per 1 augustus van enig schooljaar waarop PBA zekerheid heeft over passende huisvesting, zij het dat uiterlijk met ingang van het schooljaar 2019, derhalve per 1 augustus 2019, de start en de aanvang van de bekostiging plaatsvindt. Voorts is bepaald dat PBA voor 1 augustus van het daaraan voorafgaande schooljaar, ofwel voor 1 augustus 2018, mededeling aan de staatssecretaris moet doen dat zekerheid bestaat over passende huisvesting.
2.3.
PBA heeft in de jaren 2014 tot en met 2017 aanvragen gedaan voor opneming in het programma voor onderwijshuisvesting van de gemeente voor de door haar beoogde schoolinstelling. Deze aanvragen hebben wel geleid tot opneming van de aanvragen in de huisvestingsprogramma’s 2016 en 2017 van de gemeente maar niet tot een besluit tot toekenning van een voorziening. In het programma onderwijshuisvesting 2018 is ten aanzien van de aanvraag van PBA opgenomen:
“2017-009 Pierre Bayle Academiehuisvesting nieuwe havo- vwo school/ingebruikname bestaand gebouw” met een opmerking:
“In behandeling: conform afspraak d.d.21 juni 2017 wordt de aanvraag door PBA in januari 2018 herhaald. Uiterlijk in mei 2018 doet gemeente een voorstel voor huisvesting van de nieuwe school.”
2.4.
PBA heeft tegen het besluit van de gemeente van 22 december 2017 ter zake van het huisvestingsprogramma 2018 c.q. tegen het daarin ontbreken van een concrete toewijzing huisvestingsvoorziening (bestuursrechtelijk) bezwaar gemaakt. Bij brief van 23 februari 2018 heeft PBA dat bezwaar met gronden aangevuld.
2.5.
In het Integraal Huisvestings Plan Onderwijs 2018-2013 (bedoeld is 2023) Gemeente Deventer (hierna te noemen: IHP) is als beleid aangegeven – kort gezegd – dat gezien de aanwezige leegstand in alle gevallen van huisvesting gebruik wordt gemaakt van bestaande schoolgebouwen en dat geen uitbreiding van schoolgebouwen plaatsvindt.
In paragraaf 3.2 van het beleidsstuk is ten aanzien van PBA opgenomen dat de gemeente zich voorstelt het gebouw Wittenstein 128 aan te wijzen als startlocatie van de nieuwe school, met een tweetal alternatieven voor een startlocatie, namelijk ruimte op de Zwaluwenburg of een semipermanente unit van 7 lokalen op het Andriessenplein in de Vijfhoek.
2.6.
De gemeente biedt het gebouw op het adres Nieuwe Markt 23 te Deventer, zijnde een voormalig schoolgebouw van het Alexander Hegius Gymnasium, thans in gebruik voor huisvesting van diverse bedrijven en gemeentelijk monument, te koop aan bij inschrijving.
Sluitingsdatum voor de inschrijving is 1 maart 2018. Voorlopige gunning is gepland voor april/mei 2018.

3.Het geschil

3.1.
PBA vordert samengevat – de gemeente te veroordelen om de verkoop van het gebouw Nieuwe Markt 23 op te schorten zolang er geen definitief besluit met formele rechtskracht is over de huisvesting van PBA.
3.2.
De gemeente voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter acht spoedeisendheid uit de aard der zaak gegeven.
4.2.
PBA heeft als grondslag voor haar vordering aangevoerd dat de gemeente verplicht is huisvesting aan haar beschikbaar te stellen die aan de eisen voldoet, hetgeen thans niet het geval is aangezien de huidige voorstellen van de gemeente niet voldoen, er geen geschikte alternatieven zijn en er geen tijd is voor nieuwbouw. Het gebouw Nieuwe Markt 23 (hierna te noemen: het Hegius) is tot op heden de enige optie die aan de eisen voldoet. De voorgenomen verkoop van het Hegius is onder die omstandigheden onrechtmatig en dreigt ervoor te zorgen dat de gemeente niet aan haar wettelijke plicht tot voorziening in de huisvesting zal kunnen voldoen, waardoor de oprichting van PBA in gevaar komt.
4.3.
De gemeente heeft vooropgesteld dat het Hegius, sedert lang niet meer in gebruik als onderwijsvoorziening, geen bestaande onderwijsvoorziening is in de zin van de WVO en de Verordening voorziening huisvesting onderwijs gemeente Deventer d.d. januari 2015.
De voorzieningenrechter verstaat dit zo, dat in het kader van de wettelijke regels ter zake van het voorzien in huisvesting voor onderwijs, in samenhang met de toepassing van het gemeentelijk beleid, geen ruimte bestaat om het Hegius als huisvesting aan een onderwijsinstelling toe te wijzen, behoudens indien de gemeente haar beleid, als neergelegd in het IHP zou wijzigen en/of op de gemeenteraad op de begroting middelen reserveert voor die toewijzing. De gemeente heeft in dit verband aangevoerd dat in de gemeente sprake is van 10.000 m² leegstand voor voortgezet onderwijs en dat een op nul gesteld bekostigings-plafond geldt voor uitbreiding van bestaande onderwijshuisvesting. Het beleid van de gemeente is er derhalve op gericht om voorhanden zijnde huisvestings(over)capaciteit aan te wenden bij de toewijzing van huisvesting.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende. De beslissing omtrent huisvesting van scholen is van publiekrechtelijke aard. De gemeente heeft ter zitting bevestigd dat de met PBA gemaakte afspraak dat zij vóór 1 mei 2018 een zodanige beslissing zal nemen onverkort geldt en dat zij daarbij daadwerkelijk een onderwijslocatie zal aanwijzen en aanbieden. Ter zitting is gebleken dat, naast al bekende opties voor huisvesting van PBA, huisvesting in vrije ruimte in de huisvesting van het Etty Hillesum Lyceum mogelijk een (nader bespreekbare) optie is indien PBA niet (langer) vasthoudt aan haar wens om over zelfstandige huisvesting te beschikken. De voorzieningenrechter heeft voorts kennis genomen van de toezegging van de gemeente dat zij hoe dan ook tijdig in (besluitvorming tot) adequate huisvesting van PBA zal voorzien teneinde de bekostiging niet in gevaar te brengen.
4.5.
De desbetreffende beslissing zal zijn onderworpen aan een met voldoende waarborgen omklede publiekrechtelijke rechtsgang, in welk kader het aan de bestuursrechter is om in verband met de gemeentelijke besluitvorming te oordelen over de grieven van PBA tegen welke huisvesting anders dan het Hegius dan ook. Aan de bestuursrechter kan desgewenst een voorlopige voorziening worden verzocht.
4.6.
De civiele voorzieningenrechter acht het daarom niet aan hem om in deze procedure op de gevreesde dan wel niet conform de wensen van BPA verwachte gemeentelijke besluitvorming vooruit te lopen en zich daaromtrent een (voorlopig) oordeel aan te meten. Voorts past terughoudendheid wat betreft het doorkruisen c.q. beperken door de civiele rechter van de gemeentelijke beleidsvrijheid om een huisvestingsbeleid te voeren. Afgezien daarvan, zou met toewijzing van de vordering van PBA bovendien nog niet de door haar gewenste huisvesting gegeven zijn. Toewijzing van de voorliggende vordering zou onder de gegeven omstandigheden een ongerechtvaardigde beperking van de beschikkingsbevoegdheid betekenen van de gemeente als eigenaar van het Hegius. Voor (dreigend) onrechtmatig handelen door de gemeente vanwege de voorgenomen verkoop van het Hegius acht de voorzieningenrechter onvoldoende grondslag aangevoerd, zodat de vordering wordt afgewezen.
4.7.
PBA zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.442,00
4.8.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt PBA in de proceskosten, aan de zijde van gemeente tot op heden begroot op € 1.442,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.3.
veroordeelt PBA in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat PBA niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2018.