ECLI:NL:RBOVE:2018:738

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
12 maart 2018
Zaaknummer
C/08/193195 / HA ZA 16-476
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de WCAM-overeenkomst en dwaling in het faillissement van DSB Bank N.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een vordering van de curatoren van DSB Bank N.V. tegen [A] c.s. in het kader van een doorlopend krediet dat [A] c.s. had afgesloten met DSB. De curatoren vorderen betaling van een achterstand van € 22.650,10, vermeerderd met rente. [A] c.s. heeft verweer gevoerd en vordert in reconventie onder andere vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling. De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] c.s. niet heeft aangegeven dat hij niet gebonden wilde zijn aan de WCAM-overeenkomst, waardoor hij aan deze overeenkomst is gebonden en zijn recht op schadevergoeding is vervallen. Het beroep op dwaling slaagt niet, omdat [A] c.s. onvoldoende heeft aangetoond dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de lening na 180 maanden zou zijn afgelost. De rechtbank wijst de vorderingen van de curatoren toe en wijst de vorderingen in reconventie af. De proceskosten worden toegewezen aan de curatoren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/193195 / HA ZA 16-476
Vonnis van 28 februari 2018
in de zaak van

1.MR. RUTGER JAN SCHIMMELPENNINCK,

wonende te Amsterdam,
2.
BERNARDUS FRANCISCUS MARIA KNÜPPE,
wonende te Dordrecht,
in hoedanigheid van curatoren in het faillissement van de naamloze vennootschap DSB Bank N.V. (hierna: DSB),
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. B. Bos te Hoorn,
tegen

1.[A] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[B],
wonende te [plaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. D.F. Briedé te Almelo (toevoeging 2DW1519).
Partijen zullen hierna de curatoren en [A] c.s. (mannelijk enkelvoud) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 april 2017
  • de akte overlegging producties van de curatoren
  • het proces-verbaal van comparitie van 15 januari 2018, alwaar [A] c.s. niet is verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 9 oktober 1999 heeft [A] c.s. een overeenkomst gesloten met (de rechtsvoorganger van) DSB voor een doorlopend krediet van maximaal 57.500,00 gulden. De hoogte van de kredietvergoeding is variabel, maar bedroeg op het moment van het sluiten van de overeenkomst 0,662 % per maand.
2.2.
Op 19 oktober 2009 is DSB in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. R.J. Schimmelpenninck en mr. J.C.L. Kuiper als curatoren. Laatstgenoemde is in die hoedanigheid met ingang van 1 juni 2010 vervangen door mr. B.F.M. Knüppe.
2.3.
[A] c.s. is na diverse sommaties vanwege ontstane achterstanden en vervroegde opeising van het verschuldigde op 17 juni 2010 gedagvaard door de curatoren. Volgens opgave van de curatoren bedroeg de achterstand in de betalingen op 8 juni 2010 inclusief rente € 22.650,10.
2.4.
Op 2 juli 2014 hebben de curatoren een overeenkomst collectieve afwikkeling van massaschade op grond van artikel 7:907 BW gesloten (hierna: de WCAM-overeenkomst) met diverse belangenorganisaties en verzekeraars. Bedoelde WCAM-overeenkomst biedt compensatie voor geleden en te lijden schade en geldt voor alle klanten die een klacht hebben over schending van de zorgplicht ten aanzien van de producten en diensten van DSB en aanbieders van door DSB bemiddelde en geadviseerde financiële producten. Bij beschikking van 4 november 2014 heeft het gerechtshof Amsterdam deze overeenkomst onherroepelijk verbindend verklaard (hierna: de beschikking). Op grond van artikel 7:908 BW en de beschikking geldt de WCAM-overeenkomst voor alle klanten van DSB, tenzij de klant uiterlijk op 8 mei 2015 (zes maanden na de beschikking) aan notariskantoor Van Buttinga Wichers schriftelijk heeft meegedeeld dat hij daaraan niet gebonden wenst te zijn.
2.5.
In artikel 11.1 van de WCAM-overeenkomst verlenen - kort gezegd - “de belangenorganisaties en de gerechtigden” algehele en finale kwijting aan de curatoren.
2.6.
Bij brief van 15 december 2011 hebben de curatoren aan [A] c.s. op basis van de WCAM-overeenkomst een aanbod gedaan voor compensatie ten bedrage van € 843,00.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De curatoren vorderen bij dagvaarding samengevat - veroordeling van [A] c.s. tot betaling van € 22.650,10 vermeerderd met de contractuele rente van 1,014736 % - met bepaling dat de rente niet meer zal bedragen dan de in of bij de Wet op het Consumentenkrediet wettelijk maximaal toegestane rente - vanaf 8 juni 2010, proceskosten en nakosten.
3.2.
[A] c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[A] c.s. vordert samengevat en na vermeerdering van eis ten aanzien van naar de rechtbank begrijpt de subsidiaire vordering - :
Primair
I. de overeenkomst van geldlening te vernietigen wegens dwaling;
SubsidiairII. de overeenkomst van geldlening te ontbinden wegens een toerekenbare tekortkoming;
III. voor recht te verklaren dat DSB tegenover [A] c.s. toerekenbaar tekort is geschoten;
Zowel primair als subsidiair
IIV de curatoren te gebieden een overzicht te verschaffen van alle bedragen die door [A] c.s. zijn betaald;
V. aan de hand van het door de curatoren verschafte overzicht de rechtsgevolgen van de vernietiging dan wel ontbinding in alle redelijkheid vast te stellen;
VI. de curatoren te veroordelen in de proceskosten.
3.5.
De curatoren voeren verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie

4.1.
Gelet op de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie zal de rechtbank deze gezamenlijk behandelen.
4.2.
Als onbetwist staat vast dat [A] c.s. niet aan de daartoe aangewezen notaris heeft medegedeeld dat hij niet gebonden wenste te zijn aan de WCAM-overeenkomst. Voorts is onbetwist gebleven dat [A] c.s. zich niet heeft aangemeld voor de compensatieregeling, ondanks een aanbod daartoe van de curatoren in hun brief van 15 december 2011.
4.3.
Op grond van artikel 7:908 BW en 7:907 lid 6 BW betekent het vorenstaande dat [A] c.s. gebonden is aan de WCAM-overeenkomst en dat zijn eventuele recht op vergoeding van schade door de curatoren is vervallen. De verweren van [A] c.s. die strekken tot vergoeding van schade wegens schending van de zorgplicht door DSB kunnen om die reden niet slagen. Het beroep op verrekening in conventie zal worden afgewezen en hetzelfde lot geldt voor de subsidiaire vorderingen.
4.4.
Voor wat betreft het beroep van [A] c.s. op dwaling en vernietiging van de overeenkomst geldt het volgende. Vernietiging op grond van dwaling strekt niet tot vergoeding van schade. De grondslag voor de verplichting tot terugbetaling in het geval van vernietiging op grond van dwaling is onverschuldigde betaling. Naar het oordeel van de rechtbank ziet de WCAM-overeenkomst in verbinding met artikel 7:907 BW niet op vorderingen uit hoofde van onverschuldigde betaling, aangezien dit geen vordering tot vergoeding van schade betreft. De rechtbank zal derhalve overgaan tot een inhoudelijke bespreking van het beroep van [A] c.s. op dwaling.
4.5.
Aan zijn dwalingsverweer legt [A] c.s. ten grondslag dat hij steeds in de overtuiging heeft geleefd dat er op de lening werd afgelost en dat hij na 180 maanden van de lening ‘af zou zijn’. DSB heeft volgens hem nimmer kenbaar gemaakt dat de maandelijkse betalingen ontoereikend waren om af te lossen op de lening. Indien hij had geweten dat de maandlasten zouden verdubbelen en hij niet op de lening zou aflossen, dan had hij de lening nooit afgesloten.
4.6.
Het beroep van [A] c.s. op dwaling slaagt niet. In de door [A] c.s. getekende overeenkomst is opgenomen dat sprake is van 180 aflossingsvrije maanden. [A] c.s. heeft - mede gelet op de hoogte van het verstrekte krediet - onvoldoende gesteld op basis van welke inlichting(en) van DSB hij ervanuit mocht gaan dat de lening na die 180 maanden volledig zou zijn afgelost dan wel dat hij (automatisch) maandelijks op de lening zou aflossen gedurende die termijn. Aan de voorwaarden voor vernietiging wegens dwaling op grond van artikel 6:228 sub 1 BW is aldus niet voldaan.
4.7.
Gelet op het vorenstaande slaagt het verweer van [A] c.s. wegens dwaling en een toerekenbare tekortkoming niet, zodat de primaire en subsidiaire vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen.
4.8.
[A] c.s. heeft voor het overige onvoldoende gemotiveerd verweer gevoerd tegen de hoogte van de betalingsachterstand ad € 22.650,10 per 8 juni 2010. Ter zitting heeft mr. Bos aangekondigd dat de curatoren alsnog bereid zijn om de aangeboden vergoeding van € 843,00 in mindering te brengen op hun vordering. Tevens zullen de betalingen die na 8 juni 2010 zijn verricht namens [A] c.s. ten bedrage van € 820,00 in mindering worden gebracht. Dat betekent dat in conventie een bedrag van € 20.987,10 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de overeengekomen rente - met als maximum de krachtens de WCK ten hoogste toegelaten kredietvergoeding - waartegen geen zelfstandig verweer is gevoerd.
4.9.
[A] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie en reconventie in de proceskosten en nakosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van de curatoren in conventie worden begroot op:
- dagvaarding € 94,71
- griffierecht 500,00
- salaris advocaat
2.026,50(3,5 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 2.621,21
4.10.
De kosten aan de zijde van de curatoren in reconventie worden begroot op 868,50 wegens salaris advocaat (3,0 punten × factor 0,5 × tarief € 579,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan de curatoren te betalen een bedrag van € 20.987,10 (twintig duizendnegenhonderdzevenentachtig euro en tien eurocent), vermeerderd met de overeengekomen rente, met als maximum de krachtens de WCK ten hoogste toegelaten kredietvergoeding, over het toegewezen bedrag met ingang van 8 juni 2010 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van de curatoren tot op heden begroot op € 2.621,21,
5.3.
veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [A] c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af,
5.7.
veroordeelt [A] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de curatoren tot op heden begroot op € 868,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: