In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een vordering van de curatoren van DSB Bank N.V. tegen [A] c.s. in het kader van een doorlopend krediet dat [A] c.s. had afgesloten met DSB. De curatoren vorderen betaling van een achterstand van € 22.650,10, vermeerderd met rente. [A] c.s. heeft verweer gevoerd en vordert in reconventie onder andere vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling. De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] c.s. niet heeft aangegeven dat hij niet gebonden wilde zijn aan de WCAM-overeenkomst, waardoor hij aan deze overeenkomst is gebonden en zijn recht op schadevergoeding is vervallen. Het beroep op dwaling slaagt niet, omdat [A] c.s. onvoldoende heeft aangetoond dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de lening na 180 maanden zou zijn afgelost. De rechtbank wijst de vorderingen van de curatoren toe en wijst de vorderingen in reconventie af. De proceskosten worden toegewezen aan de curatoren.