7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft, nadat hij al een tijd ruzie had met [slachtoffer] , een mes gepakt en vele malen in de borst, de schouderbladen, de rug, de nek en het rechterbovenbeen van [slachtoffer] gestoken, ook toen [slachtoffer] op de grond lag. Pas toen [getuige 1] met geweld het mes van verdachte wist af te pakken, hield verdachte op met steken. Dat [slachtoffer] ten gevolge van het excessief gewelddadige optreden van verdachte niet het leven heeft verloren is allerminst de verdienste van verdachte. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt hoeveel impact dit feit heeft gehad en nog heeft, nu hij, zoals hij kortgezegd stelt, nog niet kan werken, hij slecht slaapt, buiten bang is als het donker is en zijn vertrouwen in mensen is verdwenen.
Uit het uittreksel van de Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte in 2005 onder meer voor mishandeling is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Rapportage
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf die aan verdachte moet worden opgelegd verder acht geslagen op de op 16 oktober 2017 door psycholoog drs. J.P.M. van der Leeuw en de op 1 november 2017 door psychiater G.J.R. Mensink uitgebrachte rapportages. Hieruit blijkt onder meer dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een verstandelijke beperking, en daarbij mogelijke autistische kenmerken. Het psychiatrisch rapport vermeldt onder meer het volgende: “(…) Daarnaast is er sprake van ziekelijke stoornissen in de vorm van een ‘andere gespecificeerde schizofrenie spectrum- of andere psychotische stoornis’ (een chronische kwetsbaarheid om psychotisch te decompenseren) en van een problematisch gebruik van alcohol en cannabis. (…) Vanuit zijn verstandelijke beperking heeft betrokkene zeer beperkte vaardigheden om zijn eigen emoties adequaat te herkennen en te reguleren om agressieve impulsen te controleren. Betrokkene is daarnaast ook onvoldoende in staat te begrijpen wat er om hem heen gebeurt. Hij maakt zijn eigen verklaringen waarbij hij geneigd is om dingen die mis gaan buiten zichzelf te leggen. Vanuit zijn beperkte begrip en onvermogen om situaties in te schatten heeft hij een heel geringe frustratietolerantie en reageert hij vaak agressief, vooral richting mensen die hem proberen te begrenzen of dwars te zitten, iets wat hij al snel als zodanig ervaart. Als betrokkene meent dat hem onrecht wordt aangedaan is hij geneigd om zelf actie te ondernemen en dat hij volledig in zijn recht staat. (…) Tijdens psychotische ontregelingen en/of middelengebruik staan de toch al zeer beperkte vaardigheden van betrokkene nog meer onder druk. Aangezien deze beperkingen structureel zijn (in ieder geval de verstandelijke beperking, maar ook de chronische kwetsbaarheid is tamelijk structureel gebleken), is de kans dat er opnieuw dergelijke incidenten kunnen plaatsvinden groot, zeker indien een (woon)situatie als van voor het tenlastegelegde voortgezet zou worden. ”
De psycholoog komt onder meer tot de volgende constateringen: “(…) Door zijn mentale beperkingen en psychiatrische problemen kan betrokkene zijn opwellingen, gedachten en gevoelens moeilijk reguleren en adequaat afstemmen op zijn gedrag. Vertekeningen van de werkelijkheid, uitvergroting van negatieve gevoelens, angst en achterdocht die snel kunnen oplopen bij toename van stress en spanning, gebrek aan vermogen om zich een voorstelling te vormen van de gevolgen van zijn gedrag, afgevlakte gevoelens van empathie, schuld en schaamte en het niet innemen van voorgeschreven anti-psychotische medicatie hebben ertoe geleid dat betrokkene niet in volledige vrijheid over zijn wil heeft kunnen beschikken en overeenkomstig heeft kunnen handelen. (…) De bovenbeschreven persoonsfactoren zijn als essentiële delictfactoren aanwezig en kunnen aldus de opmaat vormen naar een herhaling van een soortgelijk feit als het ten laste gelegde. (…) Tezamen genomen is het recidiverisico groot.”
Beide deskundigen adviseren een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Toerekeningsvatbaarheid
Gelet op de rapportages van de deskundigen, zoals hiervoor besproken, en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde in (sterk) verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Overwegingen rechtbank
De rechtbank overweegt dat – gelet op voornoemde conclusies van de deskundigen – aan de wettelijke voorwaarden voor de oplegging van een maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan. Bij verdachte was tijdens het begaan van het feit sprake van een ziekelijke stoornis. Het bewezen verklaarde is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Bovendien eist naar het oordeel van de rechtbank de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de tbs-maatregel.
De rechtbank overweegt verder dat sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een langdurige intensieve behandeling met het oog op het terugdringen van de hoge recidivekans in een gedwongen kader noodzakelijk. Indien verdachte niet op adequate wijze wordt behandeld, is het risico op recidive onaanvaardbaar hoog en wordt de maatschappij hiertegen onvoldoende beveiligd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat zijn verpleging van overheidswege dient te worden bevolen, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten de poging tot doodslag, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaan.
Ten slotte acht de rechtbank, naast de terbeschikkingstelling met dwangverpleging, teneinde recht te doen aan de ernst van het feit, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het reeds door verdachte ondergane voorarrest, passend en geboden.