ECLI:NL:RBOVE:2018:729

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 maart 2018
Publicatiedatum
9 maart 2018
Zaaknummer
08/760109-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot celstraf en tbs met dwangverpleging voor poging doodslag na steekincident

Op 9 maart 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 36-jarige man veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging voor poging tot doodslag. De man stak op 12 juni 2017 in Oldenzaal het slachtoffer 33 keer met een mes in de borst, rug en hals. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn psychische stoornissen, opzet had op de dood van het slachtoffer. De verdachte had eerder al ruzie met het slachtoffer en handelde doelbewust. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar, maar in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar, gezien zijn geestelijke toestand. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank volgde dit niet volledig. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan het slachtoffer, die door de verdachte moet worden betaald. De zaak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/760109-17 (P)
Datum vonnis: 9 maart 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Zwolle, Penitentiair Psychiatrisch Centrum.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 februari 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Blanco en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. D.G. Geerdink, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na de wijziging van de tenlastelegging van 23 februari 2018, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:geprobeerd heeft om [slachtoffer] te doden door hem meermaals met een mes te steken, althans
subsidiair:[slachtoffer] zwaar heeft mishandeld door hem meermaals met een mes te steken, althans
meer subsidiair:geprobeerd heeft om [slachtoffer] zwaar te mishandelen door hem meermaals met een mes te steken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 12 juni 2017 te Oldenzaal
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] (ongeveer) 33 (drieëndertig keer), in ieder
geval meerdere malen, (met kracht) met een mes, althans een daarop gelijkend
scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in de borst en/of rug en/of in de
nek/hals, in ieder geval in het (boven)lichaam, gestoken en/of geprikt en/of
gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 12 juni 2017 te Oldenzaal
aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder andere) een dubbele
klaplong en/of een gebroken rib en/of een doorboord schouderblad, heeft
toegebracht, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] 33 (drieëndertig) keer, in
ieder geval meerdere malen, (met kracht) met een mes, althans een daarop
gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in de borst en/of rug
en/of in de nek/hals, in ieder geval in het (boven)lichaam, gestoken en/of
geprikt en/of gesneden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 12 juni 2017 te Oldenzaal
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] 33 (drieëndertig) keer, in ieder geval
meerdere malen, (met kracht) met een mes, althans een daarop gelijkend scherp
en/of puntig en/of snijdend voorwerp in de borst en/of rug en/of in de
nek/hals, in ieder geval in het (boven)lichaam, gestoken en/of geprikt en/of
gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat uit de verklaring van verdachte, het slachtoffer [slachtoffer] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] volgt dat verdachte meermalen met een mes op [slachtoffer] heeft ingestoken, terwijl er geen aanwijzing was dat verdachte op dat moment werd aangevallen door [slachtoffer] . Uit de letselrapportage blijkt dat verdachte 33 keer op [slachtoffer] heeft ingestoken en dat [slachtoffer] zonder tijdige geneeskundige hulp was doodgebloed. Hieruit volgt dat verdachte geprobeerd heeft om [slachtoffer] dood te steken, zodat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich – zakelijk weergegeven – primair op het standpunt dat er geen sprake was van opzet, nu verdachte ten tijde van het steken sterk verminderd toerekeningsvatbaar was en geen inzicht had in de van zijn handelingen te verwachten gevolgen. Getuigen hebben immers verklaard dat verdachte psychotisch was, daarbij heeft hij de sociaal-emotionele ontwikkeling van een driejarig kind. Er was sprake van een zogeheten debiliteitspsychose en grote angst voor [slachtoffer] . Daarom dient hij van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte woonde in het appartementencomplex “ [naam appartementencomplex] ” te Oldenzaal, waar ook [slachtoffer] woonde. Verdachte en [slachtoffer] hadden al geruime tijd ruzie. Op 12 juni 2017 kwam verdachte om 12.30 uur terug van zijn dagbesteding bij de zorgboerderij, waarna verdachte naar zijn appartement liep. Daar haalde hij een vleesmes van ongeveer 30 centimeter uit een messenblok. Met dat mes liep verdachte naar het appartement van [slachtoffer] . [slachtoffer] was in zijn appartement aanwezig en keek op dat moment met [getuige 2] naar de tv. Zij zagen verdachte voor de deur staan, waarna [slachtoffer] naar buiten ging en aan verdachte vroeg wat hij daar deed en of hij daar weg wilde gaan. Hij liep een stukje met verdachte mee, waarna verdachte het mes tevoorschijn haalde. Vervolgens stak verdachte met het vleesmes ongeveer 33 keer in het lichaam, de hals en het been van [slachtoffer] . Eerst nadat de buurman van [slachtoffer] , [getuige 1] , de arm van verdachte omdraaide, liet deze het mes vallen, waarna verdachte terugliep naar zijn appartement.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat sprake was van opzet. Het handelen van verdachte was doelbewust gericht op het toebrengen van zo groot mogelijke schade aan het slachtoffer. Dat zijn motieven mogelijkerwijs hun grondslag vinden in een ziekelijke stoornis doet aan het opzet niet af. Vast staat dat de verwondingen die [slachtoffer] ten gevolge van het steken van dat mes heeft opgelopen, ernstig waren. Volgens een door een forensisch arts opgemaakte letselrapportage van 16 februari 2018 was er zonder tijdige medische hulp een gerede kans dat het slachtoffer ten gevolge van de messteken zou zijn overleden. De rechtbank ziet geen redenen om aan dit deskundigenoordeel te twijfelen. De rechtbank leidt uit deze letselinterpretatie af dat de kracht en de frequentie waarmee verdachte klaarblijkelijk heeft gestoken en de lengte van het lemmet voldoende waren om tot de dood van het slachtoffer te leiden, mede gezien de gevaarlijke locaties van (een aantal van) de verwondingen.
Gelet op het voorafgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte, door zo te handelen, opzet heeft gehad, in elk geval in voorwaardelijke zin, op de dood van [slachtoffer] .
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 12 juni 2017 te Oldenzaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, hij -verdachte- die [slachtoffer] ongeveer 33 (drieëndertig keer) met kracht met een mes in de borst en rug en in de hals heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
poging tot doodslag.

6.De strafbaarheid van verdachte

Beroep op noodweer
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er sprake was van noodweer. Verdachte heeft verklaard dat hij door [slachtoffer] werd aangevallen en dat [slachtoffer] hem al vaker had bedreigd. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem eerst bij de keel greep. De striemen in de nek van verdachte ondersteunen het scenario dat [slachtoffer] hem aanviel. Verdachte heeft zich verdedigd. Hieruit volgt dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van noodweer.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 12 juni 2017 is verdachte met een groot vleesmes in zijn binnenzak naar het appartement van [slachtoffer] gelopen en is daar voor het raam gaan staan. [slachtoffer] was in zijn appartement aanwezig en keek op dat moment met [getuige 2] naar de tv. Zij zagen verdachte voor de deur staan, waarna [slachtoffer] naar buiten ging en aan verdachte vroeg wat hij daar deed en of hij daar weg wilde gaan. Hij liep een stukje met verdachte mee, waarna verdachte het mes tevoorschijn haalde. [getuige 2] liep achter [slachtoffer] aan. Hij heeft [slachtoffer] enkele seconden niet in het oog gehad. Toen [getuige 2] buiten kwam zag hij verdachte herhaaldelijk insteken op [slachtoffer] . Vervolgens stak verdachte met het vleesmes ongeveer 33 keer in het lichaam, de hals en het been van [slachtoffer] . Eerst nadat de buurman van [slachtoffer] , [getuige 1] , de arm van verdachte omdraaide, liet deze het mes vallen, waarna verdachte terugliep naar zijn appartement. Op dat moment lag [slachtoffer] op de grond. Hij bewoog niet meer.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin en een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van zijn eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Geen van de getuigenverklaringen ondersteunt de gang van zaken zoals door verdachte geschetst. Dat [slachtoffer] verdachte bij de keel heeft gegrepen voordat verdachte begon te steken, is niet komen vast te staan. De striemen op de zijkant van de hals van verdachte kunnen zijn ontstaan door een onwillekeurige beweging van [slachtoffer] toen hij gestoken werd, maar ook ten gevolge van de worsteling die ontstond toen [getuige 1] het mes van verdachte afpakte. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de getuige [getuige 2] [slachtoffer] slechts enkele seconden uit het oog heeft verloren en dat verdachte degene was die [slachtoffer] zonder aanleiding heeft opgezocht, gewapend met een groot vleesmes.
De over verdachte uitgebrachte rapportages
De raadsman is van mening dat er hiaten in de verslagen van de psychiater en de psycholoog zijn, aangezien zij niet de beschikking hadden over volledige informatie ten aanzien van verdachte. Aanvullende informatie, te verschaffen door Karel Bril, senior sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij de GGD IJsselland, is vereist. Daaruit zou onder meer blijken dat verdachte overeenkomstig de zorgindicatie één op één zou moeten worden begeleid, maar die zorg werd hem niet geboden. Er is geen sprake van een strafbare dader zodat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Verdachte is psychiatrisch en psychologisch onderzocht en daarover is gerapporteerd. Verdachte is daarbij onderworpen aan diverse testen, er is uitgebreid onderzoek gedaan naar zijn achtergronden en er zijn gesprekken met hem gevoerd. De rechtbank is van oordeel dat de psychiater en de psycholoog over voldoende informatie beschikten om een genuanceerd beeld van verdachte te krijgen en aan de hand daarvan hun conclusies te trekken. Ten aanzien van de geestestoestand van verdachte acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten of die nopen tot een nader psychiatrisch of psychologisch onderzoek. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en een tbs-maatregel met dwangverpleging, dit zonder maximering. Daarbij houdt zij enerzijds rekening met de ernst van het feit, waarbij het slachtoffer het steken door verdachte ternauwernood heeft overleefd, en anderzijds met de conclusies van de psycholoog en de psychiater, die hebben geconcludeerd dat verdachte (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar is en de maatregel van tbs met dwangverpleging, gelet op onder meer het recidivegevaar, geïndiceerd achten.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft, nadat hij al een tijd ruzie had met [slachtoffer] , een mes gepakt en vele malen in de borst, de schouderbladen, de rug, de nek en het rechterbovenbeen van [slachtoffer] gestoken, ook toen [slachtoffer] op de grond lag. Pas toen [getuige 1] met geweld het mes van verdachte wist af te pakken, hield verdachte op met steken. Dat [slachtoffer] ten gevolge van het excessief gewelddadige optreden van verdachte niet het leven heeft verloren is allerminst de verdienste van verdachte. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt hoeveel impact dit feit heeft gehad en nog heeft, nu hij, zoals hij kortgezegd stelt, nog niet kan werken, hij slecht slaapt, buiten bang is als het donker is en zijn vertrouwen in mensen is verdwenen.
Uit het uittreksel van de Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte in 2005 onder meer voor mishandeling is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Rapportage
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf die aan verdachte moet worden opgelegd verder acht geslagen op de op 16 oktober 2017 door psycholoog drs. J.P.M. van der Leeuw en de op 1 november 2017 door psychiater G.J.R. Mensink uitgebrachte rapportages. Hieruit blijkt onder meer dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een verstandelijke beperking, en daarbij mogelijke autistische kenmerken. Het psychiatrisch rapport vermeldt onder meer het volgende: “(…) Daarnaast is er sprake van ziekelijke stoornissen in de vorm van een ‘andere gespecificeerde schizofrenie spectrum- of andere psychotische stoornis’ (een chronische kwetsbaarheid om psychotisch te decompenseren) en van een problematisch gebruik van alcohol en cannabis. (…) Vanuit zijn verstandelijke beperking heeft betrokkene zeer beperkte vaardigheden om zijn eigen emoties adequaat te herkennen en te reguleren om agressieve impulsen te controleren. Betrokkene is daarnaast ook onvoldoende in staat te begrijpen wat er om hem heen gebeurt. Hij maakt zijn eigen verklaringen waarbij hij geneigd is om dingen die mis gaan buiten zichzelf te leggen. Vanuit zijn beperkte begrip en onvermogen om situaties in te schatten heeft hij een heel geringe frustratietolerantie en reageert hij vaak agressief, vooral richting mensen die hem proberen te begrenzen of dwars te zitten, iets wat hij al snel als zodanig ervaart. Als betrokkene meent dat hem onrecht wordt aangedaan is hij geneigd om zelf actie te ondernemen en dat hij volledig in zijn recht staat. (…) Tijdens psychotische ontregelingen en/of middelengebruik staan de toch al zeer beperkte vaardigheden van betrokkene nog meer onder druk. Aangezien deze beperkingen structureel zijn (in ieder geval de verstandelijke beperking, maar ook de chronische kwetsbaarheid is tamelijk structureel gebleken), is de kans dat er opnieuw dergelijke incidenten kunnen plaatsvinden groot, zeker indien een (woon)situatie als van voor het tenlastegelegde voortgezet zou worden. ”
De psycholoog komt onder meer tot de volgende constateringen: “(…) Door zijn mentale beperkingen en psychiatrische problemen kan betrokkene zijn opwellingen, gedachten en gevoelens moeilijk reguleren en adequaat afstemmen op zijn gedrag. Vertekeningen van de werkelijkheid, uitvergroting van negatieve gevoelens, angst en achterdocht die snel kunnen oplopen bij toename van stress en spanning, gebrek aan vermogen om zich een voorstelling te vormen van de gevolgen van zijn gedrag, afgevlakte gevoelens van empathie, schuld en schaamte en het niet innemen van voorgeschreven anti-psychotische medicatie hebben ertoe geleid dat betrokkene niet in volledige vrijheid over zijn wil heeft kunnen beschikken en overeenkomstig heeft kunnen handelen. (…) De bovenbeschreven persoonsfactoren zijn als essentiële delictfactoren aanwezig en kunnen aldus de opmaat vormen naar een herhaling van een soortgelijk feit als het ten laste gelegde. (…) Tezamen genomen is het recidiverisico groot.”
Beide deskundigen adviseren een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Toerekeningsvatbaarheid
Gelet op de rapportages van de deskundigen, zoals hiervoor besproken, en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde in (sterk) verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Overwegingen rechtbank
De rechtbank overweegt dat – gelet op voornoemde conclusies van de deskundigen – aan de wettelijke voorwaarden voor de oplegging van een maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan. Bij verdachte was tijdens het begaan van het feit sprake van een ziekelijke stoornis. Het bewezen verklaarde is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Bovendien eist naar het oordeel van de rechtbank de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de tbs-maatregel.
De rechtbank overweegt verder dat sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een langdurige intensieve behandeling met het oog op het terugdringen van de hoge recidivekans in een gedwongen kader noodzakelijk. Indien verdachte niet op adequate wijze wordt behandeld, is het risico op recidive onaanvaardbaar hoog en wordt de maatschappij hiertegen onvoldoende beveiligd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat zijn verpleging van overheidswege dient te worden bevolen, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten de poging tot doodslag, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaan.
Ten slotte acht de rechtbank, naast de terbeschikkingstelling met dwangverpleging, teneinde recht te doen aan de ernst van het feit, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het reeds door verdachte ondergane voorarrest, passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Mr. A.P. Drosten, advocaat te Enschede, heeft zich namens [slachtoffer] als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 12.647,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- 10 dagen ziekenhuis conform richtlijn letselschaderaad € 280,--;
- aanschaf kleding € 56,95;
- dubbele woonlasten pm;
- nota’s fysiotherapie € 840,--
- nieuw meubilair vanwege rugklachten € 1.375,--;
- reiskosten € 95,80.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is de gehele vordering voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt dat niet duidelijk is of de gestelde schade niet (deels) door de verzekering is gedekt. Aan de aanschaf van meubels ligt geen medische indicatie ten grondslag. Ten slotte is de J.P. van den Bent Stichting aansprakelijk aangezien verdachte niet de intensieve begeleiding kreeg die hij nodig had, wat tot het incident heeft geleid waaruit de schade is ontstaan. De vordering moet daarom worden afgewezen, althans [slachtoffer] dient niet- ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten, voor zover deze betrekking hebben op de reiskosten, de kosten van de fysiotherapeut, de kosten voor het verblijf in het ziekenhuis en de kledingkosten zijn niet voldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk geworden. Wat de immateriële schade betreft acht de rechtbank een bedrag van
€ 8.000,-- redelijk en billijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 9.272,75, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Van een causaal verband van het schade toebrengende feit met de onder de posten nieuw meubilair, dubbele woonlasten en overige immateriële schade opgevoerde schade is niet gebleken. Daarom zal de rechtbank de vordering tot vergoeding van deze schade afwijzen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36f, 37a en 37b Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 9.272,75, (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2017);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 9.272,75,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 81 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. K.J. Haarhuis en
mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2018.
Mr. Huisman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 februari 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam] d.d. 5 juli 2017 (pagina’s 61 en 62).
3.
Het proces-verbaal bevindingen verhoor [slachtoffer] d.d. 15 juni 2017 (pagina’s 68 tot en met 71.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het samengevatte verhoor van [getuige 1] (pagina’s 136 tot en met 139).
5.
De letselrapportage d.d. 16 februari 2018 opgesteld door R.C.A. Santing, forensisch arts (pagina’s 2 tot en met 6).
6. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2017, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 2] (pagina’s 142 en 143).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, met Bvh-nummer PL0600-2017268459. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.