ECLI:NL:RBOVE:2018:707

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 maart 2018
Publicatiedatum
8 maart 2018
Zaaknummer
08-770080-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 68-jarige man voor ontucht met een verstandelijk beperkt buurmeisje

Op 8 maart 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 68-jarige man, die werd beschuldigd van ontucht met zijn verstandelijk beperkte buurmeisje. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Een bijzondere voorwaarde is dat de man niet zonder de aanwezigheid van een andere volwassene in één ruimte mag zijn met het slachtoffer of haar zusje. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, dat in de periode van 1 januari 2016 tot en met 2 juni 2016 onzedelijk is betast door de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 5 oktober 2017 heeft de verdachte de ten laste gelegde handelingen bekend, maar ontkende hij dat deze handelingen van seksuele aard waren. De rechtbank oordeelde echter dat de handelingen, gezien de omstandigheden en de leeftijd van het slachtoffer, als ontuchtig moesten worden gekarakteriseerd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en een gevangenisstraf opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de ernst van de gepleegde feiten. De rechtbank heeft ook de rapportages van de reclassering en psychologen in overweging genomen, maar oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de zaak met zorg behandeld, waarbij de bescherming van kwetsbare personen voorop stond.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-770080-17 (P)
Datum vonnis: 8 maart 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1949 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 oktober 2017. Op 12 oktober 2017 is bij tussenvonnis het onderzoek ter terechtzitting heropend voor nader onderzoek naar de persoon van verdachte door middel van een multidisciplinair onderzoek. Vervolgens is het onderzoek ter terechtzitting voortgezet op
22 februari 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr.
M. Zwartjes en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. H.W. Bongers, advocaat te Ommen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 januari 2016 tot en met 2 juni 2016 [slachtoffer] , geboren op [2001] , onzedelijk betast heeft.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot 2 juni 2016 te [woonplaats 2] , gemeente Hardenberg, met [slachtoffer] , geboren op [2001] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen, althans éénmaal:
- vastpakken van/bij en/of knijpen in en/of betasten en/of aanraken van een/de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- het wrijven over en/of stimuleren van de vagina en/of clitoris van die [slachtoffer] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
[slachtoffer] , geboren op [2001] en verstandelijk beperkt, wonende te [woonplaats 2] , is het buurmeisje van verdachte. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 2 juni 2016 heeft verdachte haar, naar eigen zeggen, geholpen met het aanleren van persoonlijke hygiëne. Daarbij heeft hij over haar vagina gewreven en haar clitoris gestimuleerd en haar daarna onder de douche gezet. Om haar te leren een beha te dragen heeft hij wel eens in haar borsten geknepen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op de aangifte en de verklaring van verdachte.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat de ten laste gelegde handelingen niet
als ontuchtig aangemerkt kunnen worden vanwege het ontbreken van het benodigde seksuele aspect.
4.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 5 oktober 2017 [2] de ten laste gelegde handelingen bekend. Samen met de verklaring van [slachtoffer] [3] acht de rechtbank voldoende bewijsmiddelen aanwezig om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde handelingen te komen. Verdachte ontkent echter dat de handelingen van seksuele aard waren. De rechtbank constateert dat de vraag beantwoord moet worden of de feitelijke handelingen van verdachte zijn aan te merken als ontuchtige handelingen.
Vooropgesteld moet worden dat het bij ontuchtige handelingen gaat om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Het moet dus gaan om seksuele handelingen die onder de gegeven omstandigheden als oneerbaar kunnen worden gekarakteriseerd [4] .
Voor de rechtbank is het evident dat de door verdachte verrichtte handelingen een seksueel karakter hadden die geheel in strijd waren met de sociaal-ethische norm. Hij heeft immers, als 66-jarige man, bij zijn buurmeisje van 14-15 jaar, die verstandelijk op het niveau van een 4- tot 7-jarige functioneert, in haar borsten geknepen en over haar vagina gewreven en haar clitoris gestimuleerd. Dat verdachte het mogelijkerwijs niet voor eigen seksueel genot deed en ook geen enkel seksueel doel voor ogen heeft gehad, is naar het oordeel van de rechtbank bij dit soort handelingen geheel irrelevant.
Dat verdachte, zoals gesteld wordt door de verdediging, een geheel ander doel zegt te hebben gehad met zijn handelingen doe aan vorenstaande vaststelling niet af. Zijn handelingen van seksuele aard dienden geen enkel redelijk doel. Er is derhalve sprake geweest van ontuchtig handelen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 1 januari 2016 tot 2 juni 2016 te [woonplaats 2] , gemeente Hardenberg, met [slachtoffer] , geboren op [2001] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen:
- vastpakken van en/of knijpen in de borsten van die [slachtoffer] en
- het wrijven over en stimuleren van de vagina en clitoris van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daaraan de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden: een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met [slachtoffer] en haar zusje [naam] in die zin dat het verdachte verboden wordt om zich alleen, zonder het bijzijn van een andere volwassene, met [slachtoffer] en haar zusje [naam] in één ruimte te begeven.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om, mocht het tot een bewezenverklaring komen, te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf, eventueel een taakstraf en eventueel met verplicht reclasseringscontact.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich, als 66-jarige man, schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij een meisje jonger dan 16 jaar. Artikel 247 Sr strekt tot bescherming van kwetsbare personen tegen ernstige seksuele handelingen. Onder kwetsbare personen in de zin van dit artikel worden onder meer begrepen (jonge) kinderen. Van hen kan in redelijkheid niet worden verwacht dat zij weerstand kunnen bieden aan seksuele handelingen van een ander. Verdachte heeft door zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] die zich, gelet op haar jonge leeftijd en haar bijzondere kwetsbaarheid door haar functioneren op een lager niveau, gevrijwaard had moeten weten van elke seksuele handeling. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
In het kader van deze strafzaak is over de persoon van verdachte gerapporteerd door reclasseringswerker E. Vroegop op 26 september 2017 en, na heropening van het onderzoek, door psychiater C.J.F. Kemperman op 5 februari 2018 en door psycholoog E.M. van Engers op 15 februari 2018.
De reclasseringswerker concludeert dat behandeling met betrekking tot seksuele preoccupatie of inzet op praktische hulpverlening, kijkend naar de statische gegevens,
niet geïndiceerd is. Omdat nog te veel onduidelijk is over de totstandkoming van de delictpleging, er zorgelijke signalen zijn en de situatie ten opzichte van de delictperiode ongewijzigd is, acht de reclassering het van belang dat er zicht gecreëerd wordt op de huidige leefsituatie van verdachte, het contact dat er is met de familie van het slachtoffer en de manier waarop dit contact zich manifesteert. De reclassering adviseert aan een voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden te verbinden van de meldplicht en andere voorwaarden het gedrag betreffende te weten: meewerken aan onderzoek, behandeling of andere vormen van begeleiding indien en zolang de reclassering dit nodig acht.
De psychiater concludeert dat er geen aanwijzingen bestaan voor een seksuele gerichtheid op kinderen of een (andere) psychiatrische stoornis (op seksueel gebied) en verwacht een laag recidiverisico. Omdat een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling ontbreken acht de psychiater een behandeling niet aan de orde.
De psycholoog concludeert dat er geen aanleiding is om een verminderde toerekeningsvatbaarheid te adviseren, omdat bij verdachte een aperte stoornis ontbreekt die in het ten laste gelegde doorwerkt. Ook door de psycholoog wordt een behandeling ter voorkoming van recidive niet geadviseerd.
Door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht zijn ten aanzien van artikel 247 Sr geen oriëntatiepunten vastgesteld. De rechtbank ziet daarom aanleiding aansluiting te zoeken bij de straftoemeting in soortgelijke zaken. Daarnaast is het taakstrafverbod als bedoeld in artikel 22b Sr aan de orde. Het behoeft naar het oordeel van de rechtbank geen betoog dat de gedragingen van verdachte een ernstige inbreuk op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer tot gevolg hebben gehad.
De rechtbank zal bij de bepaling van de straf rekening houden met verdachtes persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Echter, de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de genoemde gevolgen voor het slachtoffer rechtvaardigen dat verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Omdat verdachte nog steeds naast het slachtoffer woont, ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, om mede door middel van de bijzondere voorwaarde van het verbod om alleen met [slachtoffer] en/of [naam] te zijn, verdachte er van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Een andere voorwaarde het gedrag betreffende, acht de rechtbank, gelet op de rapportages van de psychiater en psycholoog, niet aan de orde.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte:
- zich niet buiten de aanwezigheid van een volwassene zal ophouden in één ruimte met [slachtoffer] , geboren [2001] , en/of haar jongere zusje [naam] ;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. V.P.K. van Rosmalen en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie Oost-Nederland, Team Tactische Recherche, Afdeling Zeden, locatie Zwolle, met nummer PL0600-2016334628. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van de zitting van de meervoudige strafkamer Zwolle, 5 oktober 2017
3.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 32 tot en met 65
4.Zie ECLI:NL:PHR:2009:BG5612 – conclusie van PG mr. Machielse