ECLI:NL:RBOVE:2018:682

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 maart 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
08/963579-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal in vereniging van Iphones en Ipads uit een rijdende vrachtwagen

Op 6 maart 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot diefstal in vereniging. De verdachte heeft samen met anderen geprobeerd om Iphones en Ipads te stelen uit een rijdende vrachtwagen op de A15. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 oktober 2017 omstreeks 23:10 uur op de snelweg A15 reed in een Ford Transit, samen met een andere auto, een Skoda Fabia. Deze voertuigen hielden het verkeer op door langzaam te rijden, terwijl een derde persoon op de motorkap van de Opel Omega klom en het slot van de oplegger van de vrachtwagen openmaakte. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, wat hen als medeplegers van de poging tot diefstal kwalificeerde. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, gezien de levensgevaarlijke omstandigheden waaronder de poging tot diefstal plaatsvond, en de impact op de transportsector.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963579-17
Datum vonnis: 6 maart 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ( [land] ),
gedetineerd te PI Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 1 en 20 februari 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. Y. Oosterhof en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. T.W. Gijsberts, advocaat te Amsterdam naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot (lading)diefstal.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 18 oktober 2017 te Ochten, in de gemeente Neder-Betuwe
en/althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een over de A15 rijdende vrachtauto weg te nemen een of meer iphone(s)/Ipad(s) en/althans een of meer andere goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan transportbedrijf [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, tezamen met verdachtes mededader(s) en/of alleen, met een of meer auto(’s) voor en/of achter die over de A15 rijdende vrachtauto is/zijn gaan rijden en/of die over de A15 rijdende vrachtauto
heeft/hebben “ingesloten” en/of “omsingeld” en/of (vervolgens) het slot
trailer/laadruimte van die vrachtauto heeft/hebben open geslepen/gebroken
en/of in die trailer/laadruimte op zoek is/zijn gegaan naar (een) iphone(s)
en/of Ipad(s) en/of (andere) goed(eren) van zijn/hun gading, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Op 18 oktober 2017 omstreeks 23:10 uur reed inspecteur van politie [naam 1] over de snelweg A15 vanuit Tiel richting Ochten. Tussen de afrit Echteld en de afrit Ochten zag hij twee auto’s voor hem rijden: een witte Ford Transit en een blauwe Skoda Fabia, beide voorzien van Deense kentekenplaten. Hij zag dat de auto’s naast elkaar gingen rijden en dat de snelheid afnam tot ongeveer 60 km/u. [naam 1] reed achter de Skoda Fabia en deze wisselde niet van rijstrook ondanks dat [naam 1] met groot licht knipperde. Ongeveer 600 meter voor de afslag Ochten zag hij dat de bestuurder van de Skoda Fabia voor de witte Ford Transit ging rijden en kon hij beide auto’s passeren. Terwijl [naam 1] de oprit van de A15 op reed zag hij dat een grijze bestelauto voorzien van een buitenlands kenteken voor hem reed. Voor deze bestelauto reed een personenauto, een grijze Opel Omega, die dicht achter een vrachtauto met oplegger ging rijden. Vervolgens zag hij dat er iemand op de motorkap van de Opel Omega ging staan en dat de auto vlak achter de vrachtauto bleef rijden. De grijze bestelauto ging voor hem rijden en belemmerde de doorgang door daar ook langzaam te gaan rijden. Toen [naam 1] de grijze bestelauto voorbij probeerde te rijden, zag hij dat de bestelauto naar links kwam. Het lukte hem toch om in te halen en zag hij dat er een manspersoon op de motorkap van de Opel Omega stond en dat de man aan de achterzijde van de vrachtauto bezig was. De vrachtauto nam de afrit van de A15. Voorbij de bocht zag [naam 1] dat de Opel Omega nog steeds dicht achter de vrachtauto reed en dat de man, vanaf de motorkap via het geopende dak, de Opel Omega weer inkroop. [naam 1] realiseerde zich dat hij getuige was geweest van (een poging tot) ladingdiefstal en besloot de meldkamer te bellen en de Skoda Fabia en Ford Transit te volgen. Uiteindelijk werd alleen verdachte, de bestuurder van de Ford Transit, staande gehouden. [2]
Het slot van de oplegger van de vrachtauto bleek doorgeslepen te zijn. In de oplegger waren verschillende dozen opengemaakt. Ook was het plastic opengetrokken van verschillende pallets en lagen er dozen met Apple Ipads los in de oplegger. Er was niets weggenomen.
Uit het GPS-systeem van de vrachtauto bleek dat de deur van de oplegger was opengemaakt op de A15 tussen knooppunt Echteld en Ochten ter hoogte van Lienden. [3]
Ten slotte bleek uit onderzoek dat de Ford Transit een Deens kenteken had en op naam gesteld was van [naam 2] en dat de Skoda eveneens was voorzien van een Deens kenteken en op naam gesteld was van [naam 3] . [4]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter veroordelen ter zake het ten laste gelegde.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij - kort samengevat - aangevoerd dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt voor contact met andere personen, voor de intentie om de (poging tot) diefstal af te schermen door het verkeer op te houden en voor medeplegen. Dat verdachte zich beroepen heeft op zijn zwijgrecht, kan verdachte, in lijn met de jurisprudentie van de Hoge Raad en het EHRM op dit punt, niet worden tegengeworpen omdat redengevend bewijs ontbreekt.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte op 18 oktober 2017 omstreeks 23:10 uur op de snelweg A15 reed in een Ford Transit met een Deens kenteken dat op naam stond van een Roemeense man. Samen met een andere auto, een Skoda Fabia eveneens met een Deens kenteken en op naam gesteld van een Roemeense vrouw, hield verdachte het verkeer op door langzaam te gaan rijden tussen de afrit Echteld en Ochten. Op datzelfde moment reed iets verderop op de A15 een Opel Omega met een buitenlands kenteken dicht achter een vrachtauto met oplegger. Uit deze Opel Omega klom een man via het open dak uit de auto en ging op de motorkap van de auto staan en maakte het slot van de oplegger open waarna hij de oplegger van de vrachtauto, gevuld met Apple producten, betrad. Naar het oordeel van de rechtbank is deze manier van ladingdiefstal kenmerkend voor de zogenaamde Roemeense methode waarbij in de nachtelijke uren door meerdere personen gebruikmakend van meerdere voertuigen dicht achter een vrachtauto wordt gereden, een persoon op de motorkap klimt en het slot van de vrachtwagen of oplegger openmaakt terwijl de vrachtauto en de auto blijven rijden en er tegelijkertijd andere voertuigen in de buurt zijn die ervoor zorgen dat achterop komend verkeer niet kan inhalen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van deze poging tot (lading)diefstal.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht of het veiligstellen van het gestolen goed), kan toch sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Naar het oordeel van de rechtbank moet de samenwerking tussen verdachte en de andere onbekend gebleven personen intensief zijn geweest nu er verschillende elkaar opvolgende handelingen zijn verricht die de nodige afstemming vergen. Zo moesten de verschillende voertuigen op het juiste moment op de juiste plaats zijn teneinde de diefstal te kunnen laten slagen. Dit vereist een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Naar het oordeel van de rechtbank vormde verdachte een onmisbare schakel in dit geheel. Door het verkeer op te houden zorgde verdachte ervoor dat de diefstal uit de vrachtauto zou kunnen plaatsvinden en onopgemerkt zou blijven voor andere weggebruikers. De rechtbank is derhalve van oordeel dat aldus sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking in de hiervoor bedoelde zin en dat verdachte dan ook kan worden aangemerkt als medepleger.
De raadsman heeft benadrukt dat verdachtes beroep op het zwijgrecht niet in zijn nadeel mag worden uitgelegd. De rechtbank onderschrijft dit standpunt in zoverre dat de omstandigheid dat verdachte weigert een verklaring af te leggen op zichzelf niet kan bijdragen tot het bewijs van zijn daderschap. Met andere woorden, het zwijgen als zodanig is geen redengevend bewijsmiddel. Dit betekent evenwel niet dat aan dat zwijgen in het kader van de bewijsvraag geen enkele betekenis kan worden toegekend. De hiervoor geschetste, aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen, feiten en omstandigheden aangaande het gepleegde delict en het daaraan te ontlenen vermoeden aangaande verdachtes betrokkenheid daarbij, vragen immers om een redelijke, de redengevendheid van de hierboven genoemde feiten en omstandigheden ontzenuwende verklaring van verdachte. Nu verdachte deze niet heeft gegeven, acht de rechtbank zijn zwijgen wel – en ten nadele van verdachte - van belang bij haar beoordeling van het gebezigde bewijsmateriaal, zoals hierboven uiteengezet.
Het ten laste gelegde feit kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 18 oktober 2017 te Ochten, in de gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een over de A15 rijdende vrachtauto weg te nemen een of meer iphone(s)/Ipad(s) en/althans een of meer andere goed(eren) van hun gading, toebehorende aan transportbedrijf [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , tezamen met verdachtes mededaders, met auto’s achter die over de A15 rijdende vrachtauto zijn gaan rijden en die over de A15 rijdende vrachtauto
hebben “ingesloten” of “omsingeld” en (vervolgens) het slot trailer/laadruimte van die vrachtauto hebben open geslepen/gebroken en in die trailer/laadruimte op zoek zijn gegaan naar iphone(s) of Ipad(s) of (andere) goed(eren) van hun gading, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 juncto 311 Wetboek van strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman verzocht bij de bepaling van de straf rekening te houden met de LOVS oriëntatiepunten die voor ladingdiefstal 3 maanden gevangenisstraf vermelden, het gegeven dat het een poging betreft en het wegverkeer niet daadwerkelijk in gevaar is gebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een poging tot (lading)diefstal, waarbij getracht is goederen uit een rijdende vrachtauto weg te nemen door met een auto dicht achter de vrachtauto te gaan rijden en een persoon via de motorkap de achterzijde van de vrachtwagen te laten openen.
Ladingdiefstallen vormen in het algemeen voor de transportsector een ernstige bron van schade; niet alleen in de vorm van directe, materiële schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze vorm van criminaliteit. Dergelijke feiten verstoren de rechtsorde en brengen in de maatschappij gevoelens van onrust en ergernis naar boven. Daarnaast is de wijze waarop getracht is de goederen weg te nemen uit de vrachtauto ronduit levensgevaarlijk. In de eerste plaats natuurlijk voor de ‘waaghals’ die de eigenlijke braak- en wegnemingshandelingen moet verrichten, maar daarnaast ook voor op de snelweg rijdende, achteropkomende verkeersdeelnemers die op dergelijke bizarre stunts niet bedacht zullen zijn en waarvan het maar de vraag is of zij in geval van calamiteiten adequaat zullen weten te reageren. Verdachte heeft zich van dat alles kennelijk geen enkele rekenschap gegeven en slechts gehandeld met het oog op eigen financieel gewin.
De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten van het LOVS. Genoemde oriëntatiepunten geven naar hun aard strafrichtlijnen voor gemiddelde zaken en daarvan is hier geen sprake gelet op de levensgevaarlijke wijze waarop de poging tot (lading)diefstal is uitgevoerd.
Alles overwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, passend en geboden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst d.d. 20 december 2017 vermelde personenauto moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp van welke het feit is begaan.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33 en 33a Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

de inbeslaggenomen voorwerpen

- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten de personenauto, vermeld op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en mr. W. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2018.
Mr. A.A.A.M. Schreuder was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Landelijke Eenheid met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 9 tot en met 11
3.Pagina 13 en 14
4.Pagina 36 en 37