ECLI:NL:RBOVE:2018:648

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
08/177852-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor belediging, bedreiging en mishandeling van buitengewoon opsporingsambtenaren

Op 1 maart 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 38-jarige man uit Enschede veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur voor het beledigen, bedreigen en mishandelen van buitengewoon opsporingsambtenaren. De zaak kwam voort uit incidenten die plaatsvonden op 15 augustus 2014, waarbij de verdachte zich agressief gedroeg tegenover de politie en een buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA). Tijdens een snelheidscontrole beledigde de verdachte de ambtenaren met kwetsende woorden en bedreigde hij hen door met zijn auto op hen in te rijden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling, eenvoudige belediging van ambtenaren en wederspannigheid. De rechtbank achtte de verklaringen van de verbalisanten geloofwaardig en vond geen reden om te twijfelen aan de inhoud van de processen-verbaal. De verdachte werd niet vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, maar ook met het tijdsverloop en de verwondingen die de verdachte had opgelopen tijdens zijn aanhouding. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien hij de taakstraf niet naar behoren zou verrichten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/177852-14 (P)
Datum vonnis: 1 maart 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1979 in [geboorteplaats] [land] ),
wonende in [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van de politierechter op 10 oktober 2014 en 1 oktober 2015 en van de meervoudige kamer op 15 februari 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. van Dijk en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Michels, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) heeft bedreigd door met een auto op hem in te rijden en daarna kort voor hem te remmen;
feit 2:politieagenten heeft beledigd door te schelden en/of te spugen;
feit 3:bij zijn arrestatie zich met geweld tegen politieagenten heeft verzet.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 15 augustus 2014 in de gemeente Enschede
[verbalisant 7] (BOA hij de Regiopolitie Twente) heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers is verdachte opzettelijk dreigend meermalen, althans éénmaal met
een personenauto (met hoge snelheid) in de richting van die [verbalisant 7]
gereden en/of (vervolgens) op (zeer)korte afstand van die [verbalisant 7] zijn
personenauto tot stilstand heeft gebracht;
2
hij op of omstreeks 15 augustus 2014 in de gemeente Enschede opzettelijk
beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1]
en/of [verbalisant 6] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 7]
en/of [verbalisant 4] en/of [verbalisant 5] , gedurende en/of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in diens/dier
tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden ‘Kankerwijf”
en/of “Kankerwouten” en/of ‘Hoerenzonen” en/of “Ik zal je vertellen, dat ik
je moeder in haar kankerkont neuk”, althans woorden van gelijke
beledigende aard en/of strekking en/of in de richting van die [verbalisant 2] en/of
[verbalisant 5] en/of [verbalisant 4] heeft gespuugd;
3
hij op of omstreeks 15 augustus 2014 in de gemeente Enschede toen de
aldaar dienstdoende [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of
[verbalisant 4] en/of [verbalisant 5] verdachte op verdenking van het
overtreden van artikel Sr. 302 (45), in elk geval op verdenking van het
gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den)
aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten
spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van Justitie en hem
daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten
politiebureau, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde
opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening
zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig in de richting van
die [verbalisant 1] is gelopen en/of vervolgens met (gebalde) vuisten in de richting
van het lichaam van die [verbalisant 1] heeft gezwaaid en/of geslagen en/of door te
trekken en/of weg te lopen in een richting tegengesteld aan die, waarin die
ambtena(a) r( en) verdachte trachtte(n) te geleiden;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat de drie tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard. Hiertoe verwijst zij naar de ambtsedig opgemaakte processen-verbaal aangaande de gebeurtenissen op 15 augustus 2014.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman dient vrijspraak te volgen van het tenlastegelegde. Uit de processen-verbaal blijkt niet wat de snelheid was waarmee verdachte op verbalisant inreed. Deze kan volgens de verdediging niet hoog zijn geweest nu de rij-afstand niet meer dan 10 meter was. Verder wordt slechts vermeld welke afstand er was van de auto tot de laserapparatuur en niet van de auto tot [verbalisant 7] . Uit camerabeelden die zijn gemaakt door een omwonende en die ter zitting zijn getoond, blijkt daarnaast dat de auto van verdachte kaarsrecht in het parkeervak stond, hetgeen niet valt te rijmen met het ongecontroleerd achteruit inrijden op [verbalisant 7] zoals vermeld in het proces-verbaal. Van belediging van politieagenten is volgens de verdediging geen sprake geweest. Verdachte betwist de tenlastegelegde uitlatingen te hebben gedaan. De verdediging wijst in dit verband op getuige [getuige] en op het feit dat geen omstanders zijn gehoord. Indien de uitlatingen al gebezigd zouden zijn, dan dienen ze te worden aangemerkt als een uiting van woede of onmacht. Wat betreft feit 3 is aangevoerd dat nu bij de aanhouding van verdachte in strijd met de geldende ambtsinstructie is gepepperd en hij ook meermalen met gebalde vuist gericht in het gezicht is geslagen, het beginsel van proportionaliteit en subsidiariteit is geschonden en de verbalisanten dus niet werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Ook hier is verwezen naar de ter zitting afgespeelde camerabeelden. Ten slotte heeft de raadsman er nog op gewezen dat het proces-verbaal is opgesteld door de bij het incident betrokken verbalisanten en heeft hij enkele uitspraken overgelegd waarin dergelijke processen-verbaal in volgens hem soortgelijke gevallen werden gepasseerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
In het door [verbalisant 2] , [verbalisant 1] . [verbalisant 6] , [verbalisant 3] en [verbalisant 7] opgestelde ambtsedige proces-verbaal van 15 augustus 2014 is vermeld dat verdachte op het moment van zijn staandehouding in verband met de overschrijding van de maximumsnelheid, tegen de BOA [verbalisant 6] is gaan schelden door haar “kankerwijf” te noemen en de daarbij ook aanwezige BOA [verbalisant 6] en brigadier van politie [verbalisant 2] voor “hoerenzonen” heeft uitgemaakt. Uit het proces-verbaal is verder vermeld dat verdachte vervolgens terug naar de laserapparatuur en verbalisant [verbalisant 7] is gereden, daar zijn auto in de achteruit plaatste en op verbalisant [verbalisant 7] en de laserapparatuur inreed, op ongeveer 10 centimeter van de laserapparatuur stopte, en dat dit door [verbalisant 7] als zeer bedreigend werd ervaren. Zij hoorde ook onder meer dat verdachte tegen haar riep: “Ik zal vertellen dat ik je moeder in haar kankerkont neuk. Jij vieze hoer”. Ten slotte is vermeld dat nadat verbalisant [verbalisant 1] verdachte liet weten dat hij zou worden aangehouden en sommeerde dat hij zich diende om te draaien, verdachte agressief op [verbalisant 1] afliep. Om te voorkomen dat verdachte hem zou slaan heeft [verbalisant 1] vervolgens verdachte pepperspray in de ogen gespoten. Volgens het proces-verbaal heeft verdachte toen met zijn vuisten vier keer uitgehaald naar het gezicht van [verbalisant 1] , waarna laatstgenoemde opnieuw met pepperspray richting verdachte heeft gespoten. Vervolgens is vermeld dat verdachte het portier opende en dat daarop een worsteling tussen [verbalisant 1] en verdachte ontstond. Verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 6] en [verbalisant 3] kwamen toen ter plaatse. Nadat verdachte werd geboeid, begon hij te spugen tegen de dienstbus en richting [verbalisant 2] .
In een door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] opgesteld proces-verbaal is vermeld dat zij verdachte hebben overgenomen van collega’s en dat verdachte zich fysiek verzette tegen [verbalisant 4] en in de tegengestelde richting liep waarin verbalisanten hem trachtten te geleiden. Verbalisanten hebben verdachte in een dienstvoertuig gezet en ook daarin heeft verdachte zich verzet door zich zonder toestemming te gaan bewegen over de gehele achterbank. Verdachte riep vervolgens “kankerwouten” en begon om zich heen te spugen, aldus dit proces-verbaal.
De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen reden om te twijfelen aan deze processen-verbaal. De bij de rechter-commissaris gehoorde verbalisanten [verbalisant 7] , [verbalisant 6] , [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hebben aldaar nog eens bevestigd dat het proces-verbaal de correcte weergave van de gebeurtenissen op 15 augustus 2014 bevat. De ter terechtzitting getoonde filmbeelden beslaan slechts een klein gedeelte van alle gebeurtenissen en deze beelden maken naar het oordeel van de rechtbank niet dat niet van de processen-verbaal kan worden uitgegaan. Van schending van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is de rechtbank niet gebleken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen [1] wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 15 augustus 2014 in de gemeente Enschede [verbalisant 7] (BOA hij de Regiopolitie Twente) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een personenauto met hoge snelheid in de richting van die [verbalisant 7] gereden en heeft vervolgens op zeer korte afstand van die [verbalisant 7] zijn personenauto tot stilstand gebracht;
2
op 15 augustus 2014 in de gemeente Enschede opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [verbalisant 2] en [verbalisant 6] en [verbalisant 7]
en [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden ‘Kankerwijf” en “Kankerwouten” en ‘Hoerenzonen” en “Ik zal je vertellen, dat ik
je moeder in haar kankerkont neuk”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en in de richting van die [verbalisant 2] en [verbalisant 5] en [verbalisant 4] heeft gespuugd;
3
op 15 augustus 2014 in de gemeente Enschede, toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1] en [verbalisant 4] en [verbalisant 5] verdachte op verdenking van het overtreden van enig strafbaar feit op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vast hadden teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van Justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten politiebureau, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig in de richting van die [verbalisant 1] te lopen en vervolgens met gebalde vuisten in de richting van het lichaam van die [verbalisant 1] te zwaaien en te slaan en door te trekken en weg te lopen in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 180, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
bedreiging met zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
wederspannigheid, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, subsidiair te vervangen door 45 dagen hechtenis. Zij houdt daarbij enerzijds rekening met de ernst van de feiten en anderzijds met het tijdsverloop en het strafblad van verdachte, waarop slechts enkele oude veroordelingen staan. Verder is verdachte door zijn aanhouding gewond geraakt.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman is er sprake van een aanzienlijke overtreding van de redelijke termijn, terwijl dat tijdsverloop niet aan de verdachte of de verdediging kan worden tegengeworpen. Voorts dient er rekening gehouden te worden met artikel 63 Sr. Verdachte procedeert thans tegen Defensie in verband met zijn ontslag. Verder dient rekening te worden gehouden met de verwondingen die verdachte aan zijn confrontatie met de politie heeft overgehouden, wat ook blijkt uit de foto’s in het dossier. Ten slotte heeft verdachte aan de bewuste dag twee bekeuringen overgehouden. De raadsman concludeert dat de zaken kunnen worden afgedaan met toepassing van artikel 9a Sr., dus dat hem geen straf of maatregel wordt opgelegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich tegenover politieambtenaren die rechtmatig optraden beledigend uitgelaten en gespuugd, één van hen bedreigd en zich vervolgens ook proberen te onttrekken aan zijn aanhouding. Uit die gedragingen komt een grote minachting richting politieambtenaren en het gezag dat zij vertegenwoordigen naar voren. De rechtbank heeft overigens geen enkele aanwijzing dat de politieagenten in deze zaak incorrect of onverstandig zijn opgetreden, zoals door verdachte is gesteld. Het mag duidelijk zijn dat het gedrag van verdachte onacceptabel is.
Ten voordele voor verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat het onwenselijk lang heeft geduurd voordat deze zaak bij de rechtbank is aangebracht. Verdachte heeft hierdoor lange tijd in onzekerheid verkeerd over de afloop van de zaak. Ook is verdachte blijkens de door hem ingebrachte foto’s zelf gewond geraakt bij de aanhouding.
De rechtbank heeft verder, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr, rekening gehouden met een eerdere veroordeling van verdachte, te weten: het arrest van het gerechtshof Arnhem van 17 februari 2015, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Ten slotte houdt de rechtbank er rekening mee dat het strafblad van verdachte geen recente soortgelijke feiten vermeldt.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf van 60 uur, bij niet behoorlijk verrichten vervangen door 30 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 27 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: bedreiging met zware mishandeling;
feit 2: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 3: wederspannigheid, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
60 (zestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
30 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. A.M. den Dulk, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2018.
Mr. Jordaans is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 augustus 2014, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Op 15 augustus 2014 omstreeks 18:02 uur waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 1] , [verbalisant 7] , [verbalisant 3] en [verbalisant 6] in uniform gekleed en belast met een snelheidscontrole op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat 1] ter plaatse binnen de bebouwde kom van de gemeente Enschede.
Op deze weg geldt een maximum snelheid van 30 km/h en deze weg is voorzien van de
borden A l / E l ingevolge de bijlage 1 van het RVV 1990. Op datum en tijdstip voornoemd gaf ik, verbalisant [verbalisant 7] per portofoon door aan ons, verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 6] , dat de bestuurder van een grijze Audi personenauto voorzien van het kenteken [kenteken] vanaf de [straat 2] rijdende over de [straat 1] reed in mijn richting met een gemeten snelheid van 45 km/h.
Vervolgens gaf ik, verbalisant [verbalisant 1] , aan deze bestuurder een teken tot volgen,
waaraan hij gevolg gaf. Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 6] , deze bestuurder aangesproken en hem een hand gegeven en mij voorgesteld. Ik deelde hem mede dat hij was staande gehouden in verband met overschrijding van de maximum snelheid. Toen ik, verbalisant [verbalisant 6] , deze bestuurder had medegedeeld dat hij voor de genoemde gedraging een bekeuring kreeg werd hij erg boos en begon hij tegen mij te schelden. Hij schold mij uit voor kankerwijf. Zowel ik, verbalisant [verbalisant 6] , als verbalisant [verbalisant 2] hoorden dat deze bestuurder met enorme stemverheffing sprak. Wij hoorden dat deze bestuurder schreeuwde dat wij hoerenzonen waren en terroristen. Op het moment dat deze bestuurder tegen ons tekeer ging, stonden er aan de overzijde van de straat zeker vier personen mee te kijken en te luisteren. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , voelde mij erg beledigd en in mijn eer en goede naam aangetast, door de scheldwoorden die deze bestuurder naar mij met zeer hoge stemverheffing uitsprak. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , voel mij erg beledigd door de scheldwoorden als bovenomschreven welke deze bestuurder in mijn richting uitsprak.
Deze bestuurder is daar toen niet door mij, verbalisant [verbalisant 2] , aangehouden ter zake belediging van politieambtenaren, omdat ik met twee onbewapende BOA’s aanwezig was en trachtte de-escalerend op te treden.
Op 15 augustus 2014 omstreeks 18:08 zag ik, verbalisant [verbalisant 7] , dat deze bestuurder in mijn richting reed, zijn voertuig de parkeerplaats aan de [straat 1] opreed en zijn voertuig tot stilstand bracht voor de lasersnelheidsmeter. De afstand tussen de lasersnelheidsmeter en de achterzijde van zijn auto bedroeg ca. 10 meter. Vervolgens zag ik, verbalisant [verbalisant 7] , dat deze bestuurder zijn auto in de achteruit plaatste en met relatief hoge snelheid voor een korte afstand op mij en de laserapparatuur inreed. Hij stopte op een afstand van ca. 10 cm van de lasersnelheidsmeter. Uit dit rijgedrag maakte ik op dat deze bestuurder kennelijk erg boos was. Door deze manoeuvre van deze bestuurder voelde ik mij erg bedreigd. Ik had het gevoel dat deze bestuurder zowel mij als de snelheidsapparatuur omver zou rijden en merkte op dat deze bestuurder kennelijk erg boos was.
Vervolgens riep ik, verbalisant [verbalisant 7] , collega [verbalisant 1] via de portofoon op om bij mij te komen. De ontstane situatie voelde voor mij zeer bedreigend. De man stapte uit zijn voertuig en liep het aldaar gelegen winkelcentrum in. Hij had zijn voertuig geparkeerd in rechte lijn voor de snelheidsmeter, zodat waarneming door mij op dat moment niet mogelijk was. Ik, verbalisant [verbalisant 7] , heb vervolgens de lasersnelheidsmeter verplaatst opdat ik met de snelheidscontrole door kon gaan. Direct nadat collega [verbalisant 1] uit het zicht was zag ik dat deze bestuurder terugkeerde naar zijn auto. Hij schreeuwde tegen mij: “Ik zal je vertellen dat ik je moeder in haar kankerkont neuk. Jij vieze hoer.”
Door deze uitlatingen van deze bestuurder voel ik mij, verbalisant [verbalisant 7] , ernstig in mijn eer en goede naam aangetast. Ik vind dit een zeer ernstige belediging, te meer daar er zich op dat moment in gehoorafstand meerdere mensen zich bevonden. Ik heb vervolgens per portofoon wederom collega [verbalisant 1] verzocht om bij mij te komen. Vervolgens zagen wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 7] , dat deze bestuurder vooruit reed en aansluitend achteruit ging rijden en zijn voertuig voor de tweede keer op een afstand van maximaal 10 centimeter voor de lastersnelheidsmeter parkeerde.
Wij zagen toen dat deze bestuurder weer uitstapte en het bestuurdersportier open liet staan zodat ik, verbalisant [verbalisant 7] , wederom werd gehinderd in de uitvoering van mijn werkzaamheden.
Hierop ben ik, verbalisant [verbalisant 1] , van de dienstmotor afgestapt en sprak ik deze bestuurder aan. Ik vorderde dat hij onmiddellijk zijn voertuig zou verplaatsen. Hieraan voldeed deze bestuurder niet. Wij, verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 1] , zagen vervolgens dat deze bestuurder een dreigende houding aannam naar mij, verbalisant [verbalisant 1] . Ik stond op een afstand van ca. 1 meter van hem verwijderd. Omdat deze bestuurder geen gevolg gaf aan het door mij, verbalisant [verbalisant 1] , gegeven bevel om zijn voertuig te verplaatsen en beledigingen in onze richting bleef uiten en hij daarnaast aanstalten maakte om lopend te vertrekken heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , deze bestuurder medegedeeld dat hij door mij werd aangehouden.
Ik zei tegen deze verdachte: "Je bent aangehouden, omdraaien en handen tegen de
auto." Hieraan voldeed hij niet en nam een zeer agressieve houding aan naar mij,
verbalisant [verbalisant 1] . Ik, verbalisant [verbalisant 7] , heb onderwijl via de portofoon de collegae [verbalisant 2] , [verbalisant 6] en [verbalisant 3] opgeroepen om onmiddellijke assistentie te verlenen, daar ik de indruk had dat dit zou gaan escaleren.
Vervolgens zie ik, verbalisant [verbalisant 1] , dat deze verdachte, in plaats van zich om te draaien, op mij af kwam lopen met een fysiek agressieve houding. Ik zag aan zijn gelaatsuitdrukking dat hij opgefokt was en ik vermoedde dat hij geweld tegen mij zou gebruiken. Om te voorkomen dat ik, verbalisant [verbalisant 1] , door de verdachte zou worden geslagen heb ik direct mijn pepperspray getrokken en omdat verdachte mij zeer kort was genaderd, ik in motoruniform was gekleed en zelfs de helm nog op had, zonder waarschuwing vooraf aan de verdachte een stoot pepperspray afgegeven en gericht op zijn oog, als omschreven in de ambtsinstructie voor de politie. Gezien de snelheid van handelen van de verdachte had ik, verbalisant [verbalisant 1] , geen mogelijkheid meer om weg te komen.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat deze verdachte, die inmiddels was gepepperd, zijn ogen opende en beide handen tot vuisten balde en mij kennelijk toch weer te lijf wilde gaan. Hij stond op dat moment slechts een halve meter van mij af. Ik zag dat deze verdachte met veel kracht en vuur in zijn ogen mijn in mijn gezicht trachtte te stompen/stoten. Daartoe haalde hij met beide gebalde vuisten tenminste vier keer uit naar mijn gezicht. Ik kon door weg te duiken deze aanval pareren. Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , nogmaals mijn pepperspray gebruikt op de ogen van verdachte. Ook dit had geen enkel effect op verdachte. Hij bleef agressief naar mij toe. Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 7] , zagen aansluitend dat deze verdachte zich kennelijk aan zijn aanhouding trachtte te ontsnappen door in zijn auto te stappen. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , kon op het laatste moment deze verdachte beletten om in te stappen, waardoor een worsteling ontstond tussen mij, verbalisant [verbalisant 1] , en verdachte.
Ik zag en voelde dat de verdachte mij vastgreep aan mijn helm, en mij tegen zijn auto aandrukte. Ik wist mij los te wringen waarop ik, verbalisant [verbalisant 1] deze verdachte twee vuistslagen in zijn gezicht heb gegeven. Ik voelde mij ernstig bedreigd door het gedrag en de handelingen van deze verdachte. Hij wilde weer in zijn auto stappen. Ik heb de portier van zijn auto gesloten en ik trachtte hem tegen de grond te werken. Op dat moment kwamen wij, verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 6] en [verbalisant 3] ook ter plaatse. Hierop hebben wij, verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] de aangehouden verdachte tegen de grond gewerkt. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb de verdachte medegedeeld dat hij was aangehouden ter zake belemmering van een ambtshandeling, belediging en verzet bij aanhouding.
Verdachte bleef tijdens zijn aanhouding schelden en tieren en beledigen met de woorden als bovenomschreven. Met veel kracht is door ons verbalisanten de verdachte de handboeien aangelegd. Dit had te maken met de forse tegenwerking van de verdachte. Nadat de verdachte de handboeien waren aangelegd hebben wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , de verdachte rechtop gezet en met de voorzijde van zijn lichaam tegen de politiebus geplaatst. Hierop schraapte de verdachte zijn keel en spuugde hij kennelijk met alles wat hij in zich had, tegen de voorruit van de politiebus. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb verdachte gewaarschuwd dit niet weer te doen. Hij schraapte nogmaals zijn keel en spuugde nogmaals met volle overtuiging over de voorruit en de motorkap van die dienstbus. Hierop hebben wij, verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , de verdachte weer tegen de grond gewerkt. Toen de verdachte weer op de grond lag heeft hij meerdere keren van zich af gespuugd waarbij ook in mijn, [verbalisant 2] , richting.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , voel mij door de uitingen van verdachte, gedaan in mijn richting, in mijn eer en goede naam aangetast. Ik ben diep beledigd door verdachte. Ik, verbalisant [verbalisant 7] , voel mij diep beledigd in mijn eer en goede naam aangetast door de scheldwoorden en verwensingen welke verdachte naar mij heeft geuit. Ten tijde van deze scheldwoorden en verwensingen welke verdachte naar mij heeft geuit. Ten tijde van deze scheldwoorden was er inmiddels zeer veel publiek op korte afstand van ons.
2.
Wij, verbalisanten [verbalisant 4] , hoofdagent van politie, en [verbalisant 5] , agent van politie, verklaren het volgende:
Op 15 augustus 2014 om 14.00 uur waren wij, verbalisanten, belast met de surveillance dienst te Enschede. Wij reden in een opvallend dienstvoertuig en waren in uniform gekleed. Omstreeks 18.30 uur werd er door ons meldcentrum gemeld dat er gebeld was dat er een politieagent aan het vechten zou zijn op het [straat 3] . Ter plaatse zagen wij dat de collega’s met een geboeid persoon op de grond lagen. Wij zagen dat er veel omstanders aanwezig waren. We hebben hierop de verdachte overgenomen van deze collega’s. Wij hoorden dat de man verbaal zeer agressief was. Verbalisant [verbalisant 5] had de verdachte vast. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , nam de verdachte over zodat ik, [verbalisant 5] , de man kon fouilleren. De verdachte was nog steeds niet rustig en begon harder en agressiever te schreeuwen. Tevens begon hij zich fysiek meer te verzetten tegen mij, [verbalisant 4] . Wij voelden dat het verzet bestond uit het lopen in de tegengestelde richting, waar wij hem wilde hebben. Ik, [verbalisant 5] , zette de verdachte tegen het dienstvoertuig om hem onder controle te krijgen. Daarna werd hij in het dienstvoertuig geplaatst. Ik, [verbalisant 5] , heb plaats genomen naast de verdachte. De verdachte begon zich te verzetten achter in het dienstvoertuig. Wij zagen en voelden dat het verzet bestond uit het bewegen over de gehele achterbank. De verdachte begon ons te beledigen voor “kankerwouten”. Tevens begon de verdachte om zich heen te spugen, zijn spuug was vermengd met bloed. Ik, [verbalisant 5] , heb de verdachte gewaarschuwd maar daar voldeed de verdachte niet aan. In het arrestantencentrum bleef verdachte verbaal agressief.
3.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 februari 2018, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 15 augustus 2014 heb ik in Enschede mijn auto achterwaarts geparkeerd tegenover een flitsapparaat. Ik heb “kankerwouten” tegen de politie geroepen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met registratienummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.