ECLI:NL:RBOVE:2018:603

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
C/08/212978 / KG-ZA 18-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing executoriaal beslag afgewezen in kort geding

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een vordering ingesteld tot opheffing van het executoriaal beslag dat door gedaagde, wonende te [woonplaats], op zijn auto was gelegd. De achtergrond van het geschil ligt in een eerdere veroordeling van eiser door de kantonrechter op 15 augustus 2017, waarbij hij werd verplicht om binnen veertien dagen het binnendakscherm van de auto te herstellen. Eiser heeft deze verplichting niet nagekomen, wat heeft geleid tot de verbeurdverklaring van dwangsommen. Gedaagde heeft op 4 december 2017 beslag gelegd op de auto van eiser om deze dwangsommen te incasseren.

Eiser stelt dat hij door overmacht, in de vorm van een lange levertijd van het benodigde onderdeel, niet in staat was om tijdig aan de veroordeling te voldoen. Hij beroept zich ook op een afspraak met gedaagde van 21 augustus 2017, waaruit zou blijken dat gedaagde geen aanspraak zou maken op de dwangsommen. Gedaagde daarentegen voert aan dat eiser wel degelijk in gebreke is gebleven en dat er geen sprake is van overmacht.

De voorzieningenrechter overweegt dat eiser de veroordeling niet is nagekomen en dat de dwangsommen terecht zijn verbeurd. De rechter concludeert dat er geen misbruik van recht door gedaagde is en dat eiser had moeten anticiperen op de gevolgen van zijn veroordeling. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 818,00 zijn begroot. Het vonnis is uitgesproken op 13 februari 2018 door mr. A.E. Zweers in Almelo.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/212978 / KG-ZA 18-14
Vonnis in kort geding van 13 februari 2018
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
verder te noemen: [eiser] ,
advocaat mr. P.P.J.T.M. Seelen te Vriezenveen,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde] ,
advocaat mr. M.A. Schuring te Almelo.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.2 De feiten

[gedaagde] heeft in november 2015 een [auto] gekocht van [eiser] . De binnendakschermen van de auto werkten niet naar behoren, in die zin dat de schermen niet konden worden gesloten.
Bij vonnis van 15 augustus 2017 is [eiser] veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot deugdelijk herstel van het binnendakscherm op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag voor iedere dag dat [eiser] met de nakoming van dit vonnis in gebreke blijft tot een maximum van € 1.500,00.
2.3.
Het vonnis is op 4 oktober 2017 betekend aan [eiser] .
2.4.
Het binnendakscherm is niet tijdig hersteld.
2.5.
Op 4 december 2017 heeft [gedaagde] executoriaal beslag laten leggen op de [auto] van [eiser] teneinde de dwangsommen te incasseren.

3.Het geschil

[eiser] vordert - samengevat - de opheffing van het namens [gedaagde] gelegde executoriale beslag, met onmiddellijke ingang, althans vanaf de dag van de betekening van het in dezen te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of een gedeelte van een dag dat [gedaagde] hiermede in gebreke zal zijn, en [gedaagde] te verbieden om het vonnis van 15 augustus 2017 (verder) te executeren op straffe van een dwangsom van
€ 2.000,00 per keer dat [gedaagde] met de nalevering van dit verbod in gebreke zal zijn, een en ander uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
[eiser] legt - kort gezegd - aan zijn vorderingen ten grondslag dat er sprake is van overmacht, omdat het binnendakscherm als gevolg van de lange levertijd niet tijdig kon worden hersteld. Tevens beroept [eiser] zich op een tussen partijen gemaakte afspraak van 21 augustus 2017. [eiser] stelt dat [gedaagde] misbruik van recht maakt door desondanks de verbeurde dwangsommen te eisen.
[gedaagde] voert verweer, strekkende tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] .
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het spoedeisend belang is een gegeven, gelet op de aard van het gevorderde.
Bij een executiegeschil als het onderhavige kunnen geen inhoudelijke bezwaren tegen de executoriale titel aangevoerd worden, behoudens die welke nopen tot het oordeel dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. Volgens [eiser] is hiervan in dit geval sprake, omdat tijdig herstel van het binnendakscherm als gevolg van overmacht niet mogelijk was. [gedaagde] daarentegen stelt zich op het standpunt dat de dwangsommen zijn verbeurd, omdat het binnendakscherm niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis van
15 augustus 2017 is vervangen door [eiser] en er geen sprake was van een situatie waarin nakoming onmogelijk was. De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent als volgt.
Het staat vast dat [eiser] de veroordeling uit het vonnis van 15 augustus 2017 niet is nagekomen. Het binnendakscherm is niet binnen veertien dagen na de betekening van dat vonnis hersteld. Het vonnis is op 4 oktober 2017 aan [eiser] betekend, zodat de dwangsom van € 100,00 per dag verschuldigd is geworden vanaf 19 oktober 2017 en is opgelopen tot het maximum van € 1.500,00. [eiser] dient derhalve wegens verbeurde dwangsommen
€ 1.500,00 aan [gedaagde] te betalen.
4.4.
Van een situatie waarin [gedaagde] misbruik van zijn bevoegdheid maakt door tot executie van het vonnis van 15 augustus 2017 over te gaan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.
[eiser] is in de procedure bij de kantonrechter verschenen en heeft het vonnis ontvangen. Het vonnis is aan hem betekend. [eiser] wist derhalve dat hij het binnendakscherm tijdig moest vervangen op straffe van verbeurte van een dwangsom. Indien [eiser] het verbeuren van dwangsommen had willen voorkomen, dan had hij ofwel sluitende nadere afspraken met [gedaagde] moeten maken ofwel een vordering tot opheffing, schorsing of vermindering van de dwangsom moeten instellen bij de rechter die de dwangsom heeft opgelegd.
[eiser] stelt dat hij een binnendakscherm heeft besteld, maar dat hij door de lange levertijd daarvan in een situatie van overmacht is komen te verkeren. Dat de lange levertijd een situatie van overmacht in absolute zin oplevert, in die zin dat het onmogelijk was om tijdig in het bezit te komen van een dergelijk scherm, is niet gebleken. Als [eiser] meende dat het voor hem onmogelijk was binnen de gestelde termijn aan de veroordeling te voldoen, had het op zijn weg gelegen om -vóórdat hij een dwangsom zou gaan verbeuren- opheffing van de dwangsom of opschorting van de looptijd te vorderen. Artikel 611d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering biedt die mogelijkheid.
[eiser] heeft nog aangevoerd dat hij op 21 augustus 2017 met [gedaagde] een afspraak heeft gemaakt. Die afspraak kwam er op neer dat [eiser] de spullen zou bestellen en [gedaagde] zou bellen als ze binnen zouden zijn voor reparatie. Dat die afspraak is gemaakt staat wel vast, nu het [gedaagde] is geweest die deze afspraak op 21 augustus 2017 schriftelijk heeft bevestigd. In die bevestiging heeft [gedaagde] echter met zoveel woorden opgenomen dat [eiser] tot
29 augustus 2017 (veertien dagen na het vonnis) de tijd had om dit te regelen, dit onder verwijzing naar de dwangsom van € 100,00 per dag. Dat [gedaagde] geen afstand deed van zijn aanspraak op dwangsommen volgde ook uit het betekeningsexploit van 4 oktober 2017. Het moet [eiser] toen ook duidelijk zijn geworden dat het [gedaagde] ernst was en dat er geen sprake (meer) was van een afspraak die [eiser] opnieuw tijdsruimte gaf.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] gerechtigd is om tot invordering van de verbeurde dwangsommen over te gaan. De voorzieningenrechter ziet geen reden om het executoriaal beslag op te heffen.
De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 291,00
- salaris advocaat € 527,00
Totaal € 818,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
wijst af de vorderingen van [eiser] ,
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op
€ 818,00.
5.3
verklaart onderdeel 5.2 van dit dictum uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2018 in aanwezigheid van de griffier.